Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1786
(1786)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 56]
| |
Verhandeling over 's Heillands borgtogtelijk lijden, in deszelfs bijzonderheden, door R. Schutte, in leven Predikant te Amsterdam. Uitgegeeven door W.L. Krieger, Predikant te Nijmegen. Te Amsterdam, bij J. Wessing Willeinsz., 1785. Behalven het Voorbericht, 94 bladz. in gr. octavo.Voor hun, die, na het doorbladeren veler Schriften, over 's Heillands borgtogtlyk lyden, in deszelfs byzonderheden 't welk onze Godgeleerden zo verschillend verklaren, deswegens nog niet voldaen zyn, en steeds na ene duidelyker verklaring van de Leer der Kerke nopens dit onderwerp verlangen, kan deze Verhandeling van wylen den hooggeagten Eerwaerden Schutte hare nuttigheid hebben: daer hy ten oogmerk heeft, en zyn bedoelde als een kundig Godgeleerde schrander uitvoert, ‘de oude en welbeproefde Leer van onze Kerk,’ (zo als hy zich uitdrukt,) ‘te verklaren en te verdedigen.’ Ten dien einde handelt hy eerst over de Voldoening van Christus, waeromtrent zyn Eerw. deze vier stellingen beweert. ‘(1.) Alle lijdingen van Jesus zijn plaatsvervangende strafleidingen. (2.) Hij heeft die als Godmensch, alleen, zonder iemands hulp, gedraagen en doorgedraagen. (3.) Mij heeft, door 't voldoen aan alle de straffen, voldaan voor alle de zonden. (4.) Hij leed hier als de tweede Adam en de Borge der uitverkoren.’ - Ter nadere ophelderinge hier van vestigt onze Godgeleerde, voorts, de aendacht op de tegenstellinge van den eersten en tweeden Adam; waer uit hy dan afleid, op hoedanig ene wyze men dit Stuk hebbe te beschouwen en omzichtig voor te dragen. By die gelegenheid waerschouwt zyn Eerwaerde ons tegen twee uitersten. Wij moeten, zegt hij, ons hier voor twee uitersten wachten. Aan den eenen kant voor 't lochenen van die ge vigtige waarheid, dat alle de lijdingen van Christus, welke dien naam kunnen draagen van Bethlehem af tot Golgotha toe, gelijk zijne arme geboorte, schoon Hij uit koninglijken bloede van eene maagd van Davids huis gesprooten, het recht tot Divids troon had. Zijn vlugt uit I nmanuëls land, schoon Hij heer was van den aardkloot. Zijn besnijdenis, schoon Hij zonder smet ontvangen en gebooren was, enz. ten opzichte van den hemelschen Richter, wezenlijke plaatsvervangende straffen zijn geweest, welke Jesus, naar 't Godlijk vonnis in 't Paradijs geveld, | |
[pagina 57]
| |
als Borge voor Adam en zijn verkooren kroost heeft uitgestaan. Aan den anderen kant is 'er een uiterste van speelingen des vernufts, die fijngesponnen in een' Dichter draaglijk, en eenige misschien niet geheel van waarschijnlijkheid ontbloot zijn, gelijk de Voorzienigheid ook zomtijds wilde speelen, in de wereld haars aardrijks; maar die, van nabij beschouwd, geene genoegzaame vastigheid hebben, om ze in den rang van een betoog te plaatsen. Ook wenschte ik wel, dat men eenige niet zeer geschikte, en vooral sommige zeer onbeschaafde uitdrukkingen, welke of valsche, of ten minste geene juiste, denkoeelden opgeeven, zorgvuldig poogde te vermijden. Gelijk, bij voorbeeld: “dat de Borge door ieder Bijzondere Leidi g voor ieder bijzondere zonde zou voldaan hebbenGa naar voetnoot(*); dat Hij ontkleed en in een spotgewaad gestooken, voor de zondige kleederpragt; over dorst klagende, met gal en edik gedrenkt, voor de dronkenschap; door de voeten gespijkerd, voor het zondig danssen; 's nagts lijdende, voor baldaadigheden, die in den nagt gepleegd worden; enz. zou vo daan hebben.’ Dit is of onwaaragtig, of, zo 'er al iets waars, hier of daar, in is, dan wordt het door die ruwe uitdrukkingen in zulk een gewaad gestoken, dat men het waare naulijks vinden kan, of dat ten voorwerpe stelt der spotlust van dartele vernuften. Neen! zoo denk ik 'er niet over, en zoo moet men, mijns oordeels, 'er niet over denken. Zoo onbeschaafd behoort men zich niet uit te drukken.’ Om deeze en dergelyke mi vattingen en wanschiklyke voorstellingen af te keeren, en tevens te toonen, hoe men, zyns oordeels, dit onderwerp hebbe te verhandelen, verledigt zyn Eerw zich nog, in de derde en laetste plaets, tot het mededeelen van enige aenmerkingen, welken hy als grondslage legt, waerop men agt behoort te geven, “om in het overbrengen der bijzonderheden van Jesus lijden een vasten streek te houden;” en dan vestigt hy eindelyk daerop enige uitlegregels, ‘die men, zegt hy, in het verklaaren van 's Heilands borgtogtelijk lijden, mijns bedunkens, in 't oog moet houden; welke ik aan elk, die nauwkeurig oordeelt, ter toetsing overgeeve.’ |
|