| |
Verhandelingen, uitgegeeven door het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen te Vlissingen. Elfde Deel. Te Middelburg, by P. Gillissen, 1786. Behalven het Voorwerk, 508 bladz in gr. octavo.
Eene beantwoording eener prysvraage, betrekkelyk den Scheepsbouw, is het eerste stuk 't welk ons dit Deel levert. De vraag luidt: ‘Hoe groot moet de cirkelboog zyn van het Voorschip of de zoogenaamde Boeg, indien dezelve zal geschikt zyn, om het water zagt te klieven, tot bevordering van eenen vaardigen voortgang, en teffens bestand te weezen, om het te diep inzinken der zwaarte van schip en lading, door de drukkende kracht der byftaande zeilen, voor te komen? En, hoe groot moet de Boog van het geheele Scheepslichaam zyn, op de lyn van het nêergeladen schip, ter bevordering van het spoedig wenden, zoo wel voor den wind als door den wind?’ - Op deeze Prysverhandeling van den Scheepsbouwkundigen Ingenieur, M. Garnier de St. Julien, die ervaren Scheepsbouwers met genoegen nader zullen overweegen; volgt eene andere Prysverhandeling raakende de Geneeskunde, in welke Dr. J. Petersen Michell den beoefenaaren deezer weetenschap, met eene
| |
| |
oordeelkundige opmerkzaamheid, de behulpzaame hand biedt, ter nadere kennisse en behandelinge der Febres Catarrhales. Zyne Verhandeling naamelyk strekt tot een Antwoord op de Vraag: ‘Wat is 'er tot nog toe in de Nederlandsche taal over de Febres Catarrhales, welke sedert eenige jaaren zich meer dan voorheen in deze Landen vertoond hebben, geschreven, en, wat ontbreekt 'er aan? Welke zyn haare gewone kentekens, loop, symptomata en complicatien? Zyn 'er eenige redenen te ontdekken, waaruit blyken kan, waarom deeze ziekte meer dan voorheen plaats heeft ? Welke is haare veilige en zekere geneezing in alle haare onderscheidene soorten?’ - Benevens die twee Prysverhandelingen, behelst dit Deel nog etlyke stukken, die ons eene verscheidenheid van onderwerpen ontvouwen.
De Professor Honorarius P. Hofstede behandelt hier, in 't breede, het verschil over de waare kleur van den edelen of bybelschen Sorekwyn; en toont, met eene uitgebreide lecture, geleerdlyk, dat de bewyzen, welken men aanvoert, ter beweeringe van deszelfs ligt-geele koleur, op verre na niet gewigtig zyn; en dat alles veeleer zamenloopt om te stellen, dat dezelve van eene purper-roode koleur geweest zy. By die gelegenheid toont zyn Hooggeleerde ook uitvoerig, dat (wat 'er ook zy van de berigten der Reizigers, nopens den hedendaagschen wynteelt in Canaan, als leverende meerendeels witten of ook geelen (Rhynsagtigen) wyn, en slegts spaarzaam rooden wyn,) dat egter oudtyds de roode wyn, in Canaan, niet alleen de overvloedigste, maar ook de edelste of uitgeleezenste, geweest is. Het naspooren deezer byzonderheid dient, tot het leggen van een grondslag voor eene volgende Verhandeling, welke de Hoogleeraar staat af te geeven, ter nadere ophelderinge van Jacobs voorzegging nopens Juda, Gen. XLIX. n, 12.
