mende ongunstige bedenkingen, evenwel ten slot betuige: ‘'er is veel fraais, dat meesterlyk uitgevoerd is, in deezen Roman!’ Uit die verscheidenheid van characters ontstaat ook eene aanmerkelyke verscheidenheid van onderwerpen die op verschillende manieren voorgedraagen, of uit verschillende gezigtspunten beschouwd worden, het welk deezen Roman te leerzaamer maakt; te meer daar veelen deezer onderwerpen, met betrekkinge tot het Burgerlyke en Godsdienstige, zo voorkomen, dat ze den Leezer aanleiding geeven en als opwekken, om zelven verder te denken, en 'er gevolgen uit af te leiden. Men mag derhalven deeze Historie van den Heer Willem Leevend, met het hoogste regt, in veeserleie opzigten, leerzaam noemen; en derzelver leezing als nuttig en aangenaan aanpryzen. Dan, als men dezelve der Jeugd in handen geeft, is het, onzes agtens, raadzaam, haar wel ernstig onder 't oog te brengen dat ze, om de mispassen, door dien Heer begaan, te vermyden, ten naauwste op haare hoede behoort te zyn, tegen de eerste beginzels van een verkeerd gedrag; en ztg vooral te wagten van verschooning te zoeken in 't opvolgen van haare
zwakke zyde. Zulks wenschten
we wel, dar, inzonderheid ten opzigte van het character van den Heer Willem Leevend, in deeze Historie, wat meer in agt genomen ware. Men kan deswegens naauwlyks te omzigtig zyn, daar veelen zo ligtlyk overhellen, om zig, uit hoofde van hun zwak, (daar ieder tog, gelyk men zegt, zyn zwak heeft,) in deeze en geene verkeerde bedryven, vry te pleiten, en daardoor den grondslag te leggen, tot verdere afwykingen; doordien hun zwak ligtlyk ongemerkt tot eene overheerschende neiging en gezette hebbelykheid kan overslaan. Bedenkingen van die natuur zyn ons, onder 't leezen deezer Historie, maar al te dikwils voorgekomen; en wy zien, met genoegen, dat dit misbruik, 't welk 'er van gemaakt zou kunnen worden, in 't slot van 't achtste Deel, of de Bedenkingen door den Heer Willem Leevend der Gravinne Henriette van B. toegezonden, vry wel tegengegaan wordt; doch het komt, vreezen wy, voor veelen wat laat, en 't loopt gevaar, van na 't eindigen der Historie overgeslaagen te worden.