Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785
(1785)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijUittrekzel van eene reize, door de capiteins Cook, Clerke en Gore, na den Stillen Oceaan, in de jaaren MDCCLXXVI, MDCCLXXVII, MDCCLXXVIII, MDCCLXXIX en MDCCLXXX, met de schepen de Refolution en Discovery, om ontdekkingen in het noorder halfrond te doen.(Vervolg van bladz. 635.)
Te Norton Sound het noodige verrigt hebbende, oordeelde Capitein cook het hoogtyd deeze Noordlyke Gewesten te verlaaten, en na eene plaats te stevenen, waar hy, geduurende den Winter, zyn Volk eenige verversching kon bezorgen, en teffens voorraad opdoen. Petropaulowska, of de Haven van St. Peter en St. Paul in Kamtschatka, dagt hem de geschikte plaats niet om het noodige van 't een en ander voor zulk een aantal menschen te bezorgen. Hy hadt, daarenboven, andere redenen, om, ten deezen tyde, derwaards niet te trekken. De eerste, en van welke alle andere afhingen, was de groote wederzin welken hy hadt om zes of zeven maanden bedryfloos te leggen: 't geen een noodwendig gevolg was van het overwinteren in deeze Noordlyke Streeken. Geen plaats was binnen zyn bereik zo gunstig voor zyne oogmerken, als | |
[pagina 663]
| |
de Sandwich Eilanden. Derwaard besloot hy den koers te zetten, naa eerst zyn best gedaan te hebben om een haven te vinden aan het vaste land van America, Zuidwaards, waar hy zich verder van water kon voorzien. Op den zeventienden van September, Norton Sound verlaatende, zag hy, in 't voortzeilen de Eilanden Besborough, Stuart, Clerke, Gore, Pinnacle. Dan noch op deeze, noch langs de kust, kon hy eene haven vinden, om den gewenschten voorraad van water in te neemen. ----- Hier staat aan te merken, dat hy Zuidwaards van den hoek Shallow Water, zyns oordeels op 63o gelegen, geen land zag; zo dat van deeze Breedte en Shoal Ness, op de Breedte van 60o, de Kust geheel onbezogt is. Hy dagt dat dezelve alleen genaakbaar was voor boots of zeer kleine schepen; of, ten minsten, dat, indien 'er Kanaalen waren voor grooter Schepen, het lang zou aanloopen dezelve te vinden; en zy zeer digt aan de kust zouden moeten gezogt worden. De Zee vertoonde zich, van verre te zien, vol ondiepten, het water wankleurig en modderig, en was veel verscher dan op eenige plaats, waar zy laatst geankerd hadden. Hier uit leidde hy af, dat, in dit onbekende gedeelte een groote rivier zich in Zee ontlastte. Eindelyk kwam hy, op den tweeden van October, weder op het Eiland Oonelashka, en voer in de Baay, bekend onder den naam van Egoochshack, tien mylen ten westen van de Haven Samganoodha, waar hy voorheen geankerd hadt; doch het water in de eerstgemelde Baay zeer diep vindende, was hy blyde die weder te verlaaten. De Inboorelingen, die 'er in menigte woonden, bezogten hem verscheide keeren, brengende gedroogde Salm en anderen Visch, dien zy ruilden voor Tabak. Den derden October wierpen zy het anker in de Haven Samganoodha. De Timmerlieden herstelden een lek, in de Resolution gekomen, onder het zeilen van Norton Sound. De Kruiden, hier voorheen gevonden, waren nu meest in een zwakken staat; zo dat zy maar weinig baats hadden van de groote meenigte bessen, overal aan de Kust te vinden. Om egter zo veel van deeze nuttige verfrissing te bekomen, als mogelyk was, kreeg, by beurten, een derde van het Scheepsvolk verlof om ze te gaan opzoeken. Zy verschaften zich ook geen geringen voorraad van de Inwoonders. Deeze diende, benevens de andere gebruiklyke middelen, om de Scorbut, zo de beginzels dier kwaale op een der Schepen mogten gevonden worden, | |
[pagina 664]
| |
