Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1786
(1786)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 111]
| |
Verzameling van Verhandelingen over verschillende Natuurkundige Onderwerpen, door j. ingenhousz, M.D. Hofraad en Lysarts van zyne Keizerlyke en Koninglyke Maj. enz. Vertaald door j. van breda, M.D. Raad in de Vroedschap en regeerend Schepen te Delft, enz. Tweede Deel. In 's Gravenhage by J. van Cleef, 1785. Behalven het Voorbericht. 446. bl. in gr. octavo.Dit tweede Deel behelst een zestal van Verhandelingen, uiet min merkwaardig dan de Stukken in het eerste Deel vervat, waarvan wy onlangs verstag gegeeven hebbenGa naar voetnoot(*): weshalven de Liefhebbers van natuurkundige navorschingen te over reden zullen vinden, om deswegens voldaan te zyn. - In de eerste plaatze wordt ons hier geleverd een korten inhoud van het Leerstelzel van den Heer Franklin, betreffende de Electriciteit; waar in het beloop van dat Stelzel, het welk men dagelyks nog meer en meer, door aanhoudende proeven, bevestigd ziet, beknoptlyk wordt voorgedraagen; en wel op zodanig eene wyze, dat het tot eene geschikte handleiding kunne dienen, om zig een algemeen geregeld denkbeeld van de Electrische werkingen te vormen. - Tot eene breedere ontvouwing hiervan strekt eene volgende Verhandeling, door eene verklaaring der verschynzelen van den Electrophorus, geschikt naar de grondbeginzelen van het Franklynsche Leerstelzel, aan de hand te geeven. 't Is veelen naamlyk voorgekomen, dat de verschynzelen der Electrophore het Leerstelzel van Franklin, als daar mede niet overeenkomstig, uitermaate verzwakten, zo niet geheel in duigen deeden vallen. Dan de Heer Ingenhousz toont hier, na eene voorafgaande ontvouwing van verscheiden wetten, welken de verschillende beweegingen der Elektrieke Vloeistof schynen te volgen; dat die verschynzelen, wel verre van dit stelzel eenigzins te verzwakken, integendeel grootlyks dienen, om het zelve ten sterkste te bevestigen: het ontvouwen hiervan plaatst de voorige opgave van dit Stelzel, en ook daar door het Stelzel zelve, in een helder daglicht. - By deze twee Verhandelingen, die de Electriciteit betreffen, komt eene derde, welke ten onderwerp heeft, den aart der gedephlogisteerde lugt, de wyze om dezelve te verkrygen, en 'er gebruik van | |
[pagina 112]
| |
te maaken ter geneezing van ziekten. De natuur- en geneeskundige Ingenhousz doet ons by den aanvang zien, hoe 'ergegronde, en door proefneemingen bevestigde, reden zyn, om te beweeren, dat het inademen van gedephlogisteerde lugt, in veelerleie ziekten, van uitsteekend veel dienst kan zyn. Zulks doet hem vervolgens, ter bevorderinge van het gebruik van dit hulpmiddel, gewaagen van de zelfstandigheden, uit welken men die lugt bekomen kan, en van de byzondere hoedanigheden dier lugt, op onderscheiden wyze, uit verschillende lichaamen getrokken; waar by nog komen byzondere aanmerkingen over de wyze, om gedephlogisteerde lugt uit Salpeter te trekkenGa naar voetnoot(*). Vervolgens ontvouwt hy ons de manier, om de gedephlogisteerde lugt gemaklyk te ademen, en dezelve te zuiveren van het lugtzuur, of de vaste lugt, met welke zy altoos belaaden wordt, na dat zy door de longen gegaan is: en eindelyk hegt hy hier aan een verslag van eene korte manier om de gedephlogisteerde lugt te toetzen. - Op deeze Verhandeling volgt eene vierde, gaande over den graad der gezondheid van de Dampkring-lugt in volle zee, vergeleeken met dien der lugt naby de Kusten, en verre van de Zee. In dezelve geeft de Heer Ingenhousz een naauwkeurig berigt van zyn daar omtrent gemaakte waarneemingen in Engeland, op eene reis van daar, door 't Kanaal, na Ostende, voorts door Braband en Vlaanderen na Holland, en verder na Parys. Alle zyne waarneemingen bevestigen eenpaarig het gunstige denkbeeld, dat men veelal van de Zeelugt voedt; daar 't alleszins blykt, dat de Dampkring-lugt, in volle zee en aan de Kusten, gezonder is, dan in het hart van 't Land, verre van de Zee. Ieder deezer Verhandelingen vordert, met volle regt, de | |
[pagina 113]
| |
