Heden nachtmaal, eerlang biddag. By die gelegenheid laet hy zich onder anderen aldus uit.
‘Heden ontvange ik de dierbare, de onschatbare geleegenheid, om, eer het biddag is, myne byzondere zaken met God, myn Vader, af te doen in Jesus naam, en met myne personeele schuld te komen tot het bloed der verzoeninge, en om voords, ontheeven van het verwyt van eigene schuld, en met een gewisse, dat door 's Heilands bloed gereinigd is, de handen ruimer te krygen, en meer onbelemmerd, op den biddag, met de algemeene belangen te kunnen opkomen voor Gods troon. - Zoo worde ik, in eenige mate, gelyk aan Israëls aartspriester, zoo als hy eerst met zyne eigene schuld, en daarna met de schuld des volks, voor God verscheen. - En, mag ik heden aan het nachtmaal de kenbare vergeving van myne eigene schuld, tot verwyding van myn hart, ontvangen, die gewaarwording zal geen inbreuk maken, op de herhaling der gevoeligste belydenis myner dwaasheden; neen! Het gevoel van vergeevende genade zal de belydenis en uitvoeriger en ootmoediger doen zyn. Op Nederlands biddag zal myn hart van aandoening en schaamte wegvloeien, wanneer ik denken zal: God vergeeft. Hy vergeeft geerne. En hy, zulk een, hy is het, tegen wien myn vaderland en ik zich zoo vergreepen hebben.
‘Heden wordt my de weg geopend, om my by den groten den eenigen Middelaar van God en der menschen aan te melden by het avondmaal, hem te verzoeken, dat hy, door den verworven Geest, my leere bidden. - Josef gaf zynen broederen de woorden in den mond, die zy voor Farao spreeken moesten.- Ik zal myn Heiland, myn oudsten broeder, aan het nachtmaal smeken, dat hy my zegge wat en hoe ik bidden moete op Nederlands verbodsdag; dat zyn Geest my, gelyk een kind, dat spreken leert, alles voorzegge, en my naar God doe bidden, naar deszelfs wil, overeenkomstig deszelfs welbehagen; dat zyn Geest my inzien in alles geeve, verstand van kermen schenke, pleitredenen aan de hand geeve, en, in eenige mate, op my ruste, als wel eer op zyne Mosessen en zyne Daniëls. - Aan het nachtmaal zal ik myn Heiland vragen, weenende vragen, dat hy in het bidden voor myn vaderland voorga, den voortocht houde. Ik zal hem, dien oppergunsteling aan het hemelhof, dien Zoon van Gods welbehagen, by voorraad, den gantschen bundel van dankzeggingen, belydenissen en gebeeden, die,