geheel te geneezen. De Visschery stelde hun in staat om den voorraad van Scheepsspyze zeer te doen strekken. ----- Op dit Eiland, vondt cook een Russische Handelplaats. Veel beleefdheids beweezen zy elkander onderling. Cook kreeg 'er dienstige onderrigtingen; en gelegenheid om een Brief af te vaardigen aan de Heeren der Admiraliteit, (met een daar bygevoegde Kaart van de Noordsche Kusten door hem bezogt,) deeze zou in 't volgend Voorjaar gezonden worden aan den Majoor bhem, Landvoogd van Kamschatka, en door deezen den volgenden Winter na Petersburg. Cook bleef tot den zes- en twintigsten van October op Oonalashka, en geeft ons dit berigt van de Russen, daar zich onthoudende. Naa dat wy kennis kreegen aan de Russen, gingen eenigen onzer Heeren hun bezoeken. Zy hadden één Woonhuis en twee Pakhuizen. Behalven deeze Russen waren 'er eenige Kamschatdaalers en Inwoonders, die den Russen als slaaven ten dienst stonden. Eenige Ingezetenen, die van de Russen onafhangelyk scheenen, woonden te dier zelfde plaatze. Die den Russen toebehoorden, waren alle Mannen, en worden, nog jong zynde, van de Ouderen afgenomen, of misschien gekogt. Omtrent twintig waren 'er op dien tyd, die voor niet meer dan voor Kinderen konden aangemerkt worden. Zy woonen allen in 't zelfde huis, de Russen aan het oppereinde, de Kamschatdaalers in 't middelste gedeelte, en de Inboorelingen in het laager einde: hier is ook een groote kookplaats om de spyze voor dit Gezin te bereiden, deeze bestaat voornaamlyk uit het geen de Zee oplevert, benevens eenige Wortelen, die in 't wilde groeijen, en bessen. Weinig verschil is 'er tusschen de spyze van de tafel der eersten en der laatsten, behalven 't geen door 't kooken 'er aan gedaan wordt; en de Russen bezitten de kunst om iet smaaklyk te maaken. Ik heb Walvischvleesch van hunne toebereiding gegeeten, 't geen my vry wel beviel; van Salmkuit, fyn gemaakt en gebakken, bereiden zy een gebak, 't geen, des noods, voor brood kan gebruikt worden. Nu en dan mogen zy weezenlyk brood gebruiken; doch dit is een toevalletje van weelde. Indien wy het sap van bessen, 't geen zy over den maaltyd gebruiken, uitzonderen, hebben zy geen anderen drank dan enkel water; en 't schynt zeer gelukkig voor hun dat zy geen sterker drank bezitten. Gelyk het Eiland Oonalashka hun Voedzel verschaft, zo | |
[pagina 665]
| |
voorziet het hun ook grootendeels van Kleeding. Deeze bestaat hoofdzaaklyk uit Beestenvellen, 't beste 't geen zy kunnen hebben. Het opperkleed is van gedaante als de rok onzer Voerlieden, en recht tot de knie. Behalven deeze, draagen zy een of twee onderrokken en een broek; een bonten muts, een paar laarzen, de zoolen en het bovenleder zyn van Russisch Leder; doch de schagten van sterke ingewanden van Dieren. Hunne twee Opperhoofden, ismyloff en ivanovitch, droegen ieder een katoenen Kleed, en zy hadden, nevens eenige andere, zyden hembden. Dit waren, mogelyk, de eenige deelen hunner kleeding, hier niet vervaardigd. ----- Men vindt Russen, op alle de Eilanden van eenig aanbelang, tusschen Oonalashka en Kamschatka, daar woonende om Pelteryen te verzamelen; Bever- en Otterhuiden zoeken zy voornaamlyk: ik hoorde hun nimmer na de huid van eenig ander Dier vraagen; schoon die van minder waarde ook een gedeelte uitmaaken van hunnen koophandel. Ik heb vergeeten te vraagen, hoe lang zy op Oonalashka gevestigd geweest waren: maar als men zal oordeelen uit de onderwerping der Inwoonderen, kan dit niet wel van eene laate dagtekening zynGa naar voetnoot(*). Allen die zich hier bevinden, worden, van tyd tot tyd, door anderen afgelost. De Russen, door ons ontmoet, waren op dit Eiland van Okotsk gekomen, in den Jaare MDCCLXXVI, en stonden in 't Jaar MDCCLXXXI weder te keeren, zo dat zy voor 't minst vier Jaaren, op dit Eiland, zullen blyven. Naa dit Verslag van de Russen, die