Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1786
(1786)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBedenkingen over de Schaarsheid van Zeevaarend Volk in het gemeen, en het verval onzer Nationaale Zeevaart in het byzonder. Door Mr. C. Titsingh. Te Amsterdam, by H.W. en C Dronsberg, 1780. In groot octavo, 50 bladz.By eene ons gedaane herinnering, dat wy in onze Letteroefeningen, wat vroeger of laater, geen gewag gemaakt hebben van deeze hier boven gemelde Bedenkingen, kwam zulks ons in den eersten opslag vreemd voor; doch op het nagaan hebben wy het zo bevonden. Vermoedelyk zal dit Stukje, al vroeg, hier of daar verlegd, voorts onder andere papieren geraakt, en dus in vergetelheid gekomen zyn. - Wat hier van zy, wy kunnen niet nalaaten dit verzuim te herstellen, door melding te maaken van een Geschrift, 't welk aanleiding gegeeven heeft tot eene den Lande zeer nuttige inrigting; waar door de Heer en Mr. Titsingh het ongemeene genoegen heeft van te zien, dat het door hem in dit Geschrift voorgestelde, by zyne Landzaaten, een gewenschten ingang gevonden hebbe. Het onderwerp, door hem behandeld, is ook zekerlyk van dien aart, dat het eene byzondere opmerking vordere, en bovenal wel verdiene, dat eene Natie, welke het grootste belang in de Zeevaart heeft, 'er haare aandagt op vesti- | |
[pagina 80]
| |
ge; als zynde niet minder, dan de oorzaaken van het verval en de middelen van herstel onzer Nationaale Zeevaart, of eigenlyk, zo als wy het liever zouden benoemen, van Nationaale Zeevaarende Persoonem. Onder de eerste telt hy voornamentlyk: ‘1.) Dat 'er veelal een kleinachting, zo geen verachting, door den tyd, aan het Zeevaaren by ons gehegt is: 2.) gebrek aan aanmoediging: 3.) slegt vooruitzigt voor de meesten.’ En dit heeft, gelyk zyn Ed. vooris opmerkt, zo zeer geen plaats omtrent Vreemden in onzen Zeedienst; want, ‘1.) de Zeedienst is onder hunne Landlieden eerder een titul van meerdere recommandatie: 2.) hen ontbreekt geen aanmoediging, om dat 'er door hen beter zorge gedraagen word van de hunnen tot dat werk op te leiden; en 3.) hun vooruitzigt is uit dien hoofde beter.’ Wy kunnen, zonder te breedvoerig te worden, het geheele redenheleid van den Auteur niet volgen; en zullen derhalve alleen maar eenige staaltjes van 's Mans gedagten, nopens dit gewigtige Stuk, overneemen; die op langduurige waarneemingen gegrond zyn, en waaromtrent hy byzondere gelegenheid gehad heeft, om dezelve te maken. De meesten neemen, volgens zyne o merking, dienst in hunne jeugd, als Jongens, zonder 'er behoorelyk toe opgeleid te zyn: en weinigen daar onder zyn Kinderen van voornaame Burgers, min nog van zeer aanzienlyke Familien. - Veelal zyn de besten hunner, Kinderen van misschien zeer braave, maar behoeftige, Ouders; wien het vermogen ontbreekt, niet alleen om hunne Kinderen eenig onderwys, hoe gaarne zy zulks wenschten, te kunnen laaten geeven, maar zelfs om ze te voeden en ordentlyk groot te brengen: de kommer en elenden, die zy met deeze Kinderen lyden, doet hen besluiten, dezelven, zo haast ze maar kunnen, zo als ze zyn, aan den Zeedienst over te geeven, om zig zelven te ontlasten, en hunnen Kinderen brood te verschaffen; hoopende, dat het hen wel moge gelukken. Een ander zoort zyn Kinderen van Ouders, waarvan, zo wel Vader als Moeder, om bestaan voor het talryk en behoefrig Huisgezin to vinden, verpligt zyn, den ganschen dag uithuizig te moeten weezen. Deeze Kinderen zyn als geabandonneerd, loopen op de straaren zwerven, of, zo zy al ter school, of op ambagten, besteld worden, missen de gednurige nodige toezigt hunner Ouderen, om hen hunnen plicht vlytig te doen waarneemen: zy groeien op, zonder iets wel geleerd te hebben, of hun zogenaamd Ambacht te verstaan: | |
[pagina 81]
| |