Eene volgende Verhandeling van den Eerwaarden P. Nieuwland behelst een beknopt onderzoek of alle mogelyke en middelyke wegen, tot inwinninge der Jooden, reeds zyn aangewend van den kant der Christenen, dan, of 'er met nog een mogelyk middel overblyft? Ouze Haagsche Leeraar is van oordeel, dat 'er nog één middel zy, 't welk men of niet beproefd, of ten minste niet behoorlyk werkftellig gemaakt heeft; en van welks aanwending by nog al gunstige gedagten voedt. Te weeten: ‘eene algemeene Kerkelyke vergadering, uit Christen- en Jood- | |
| |
sche Leeraars samengesteld, met de noodige vereischten, door hoog gezag belegd.’ - Hy bevroedt wel, dat zommigen ligtlyk zullen denken, men heeft al een en anderwerf hier van de proef genomen, en de vrugtloosheid van zodanige zamenspreekingen ondervonden; oogende op het geen, volgens het verhael van Nicephorus Callistus (L. VII. Hist. Eccl. C. 36.) kort na de Godsdienstverandering van Keizer Constantinus te Rome in 't werk gefteld zou zyn; mitsgaders op het voorgevallene, zo men wil, in den jare 1650, in de nabuurschap van Buda in Hongarye. Dan zyn Eerwaerde verwerpt het eerste als volstrekt ongeloofwaerdig, en wat het latere betreft, het komt hem mede niet zeer aannemelyk voor: maar echter durft hy het verhaal, om reden, niet geheel wraaken. Edoch, met het erkennen van dit voorval, vind hy zich niet gedrongen, de nutloosheid zyner beoogde Kerkelyke Vergaderinge toe te staan: vermids het blykbaar is, dat de vrugtloosheid dier byeenkomste, volgens dat verhaal, grootlyks toegeschreeven moet worden, aan 't onbezonnen verkeerde gedrag der Roomsche Geestlyken, die de Jooden tot het bygeloovige der Roomsche Kerke wilden overhaalen. Zyn Eerwaarde belooft zich enigzins, van eene betere inrichting en handelwyze; een gunstiger uitslag. Dit doet hem een breedvoeriger berigt geeven van zyne beoogde Vergadering, met
aanwyzinge hoe dezelve, zynes oordeels, gesteld behoorde te zyn, om 'er zich iets goeds van te belooven; 't welk hy voorts van eenige aanmerkingen, tot dit onderwerp betrekkelyk, vergezeld doet gaan. - 'Er is in dat voorstel, van welks uitvoering wy zo gunstig niet kunnen denken, als zyn Eerwaarde doet, iets dat onze aandagt byzonder getrokken heeft, en waarvan wy de in 't werkstelling van ganscher harte zouden wenschen; iets het geen zyn Eerwaarde met regt aanziet, als een weezenlyk stuk, dat men in dit geval boven alles in 't oog moest houden.
‘Men zoude, zegt by, zich stiptelyk moeten bepaalen, en, zonder regts of links af te wyken, by die bepaaling blyven, om niet het een of ander byzonder samenstel van den Christen God dienst te doen zegenpraalen, maar eenig en alleen op oog en hart houden, de algemeene, van alle Christenen eenstemmig erkende, historische en leerstellinge waarheden, betreffende de komste, hoofdeigenschappen, en het groote doelwit van het Messiasschap, het waare verstand der Godspraaken, en de
| |
| |
onbetwyfelde vervulling van dezelve in den persoon van onzen Massias, Jezus van Nazareth; trachtende tevens de klaar voorgestelde, en naar hun vermoogen aangeklemde, tegenbedenkingen der Jooden te wikken, te wegen, en, was 'er mogelykheid op, geheel uit den weg te ruimen.’ - Het vervaardigen van een Christelyk Godgeleerd Zamenstel van die natuur, waarin, met ter zyde ligging van alle byzondere zamenstellen, verklaard en ontvouwd werd, de algemeene van alle Christenen eenstemmig erkende Leer, nopens de hier opgenoemde stukken, zou ongetwyfeld van zeer veel nut kunnen zyn voor de Christelyke Kerk; en 't zou dus, hoe men anders ook moge denken over die beoogde Kerkelyke Vergadering, der moeite wel waardig zyn zodanig een Geschrift te bearbeiden, hoedanig iets toch in gereedheid behoorde te zyn, eer men veroere maatregelen tot zulk eene Vergadering name. Veelligt zou de Eerwaarde Nieuwland, die dit onderwerp opzetlyk doorgedagt heeft, één der geschiktsten zyn, om der Christen-Kerke, ten minste, een provisioneel plan van zulk een Christelyk Godgeleerd Zamenstel te leveren.
Voorts ontmoeten we hier eene Verhandeling van den Eerwaarden G. Kuipers, in welke hy, opgemerkt hebbende, dat men maar al te dikwils onbedagtzaam handelt, in 't verklaaren der Bybelbladeren, uit de berichten der Reizigers, 't 'er op toelegt, om aan te toonen wat men daaromtrent te betragten en te vermyden hebbe. Zyn Eerwaarde geeft hier deswegens verscheiden oordeelkundige bedenkingen aan de hand, die weezenlyk kunnen strekken, om het misbruik van deeze soort van Uitlegkunde te keer te gaan, en derzelver recht nuttig gebruik te bevorderen.