zich op het Eiland Oonalashka hebben nedergezet, zal het tyd worden om eenig berigt mede te deelen van de Inboorelingen. Volgens allen uiterlyk voorkomen zyn ze het vreedzaamste en onbeschadigendste Volk, 't geen ik immer ontmoette; en wat Eerlykheid betreft, kan het ten voorbeelde dienen aan het beschaafdste Volk op den geheelen Aardbodem. Doch uit het geen ik by hunne Nabuuren zag, met welken de Russen geene gemeenschap hebben, twyfel ik wel zeer of dit hunne oorspronglyke geaartheid was: en denk eerder dat het een gevolg is hunnes tegenwoordigen staats van Onderwerping. In de daad, indien zommigen onzer de Russen wel begreepen hebben in het geeven hunner naa- | |
[pagina 666]
| |
rigten, waren zy genoodzaakt geweest verscheide strenge voorbeelden te stellen eer zy de Inboorelingen tot eenige geregeldheid konden brengenGa naar voetnoot(*). Wanneer zy, in den beginne, eenige gestrengheden pleegden, is de beste verschooning daar voor, dat ze de gelukkigste gevolgen te wege bragten, en dat tegenwoordig de grootste eensgezindheid heerscht tusschen de twee Volken. De Inboorelingen hebben hunne eigene Opperhoofden op ieder Eiland, en schynen vryheid en eigendom ongestoord te bezitten. Of zy den Russen schattingschuldig zyn, dan niet, konden wy met geene zekerheid ontdekken; eenige reden deedt 'er zich op om te denken, dat zy het waren. De Oonalashkalers zyn klein van gestalte, gedrongen, kort van hals, voorts welgevormd, zwartagtig, plomp van weezen, zwart van oogen, klein van baard, zy hebben lang recht hair; de Mannen draagen het loshangende, van vooren afgesneeden, de Vrouwen binden het in een knots zamen. ----- Van hunne Kleeding hebben wy, in 't voorbygaan, gewaagd. Beiderlei Kunne draagt het zelfde maakzel, het eenig verschil bestaat in de stoffe. De rok der Vrouwen is vervaardigd van Zeehondenhuiden, en die der Mannen van Vogelvellen, beider rokken hangen beneden de knie. Dit maakt de geheele kleederdragt der Vrouwen uit. Doch, over dien rok, draagen de Mannen een ander, gemaakt van 't ingewand van Dieren, tegen het water bestand; 'er is een kap aan, dien zy over 't hoofd trekken. Eenigen hunner hebben laarzen, en alleen eene soort van een langwerpig ronden gepunten kap van hout, met een holte om het hoofd in te bergen. Deeze kappen zyn geschilderd met groen en andere kleuren; aan den opperkant van den rand steeken de lange borstels van eenig Zeedier, waar aan glazen koraalen zyn gereegen, vooraan ziet men een of twee kleine beeldjes van been gemaakt. Zy schilderen zich niet, doch de Vrouwen prikken het aangezigt eenigzins; Mannen en Vrouwen doorbooren de onderlip, en steeken stukjes been in de opening. Doch het is zo ongewoon op Oonolashka een Man met, als eene Vrouw zonder, dit cieraad te zien. Eenigen hegten koraalen aan de bovenlip, onder de neusgaten: allen hebben zy Oorcierzels. | |
[pagina 667]
| |
Hun Voedzel bestaat uit visch, zeedieren, vogelen, wortelen en bessen, en zelfs uit zeewier. Zy droogen in den Zomer eene groote menigte visch, welken zy ten wintervoorraad in kleine hutten opleggen, en het is waarschynlyk, dat zy wortelen en bessen, tot dien tyd van schaarsheid, verzamelen. Zy eeten meest alles rauw. Kooken en braaden is de eenige Kookkunst welke wy 'er zagen; het eerste leerden zy naastdenkelyk van de Russen. Eenigen hebben kleine koperen ketels; die ze niet bezitten, maaken ze van een platten steen met randen van klei, niet ongelyk aan een vorm om iets in te gieten. Ik was 'er eens by tegenwoordig, dat het Opperhoofd van Oonalashka zyn middagmaal deedt met den kop van een evengevangen grooten Heilboth. Eer het Opperhoofd 'er iets van kreeg, aten twee zyner Bedienden de Kieuwen, zonder eenig ander toebereidzel