en dus, op zyn best, ten halve geschikt, om de kost te winnen, agt men 't, om verder sukkelen voor te komen, raadzaamst, hen aan den Zeedienst over te geeven. Hierby komt nog een derde soort, bestaande uit zekere stoute, slegte gasten, ongehoorzaame jongens, welken door de welmeenendste Ouderen zelven niet in tugt gehouden of geregeerd kunnen worden; die het daarom best oordeelen zorg te draagen, dat zy maar van den wal en van verleidend gezelschap afraaken, op dat men 'er geene droefheid of schande van hebbe: en zy geeven hierop decze ongeschikte jongens, welken niets hebben willen leeren, aan den Zeedienst over. ‘Zo dit,’ zegt de Heer en Mr. Titsingh, ‘maar al te veel het geval is, gelyk het is, van verre de meesten, die als jongens dienst neemen, is het dan te verwonderen, dat aan den Zeedienst zekere verachting gehegt word, en dat dezulke, by verder jaaren, niet worden gevordert tot den trap van Opper-Officieren of Bevelhebbers van Schepen, waartoe zy ten eenemaal ongeschikt zyn, als missende die volstrekt nodige eerste gronden zelve van kunde, op welke de Zeemanschap moet worden gebouwt, om 'er de hoogste trappen van te beklimmen?’ Verbaazend is het verschil tusschen den voorigen en den tegenwoordigen tyd daaromtrent; het welk ons de Autenr in etlyke voorbeelden doet opmerken; waar van één in de Voorouderen van eene onzer Burgemeesterlyke Familien; uit welke zig een Vader met zeven Zoonen, alle hunne eigen Koopvaardyschepen commandeerende, in de Sond bevond. Hiertegen is hem, gelyk hy getuigt, door meer dan een van onze tegenwoordige Nationaale Schippers verzekerd, dat zy zig, om als Onder-Officieren dienst te krygen, voor Vreemdelingen hadden uitgegeeven, als die bekwaamer en beter opgeleid geagt wierden. ‘Kan men,’ is 's Mans gevoelige taal deswegens, ‘zulks met onverschilligheid hooren, en laauw met de handen over elkander blyven aanzien, als men 't kwaad kent, en 'er geen middelen nog ontbreeken, om het te geneezen?’ Onder deeze geeft hy aan de hand als algemeene: ‘1.) Komt den ongelukkigen Ouderen te gemoed, die het onderwys hunner Kinderen niet kunnen bekostigen: 2.) Zorgt voor de goede opvoeding der Kinderen van Ouderen, die, om hun bestaan te zoeken, zig den ganschen dag buiten hunne huizen moeten onthouden, en de geduurige toezigt, welke hunne Kinderen vereischen, moeten laaten vaaren. 3.) beteugelt de weerbarstigen, en leert hen vroeg onder | |
[pagina 82]
| |
eene goede discipline op te groeijen: boezemt deezen grondbeginzelen van goene zeden in; en gy zult niet alleen een zeer wezentlyken dienst doen aan deeze Kinderen, en het harte hanner Ouderen verhengen, maar een zeer wezentlyken dienst zelfs aan de Maatschappy, van welke zy naderhand slegts de ballasten worden.’ Voorts is zyn raad alles aan te wenden, om hen tot beschaafde en braave Menschen te vormen, eer zy werkelyk na Zee gaan. ‘Indien 'er egter,’ vervolgt de Auteur, ‘niet meer vereischt wierd om den Zeeman te vormen, zoude men mogen denken, dat door zulke etablissementen, als reeds plaats hebben, voor de Kinderen der behoeftigen de weg tot het bekomen van onderwys genoeg open staat: dog hem leezen, schryven en zynen catechismus te leeren, is alleen niet toereikende; dan moest men uit de Godshuizen de beste subjecten krygen, die daarenboven in eene geduurige discipline gehouden zyn. Hy moet byzonder van jongs af tot zulk een regtschapen en kloek Zeeman worden toegerust: hierna dient de regel zyner opvoedinge speciaal ingerigt: al, wat hem als zodanig kan te pas komen, moet men zig toeleggen hem boven al te doen weeten: hy moet geen zagt en week leeven leiden, maar aan soberheid en hartvogtigheid gewend; in een hangmat slaapen; zyn slaap moet kort zyn, en, door beurtwisselende wagthouding, zomtyds door een loos alarm, afgebrooken: men leere hem zig altoos rein te houden, 't geen dikwils veel tot de gezondheid aan boord contribueert; zyn kost moet eenvoudig, dog gezond zyn, en in dezelve smaak, als aan boord, geschaft worden, ook, in bakken verdeelt, opgedischt: men leere hem de beginzelen van Zylenmaaken, Scheepstimmeren, Mastenmaaken, het splitsen en knoopen van Touwwerk, het maaken van Sysings en Servings; het inbinden van Blokken, enz. 