By deeze Verhandelingen komen nog eenige Stukken, raakende de Natuurlyke Historie, te weeten: Eene beschryving van de Malaksche Tin-erts, en derzelver Mynen, door Dr. M. Houttuyn, dienende tot een vervolg zyner voorheen verleende beschryving van eenige Oostïndische Tin-ertzen. - Waarneemingen over de voortteeling van de zoetwater Raderdiertjes, door J. Watervliet, welke deeze diertjes, geduurende twee jaaren, met alle naauwkeurigheid gadegeslaagen heeft. Hy houdt ze tot nog, naar alle waarschynlykheid, voor eigenlyke Hermaphroditen, en verleent ons, met eene nevensgaande afbeelding, eene juiste beschryving van deeze diertjes, van
| |
| |
hunne herkomst uit de eitjes af, tot dat zy den staat van volkomenheid bereikt hebben, zo ver hy zulks met alle mogelyke oplettendheid heeft kunnen naspeuren. - Eene Verhandeling over het Grond-Ys, door den Eerwaarden J.F. Martinet, waarin hy het gemeene denkbeeld, nopens het vormeeren van het zogenaamde Grond-Ys op den grond der rivieren, of den bodem van groote wateren, ten bondigste tegengaat. Hy toont naamlyk, door ontegenzeglyke proeven, ten duidelykste, dat het, by vriezend weer, op den bodem deezer wateren niet kouder is, dan op derzelver oppervlakte, maar integendeel; en dat 'er dus geene Ysvormeering op den bodem plaats kan hebben, terwyl de oppervlakte des Waters, en de bovenstaande kolom van Water, zo als men wil, onbevroozen blyft; moetende altoos al het Water, dat boven is, genoegzaam bevroozen zyn, eer 'er op den bodem Ys gevormd wordt. Zie hier zyne verklaaring der vorminge van het zogenaamde Grond-ys; 't welk men niet in stille, maar in beroerde, Wateren en snelstroomende Rivieren aantreft.
‘Wanneer 'er eene scherpe vorst schielyk, vooral met eenen doorwaaienden Oostenwind opkomt, poogen wel de Wateren, volgens de gewoone wyze, toe te gaan; maar derzelver beroering, 't zy door den snelvlietenden stroom, 't zy door den Wind, veroorzaakt, belet de geregelde formeering der Ysplaatjes, Ystakjes enz., die men in een glas met Water kan zien geformeerd worden. In weerwil deezer verhinderingen, werken egter de vriesdeelen der lugt, op de oppervlakte der Wateren, steeds voort: dan ze formeeren, deeze rustloos zynde, en geene Ysbelegging duldende, wegens de telkens veranderende gevolgen, slegts kleine Ysschilfers of dunne Ysplaatjes. Deeze, zich niet kunnende boven houden, noch sterk toeneemen, worden, door de golven of de beweeging der Wateren, telkens om en om geslagen. Alle Ysschilfers kenteren dus, raaken onder elkanderen, worden naar de diepte gedreven, en, door de voortgaaude bekoeling der Wateren, onder derzelver oppervlakte niet outdooid. De Vorst en Wind aanhoudende, vermeerderen deeze Ysschilfers by millioenen. Alles wat zy onder Water aantreffen, grypen zy aan, en hegten 'er zich aan vast: schoenen, schulpen, steenen, zand, touwen, netten, schuiten, niets blyst vry. Zo dra nu de Wind bedaart, en 'er eenige stilte komt, of deeze Ysplaatjes in een onuoemelyk getal vermenigvul- | |
| |
digd zyn, en zich of vereenigd hebben, of grooter geworden zyn, schieten zy naar boven, gelyk de luchtbellen in eene ziedenden pot. - De Zee schynt dan te kooken. Het Grond-ys, zegt men dan, schiet op. En dit verschynsel heeft ongetwyffeld alleen aanleiding gegeven, tot den waan, dat deeze soort van Ys op den grond der Wateren geformeerd wordt. Zeer ras is dan de Zee, als met een dunne pap, met een stremsel belegd, niet anders zynde dan dunne Ysschilfers, welke onze Zeelieden Kis noemen. Weinig tyds is 'er noodig, om de bovensten tot eene algemeene korst, of eene doorgaande wel vereenigde schots te
vormen. Dus bevriezen
alle woelende Zeeën, alle loopende Stroomen en Rivieren; hierin verschillende van stilstaande Wateren, die stil toe gaan, en gelykelyk bevloerd, of met eenen eenvormigen korst van Ys, dat onze Zeelieden Beleg-ys noemen, overdekt worden.’ - Deeze verklaaring doet de Eerwaarde Martinet voorts dienen ter ophelderinge van alle zodanige byzondere verschynzelen, waar uit men het vormeeren van Ys op den bodem der Wateren heeft willen afleiden.
Wyders behelst dit Deel nog eene, den beoefenaaren der Wis-en Rekenkunde zeer nuttige, nieuwe handleiding Om den Logarithmus voor eenig gegeeven getal naauwkeurig te vinden tot veertien Letteren boven den Index; benevens eene Tafel der Kunsttallen voor 1000000 - 1001000 berekend door den Heer Griffier Mr. K.K. Reitz. En laatstlyk een Geschrift van Dr. S. de Wind, dat den Heelkundigen te stade kan komen; zynde een vervolg op zyne voorige Verhandeling over den Polypus of slymprop. Daarnevens gaat eene afbeelding van een daar aan nog ontbreekend Werktuig, ter afbindinge van alle soorten van Polypi, welke onder het bereik der vingeren vallen, doch te ver van de hand zyn, en in te veel verengde holtens hunne zitplaats genomen hebben, om door een slappen draad te kunnen omvat worden; met bygevoegde Aanmerkingen.
|
|