dan het afveegen van het slym. Dit gedaan zynde, sneedt 'er een den kop van den visch, nam dien na zee en spoelde denzelven uit, kwam 'er mede by het Opperhoofd, en zat by hem neder; nam eenig gras, waar op de kop lag, weg, en strooide het overige voor het Opperhoofd. Hy nam eenige groote brokken visch van de kaakbeenderen, lag dezelve in 't bereik van zyne Grooten, die ze met zo veel greetigheid opaten als wy Oesters. Wanneer het Opperhoofd zyn genoegen hadt, werd het overige van den kop in stukken gesneeden, en aan de omstanders gegeeven, die met hunne tanden den visch daar van afscheurden en beenen knauwden als zo veele honden. Naardemaal dit Volk zich niet schildert of besmeert, zyn ze in hunne Persoonen zo morssig niet als de Volken, by welken dit in gewoonte is; doch zy zyn ruim zo luizig en morssig in hunne Huizen. Hunne Bouworde is deeze: zy graaven in den grond een langwerpig vierkante put, de langte is zeldzaam meer dan vyftig en de breedte zelden meer dan twintig voeten; doch over 't algemeen zyn de afmeetingen kleinder. Boven deeze uitgraaving maaken zy een dak van hout, aan den zeekant opgespoeld. Dit dak is eerst met gras, voorts met aarde, bedekt; weshalven het uitwendig voorkomen van zulk een Huis zeer naar een mestvaalt gelykt. In 't midden van het dak, na elk end toe, is eene vierkante opening gelaaten, waar door het licht inkomt, ééne der openingen dient alleen tot dat einde, de andere is daarbenevens geschikt om in en uit te gaan, door middel van een ladder, of liever een | |
[pagina 668]
| |
staak met daar in uitgehakte holten om by op en neder te klimmen. In zommige Huizen is beneden nog eene andere ingang, doch dit is niet algemeen. Rondsom de zyden en aan de einden van deeze Wooningen, hebben de Gezinnen, (want 'er woonen verscheide Familien zamen in zulk een onderaardsch verblyf,) hunne afgezonderde plaatzen, waar in zy gaan slaapen en zitten te werken, niet op banken, maar in een holte uitgegraaven langs den binnenkant der Wooning, en bedekt met matten, weshalven dit gedeelte vry zuiver gehouden wordt. Maar met het middelste gedeelte voor alle de Familien geschikt, is het geheel anders gesteld: want, schoon het bedekt is met gedroogd gras, dient het ter werpplaats van allerlei vuiligheid, welker stank niet verbeterd of weggenomen wordt door de versche huiden of leder, daar geduurig opgestapeld. Agter en boven het gegraaven afschutzel, zyn de weinige goederen, welke zy bezitten, geplaatst: bestaande in kleederen, matten en huiden. Het Huisraad der Oonalashkalers bestaat in nappen, schotels, kannen en gevlogte manden, en zomtyds een Russische ketel of pot. Alle deeze gereedschappen zyn vry net gemaakt en welgevormd, nogthans zagen wy by hun geene andere Gereedschappen dan een Mes, en nog een werktuig van een stuk plat yzer, gelyk een beitel, gezet in een krom houten handvatzel. Dit waren de eenige yzeren werktuigen, die wy zagen. Want schoon de Russen onder hun woonen, vonden wy, dat zy minder van dit Metaal bezaten dan andere Stammen op het Vasteland van America, die misschien de Russen nooit gezien of met dezelven eenige de minste gemeenschap gehad hadden. Misschien verkoopen zy voor eenige Koraalen, Tabak en Snuif, alles wat zy bespaaren. Weinigen zo eenigen, onder hun, die niet rooken, tabak kauwen of snuiven; deeze weelde is genoegzaam om ze arm te houden. Zy scheenen om geen meer Yzers te wenschen, of eenige andere werktuigen te ontbreeken, behalven Naalden om mede te naaijen; hunne eigene waren van been. Met deeze naaijen zy niet alleen de bekleedzels hunner Canoes, en hunne Kleederen, maar borduuren 'er ook mede. In stede van draaden, bedienen zy zich van zenuwen, die zy vervaardigen tot die dikte, welke ieder soort van werk vordert. Dit naaywerk wordt alles verrigt door de Vrouwen. Zy zyn Kleederschoonmaaksters, Canoebouwsters en Bekleedsters: want de Mannen maaken, waarschynlyk, het Houtwerk, | |