't manoeuvreeren met Geschut en Handgeweer, het klimmen in 't Wand, het reeven, los- en vastmaaken der Zylen; het stryken en opzetten van Stengen en Rhaas - Dat men die, van welke meer verwagting is, leere Tekenen, en hen onderwyzen in de Theorie der Navigatie; men onthoude hen geene gelegenheid om de Aardryksbeschryving te leeren, voornamentlyk die een Zeeman te pas komt; zyne Lectures behoren te zyn Reisbeschryvingen, Historie van den Koophandel en Volken: zyn Vraagboekje behelze, behalven de noodigste kundigheden van een Zeeman, de | |
[pagina 83]
| |
daaden onzer beroemde Zeehelden; zyne Printboeken moeten zyn Atlassen, Zeekaarten, Afbeeldingen van Baaijen, Havens, Zeeslagen: dat de Schilderyen daar van zyn Vertrek vercieren: dat men nu en dan de Levensbeschryvingen van onzen grooten de Ruiter, Tromp, Heemskerk, Sweers, van Galen, Piet Hein, en andere, hem voorleeze; welker afbeeldzels zyn jeugdig gemoed kunnen voorgesteld worden, om het te ontvonken, die doorlugtige Mannen na te volgen, als het de omstandigheid vereischt: dat men hem op bepaalde tyden brenge ter plaatze, daar de Zegentekenen dier dapperen nog ten toon hangen, zekerlyk niet zonder oogmerk, of alleen met oogmerk, om de dooden te vereeren, maar voornamentlyk, om de levenden op te wekken.’ Vervolgens slaat de Heer en Mr. Titsingh een byzonder middel voor het welk by uitstek geschikt is, om het opgemelde te bereiken: te weeten het oprichten van een Kweekschool, om jonge Lieden, op dien voet, tot den Zeedienst bekwaam te maaken. Hy toont hoe men in Engeland iets van dien aart heeft opgericht, waardoor, in den tyd van zeventien jaaren byna 21000 koppen aan den Zeedienst geleverd werdenGa naar voetnoot(*): waartoe eene inschryving van, naar ons geld, vier ducaaten was geopend, tot welke zig aanstonds 600 Inschryvers opdeeden, en welk getal zedert merkelyk was toegenomen. - Deezen zynen voorslag dringt hy verder aan, met verscheiden aanmoedigende redenen, om onze Natie tot deeze onderneeming te beweegen, welke t'overwaardig zyn dat ze in 't Stuk zelve, in haar geheele verband, geleezen worden. Ze zyn ontleend van de gezonde Staatkunde, de waare menschlievenheid, het nut van den Koophandel, enz. Hier benevens geeft hy te gelyk een provisioneel plan, naar 't welke zodanig een Kweekschool zou kunnen worden ingerigt; in 't welke alle Kinderen van Ouders, binnen 't gebied van den Staat woonende, en tot de Zeevaart genegen, van 10 tot 16 jaaren oud, ingenomen en opgevoed zouden kunnen worden. | |
[pagina 84]
| |
Dit voorstel is allen Vaderlanderen zeer aangenaam geweest, en een groot aantal heeft, zo wy verneemen, niet alleen hier te Lande, daartoe ingeschreeven; maar ook heeft de zugt tot zodanig een etablissement zig uitgestrekt tot de Colonien, voornamentlyk in de Oost Indiën, van waar een aanmerkelyke onderstand daartoe is overgemaakt; ook hebben de Kooplieden, door alle onze Steden, eene vrywillige gifte van hunne Schepen daartoe aangebooden. Wyders heeft 's Lands Hooge Overheid deeze inrigting, met recht, haare zorge en bescherming waardig geoordeeld; en daarom het aanzienlyke Gebouw, door de Stad van Amsterdam tot een Kweekschool geschonken, en door dezelve met de Vryheid van Stads impositien vereerd, ook met de Vryheid van 's Lands impositien begiftigd. Voorts wordt nu deeze Vaderlandsche onderneeming geheel tot effect gebragt, door de loffelyke Commissarissen van het Vaderlandsche Fonds, in den jaare 1781, in de Steden van Haarlem en Amsterdam opgericht, ter ondersteuninge der Weduwen en Kinderen van de gesneuvelden, mitsgaders verminkten in de Actie op Doggersbank; wier onvermoeide yver in dit werk boven onzen lof is; en die, zo wy hartelyk wenschen, zo wel hun, als den recht Vaderlandschen Uitvinder hier van, tot in het laatste Nageslagt, tot eere, en het Vaderland tot nut, zal strekken. |
|