opmerkzaamheid der Natuuronderzoekeren; maar zulks mag vooral, in den sterksten zin, gezegd worden van de daaraan volgende vyfde Verhandeling, als welke eene nieuwe ontdekking aanbiedt, die der verdere navorschinge aanbevolen blyft: ze betreft de zogenaamde Groene Stof van den Heer priestley. - Toen de Heer Priestley, naamlyk, ontdekte, dat 'er in water, inzonderheid in pompwater, aan de zonneschyn blootgesteld, eene groene stof gebooren wordt, welke eene ryke bron van zuivere gedephlogisteerde lugt is, of welke, ten minste, de medewerkende oorzaak der voortbrenginge van die lugt is, was hy ten uiterste vlytig om deeze stoffe na te spooren. Zyne opmerkzaame waarneemingen leidden hem tot het denkbeeld, dat dezelve noch tot het Dieren- noch tot het Planten-ryk behoorde, maar een op zigzelve staande Weezen (substantia sui generis) was, dat met den algemeenen naam van Groene Stof benoemd moest worden: en hy hield ze voor eene uit het water nedergezonken stof, zonder werktuiglykheid, welke groen wordt, als zy aan de zon bloot staat: dan laatere navorschingen hebben den Heer Ingenhousz 'er geheel andere gedagten van doen vormen. - Zyn Ed. vermoedt, dat de Heer Priestley deeze stof al leen beschouwd heeft, toen zy reeds in een vry ver gevorderden staat was; dat hy daaruit dit zyn denkbeeld opgemaakt had, en 'er wel dra anders over gedagt zou hebben, indien hy zyne waarneemingen over den aart dier stoffe verder voortgezet hadde. ‘Indien de Heer Priestley, zegt hy, den voortgang van deeze stoffe, van derzelver eerste begin af, nagegaan had, en byaldien hy nauwkeurig alle de waarlyk verwonderlyke gedaante-wisselingen, welken zy trapswyze ondergaat, had gevolgd, zou hy waarschynlyk geheel anders over derzelver aart gedagt hebben; en ik twyfel niet, of hy zou geen zwaarigheid gemaakt hebben, dezelve (ten minste wanneer zy nog jong is) in den rang der weezens, die tot het Dieren-ryk behooren, te plaatzen: hy zou zelf (zo ik denk) genoopt geworden zyn te besluiten, dat zy trapswyze van het Dierenryk tot het Plantenryk overgaat, zonder nogtans volstrekt alle eigenschappen van derzelver eerste natuur te verliezen; en zo hy zyne waarneemingen, gelyk ik gedaan heb, geduurende geheele jaaren agtervolgd had, zou hy nog veel meer verwonderd geweest zyn te zien, dat deeze zelfftandigheid, na den grooten stap, van welken ik spreeke, gedaan te hebben, dat is te zeggen, | |
[pagina 114]
| |
wanneer zy in de daad in den rang der Planten is overgegaan, ten minste in den rang dier weezens is gekoomen, welke men tot nog toe onder het Plantenryk geschikt heeftGa naar voetnoot(*); dat zy, zeg ik, door eene zonderlinge omwenteling, (welke egter niet dan by zekere omstandigheden plaats heeftGa naar voetnoot(†)) op nieuw wederkeert tot het Ryk, uit | |
[pagina 115]
| |
het welk zy was voortgekoomen; en dat zy vervolgens ten tweedenmaale wederkeert tot den rang dier weezens, der Planten namelyk, welken zy verlaaten had.’ Van dit zonderlinge verschynzel, en deeze verwonderlyke gedaante-wisselingen, geeft de Heer Ingenhousz, in deeze Verhandeling, een uitvoerig verslag; met eene onderscheidenlyke melding van zyne waarneemingen op deeze stof, van derzelver oorsprong af tot op den verderen voortgang haarer gedaante-wisselingen; 't welk, in eene nevensgaande Plaat, door naauwkeurige afbeeldingen, ons ten duidelykste onder 't oog gebragt wordt. Zyn Ed. gaat dit onderwerp van alle kanten na, tragt het zelve, door de overweeging der byzonderheden, die 'er in voorkomen, op te helderen, en toont ons tot welke gevolgen deeze naspeuring aanleiding schynt te geeven. - De Heer van Breda bevestigt, in zyn Voorberigt, door herhaalde proeven, de waarneemingen van den Heer Ingerhousz, moedigt anderen aan, om dit Stuk door verdere proefneemingen nog nader op te helderen, en toont wat men hier omtrent in agt hebbe te neemen. Raakende het besluit dat men 'er uit op te maaken heest, laat hy zig, daar dit onderwerp nog een nader onderzoek vordert, voorzigtig aldus hooren. ‘Of deeze groene stoffe indedaad, by derzelver zonderlinge gedaante-wisselingen, van het Dieren tot het Planten-ryk overgaat, dan wel of dezelve, in haar begin duidelyk als dierlyk te kennen