[pagina 669]
| |
over 't welk de vellen getrokken worden, gereed. Matten en Korven vervaardigen zy van gras, en deeze zyn vry fraay en sterk. In de daad 'er heerscht eene netheid en volmaaktheid in dit werk, die toonen dat het hun noch aan verstand, noeh aan vlyt, ontbreekt. In geen hunner Huizen zag ik eene Vuurplaat. Dezelve worden zo wel verlicht als verwarmd door Lampen, die zeer eenvoudig zyn, dan egter zeer goed aan het oogmerk beantwoorden. Ze zyn gemaakt van een vlakken steen, aan den eenen kant als een schotel uitgehold, en omtrent van die grootte of grooter. In het uitgeholde gedeelte doen zy traan, met gedroogd gras 't welk tot een lemmet verstrekt. Beide Mannen en Vrouwen, warmen hunne lichaamen dikwyls over een deezer Lampen, door die tusschen de beenen onder hunne kleederen te zetten, en 'er eenige minuuten over te zitten. Vuur verwekken zy door slaan of wryven; het eerste door twee steenen tegen elkander te slaan, waar van de een voor af met zwavel welbestreeken is; het tweede door twee stokken houts, het eene een stok van omtrent achttien duimen lang, en het ander een vlak stuk houts; het gepunte einde van den stok zetten zy op den plank, draaijen het rond als een drilboor, en veroorzaaken vuur in weinig minuuten. ----- Deeze laatste wyze van vuurmaaken is algemeen in veele deelen der wereld. Zy grypt stand by deeze Oonalashkalers, by de Kamtschatkaers, by de Groenlanders, by de Braziliaanen, by de Otaheiters. by de Nieuwhollanders, en waarschynlyk by veele andere Volken. Eenige Geleerden hebben, uit deeze gewoonte, een bewys willen haalen, om te betoogen, dat dit en dat Volk van dezelfde herkomst is; doch toevallige overeenkomsten, in eenige weinige byzonderheden, kunnen zulk een besluit niet wettigen; ook zal de strydigheid of in zeden of in gebruiken, tusschen twee Volken geen bewys opleveren, dat ze van verschillende herkomst zyn. Niets, 't welk na een verdeedigend of aanvallend Krygtuig geleek, vonden wy by de Inboorelingen van Oonalashka. Wy kunnen niet veronderstellen, dat de Russen dit Volk in dien verdeedigloozen staat vonden; 't is veel waarschynlyker, dat zv 't zelve, te hunner eigene veiligheid, ontwapenden. Staatkundige beweegredenen kunnen ook de Russen hebben aangezet om deezen Eilanderen het gebruik van groote Canoes niet toe te staan: want het valt moeilyk te gelooven, dat zy oorspronglyk geene zo- | |
[pagina 670]
| |
danige Canoes zouden gehad hebben, als wy aantroffen by alle hunne Nabuuren. Nogthans zagen wy hier slegts één of twee van dit grooter slag van Vaartuigen den Russen toebehoorende. De Canoes, door de Inboorelingen gebruikt, waren de kleinste, welke wy op de Americaansche Kust gezien hadden: schoon op dezelfde wyze gebouwd met een klein verschil in de zamenstelling. Tot het roeijen hunner Canoes, bedienen zy zich van een riem aan beide einden met een blad, deeze houden zy met beide handen in 't midden vast, slaan geregeld nu met het eene dan met het andere blad in 't water. Hier door wordt de Canoe zeer snel voortgedreeven, in eene richting zo recht als een lyn getrokken kan worden. Van Egoochshak na Samgnoodha zeilende, hielden twee Canoes ons Schip by, schoon het met die snelheid voortliep, dat wy zeven Engelsche Mylen in één uur afzeilden. Het Visch- en Jaaggereedschap der Oonalashkalers verschilt zeer weinig by dat de Groenlanders gebruiken, door crantz zeer uitvoerig en wel beschreeven. Wat de Visschen in deeze Zeeën betreft, Heilboth en Salm schynen 'er overvloedigst, en van dezelve leeven de Bewoonders