zynde, zich naderhand, schoon altyd dierlyk van aart blyvende, vorbergt onder de gedaante van een weezen, 't welk gerekend wordt onder de Planten te behooren, en 't welk men tot hier toe meende op de wyze der Planten te groeijen, zal ik niet beslissen; beide deeze denkbeelden zyn nog aan zwaarigheeden onderheevig, welke volgende Proeven misschien zullen ophelderen. Thans zoude ik niet vreetnd zyn van te denken, dat deeze Diertjes, welke de groene stoffe uitmaken, de zelfstandigheid, welke door linnaeus, Conferva rivularis, (gewoonlyk Flap geheeten,) genoemd is, en welke men onder de waterplanten gerangschikt heeft, voortbrengen: dat namelyk deeze Diertjes, in zekere omstandigheden en tydperken van hun leeven, zich wooningen vormen, welke de draatagtige holle buizen der Conferva zyn, en waarvan misschien de witte beweegende veezels de eerste aanleg zyn. - De groene couleur van deeze zogenoemde waterplant schynt alleen aan de couleur der Insecten van de groene stoffe, welke zich in de holligheid der buizen ont- | |
[pagina 116]
| |
houden, toe te schryven te zyn. Men ziet met een goed Microscoop de groene diertjes in de witte en op zichzelve geheel doorschynende buizen van de Conferva, en wanneer men eenige Conferva in gedestilleerd water bevoorens wel zorgvuldig gewasschen, in gedestilleerd water, waarin zich geheel geene Diertjes bevinden, verscheidemaal doorsnyd of kneust, zo dat veele buizen gebrooken worden, ziet men dat water met groene diertjes vervuld; zelfs zag ik meermaals, gelyk de Heer Ingenhousz dit ook heeft waargenomen, voor het Microscoop, de Diertjes uit de afgebrooken einden dier buizen uitvloeijen. Zy schynen dan leevenloos, althans men ziet ze als dan in den beginne geene dierlyke beweegingen verrichten; eenmaal echter meen ik gezien te hebben, dat deeze Diertjes, zo dra zy uit de buizen van de Conferva waren uitgekomen, zich begonnen te beweegen en te zwemmen.’ Eindelyk behelst dit Deel nog een aantal proeven met den Eudiometer van Fontana, welken toonen, dat verschillende soorten van water verschillende uitkomsten, by het toetzen van Dampkringlugt, te wege brengen, en de nuttigheid aanwyzen van ten allen tyde, tot die proeven, gedestilleerd water te gebruiken. Dezelven zyn genomen door den Heer van Breda, en door hem briefswyze voorgedraagen aan den Heer Ingenhousz, die ze vervolgens onderzogt, en op herhaalde proefneemingen bevestigd heeft; van waar hy 'er zig ook op beroept, in eene aantekening op de hier bovengemelde vierde Verhandeling, over de Zeelugt. - Ter dier gelegenheid maakt hy aldaar mede met lof gewag van den opgenoemden Eudiometer, of Lugtsgesteldheidmeter van Fontana; welken hy, benevens de Heer van Breda, insgelyks in eene aantekening op de derde Verhandeling, over den aart en het gebruik der gedephlogisteerde Lugt, ten sterkste aanpryst, als het allergeschiktste werktuig, dat tot hier toe bedagt is, om de mindere of meerdere zuiverheid der lugt met naauwkeurigheid te toetzen. - De Heer van Breda, die 'er in zyn Voorberigt mede het gunstigste getuigenis van verleent, bevestigt het zelve wel inzonderheid uit deeze zyne Proeven, ter oorzaa e van derzelver gelykvormige verschillende uitkomsten, in verschillende soorten van water. - ‘De bestendigheid, zegt hy, van deezen verschillenden invloed van onderscheiden water, op de uitkomst der toetzen van Dampkring-lucht, leevert, zo 't my voorkomt, een bewys op, van de zeekerheid der Proeven, welke met dit werk- | |
[pagina 117]
| |
tuig genoomen worden; want indien die Proeven onzeeker waren, het zy uit hoofde van het saamenstel van het werktuig zelve, of van de wyze der behandeling, of wel door eenige onwisheid uit de Niterlucht voortspruitende, gelyk sommige gedagt hebben, zou het onmooglyk zyn, dat het verschil van eenige weinige graden, het welk tusschen de Proeven, by welke de buis van den Eudiometer met Reegenwater, en die by welke dezelve met Putwater gevuld is, plaats heeft, bestendig en ten allen tyde, de Luchtcolom, welke na de vermenging der twee luchten overblyft, langer deed zyn, wanneer men Putwater, dan wanneer men Reegenwater gebruikt heeft.’ |
|