deezer Eilanden grootendeels: ten minsten deeze zyn de eenigste soorten van Visch, uitgenomen een weinig Kabbeljaauw, die wy tot wintervoorraad opgelegd vonden. Noordlyker dan 60o is de zee eenigermaate onvoorzien van kleine Visschen van allerlei soort; doch dan zyn de Walvisschen des te overvloediger. Zeehonden, en dit geheele geslacht van Zeedieren, zyn hier zo veelvuldig niet als in veele andere Zeeën. Dit kan ook niemand vreemd dunken; naardemaal 'er nauwlyks een streek is op de wederzydsche Kusten, en nauwlyks een Eiland tusschen dezelve gelegen, of 'er worden Inwoonders gevonden, die op deeze Dieren jagt maaken om ze tot spyze en kleeding te gebruiken. Zee-paarden ontmoet men in grooten getale aan het Ys; en de Zee-otter wordt, zo ik geloof, alleen in deeze Zeeën gezien. Zomwylen kreegen wy in 't oog een Dier van kop als een Zeehond, en dat blies op de wyze der Walvisschen. 't Was grooter dan een Zeehond, wit van kleur, met eenige donkere plekken: waarschynlyk was dit de Zeekoe of Manati. My dunkt dat ik vrylyk mag beweeren, dat Zee- en Watervogels nergens in zulk een aantal en, in zulk eene verscheidenheid, zyn, als in de Noordlykste gedeelten van den Atlantischen Oceaan. Hier zyn 'er nogthans eenige, | |
[pagina 671]
| |
die het my niet voorstaat ergens elders ontmoet te hebben, inzonderheid de Alca Monochroa, van steller, en een zwarte en witte Endvogel, die my voorkwam te verschillen van den Steen-Eend, door krasheninikoff beschreevenGa naar voetnoot(*). Alle de andere Vogels, door ons gezien, zyn door deezen Heer vermeld, uitgenomen eenige, die digter by het Ys ons voorkwamen, en de meeste deezer, zo niet allen, zyn geboekt door martin, in zyne Reize na Groenland. 't Is eenigermaate zeldzaam, dat de Penguins, zo veelvuldig in veele Oorden der Wereld, niet gevonden worden in deeze Zee. De Albatrossen zyn 'er zo schaars, dat ik daar uit besluiten moest, dat die Lugtsgesteltenis deezen Vogelen niet geleek. De weinige Land-vogels, ons voorgekomen, zyn dezelfde als de Europische: doch, dewyl onze omzwervingen zich geheel aan de Zeekust bepaalden, is het niet te wagten, dat wy veel konden ontdekken van de Dieren of Gewassen des Lands. Weinig Insecten zyn 'er, behalven Vliegen; van het Kruipend Gedierte zag ik 'er geen dan Haagdissen. 'Er zyn geen Harten op Oonalashka, noch op een deezer Eilanden. Zy hebben geene Huisdieren, geen Honden zelfs: Vossen en Weezels waren de eenige Viervoetige Dieren, welke ons oog zag; doch zy verhaalden ons dat zy ook Haazen hadden, en de Marmottas, door krasheninikoff vermeld. 't Is uit dit alles op te maaken, dat de Zee en de Rivieren den Inwoonderen den meesten Voorraad des leevens opleveren. Zy zyn aan de Zee ook verschuldigd al het hout waar van zy hunne Huizen bouwen en andere noodwendigheden vervaardigen: want geen stam groeit 'er op deeze Eilanden, noch op de bygelegen Kust des Vastenlands. De Geleerden verhaalen ons, dat de zaaden der Planten en Gewassen, door verscheide middelen, van het eene gedeelte der Wereld in het ander gebragt zyn, zelfs op de Eilanden in 't midden der groote Oceaanen, en verafgescheiden van eenig Vastland. Hoe komt het by, dat 'er geene Boomen groeijen in dit gedeelte des Vastenlands van America, noch op de Eilanden, daar digt by gelegen? Zy zyn zeker zo wel gelegen om Zaaden te ontvangen, langs alle die onderscheidene wegen, van welke ik gehoord heb, als eenige van die Kusten, welke overvloed van houtgewas hebben. Kan de Natuur aan zommige gronden het | |
[pagina 672]
| |
vermogen niet geweigerd hebben, om Boomen te doen groeijen, zonder behulp der Kunst? ----- Wat het hout betreft, 't geen op deeze Eilanden aanspoelt, ik twyfel niet in 't minste of 't zelve komt uit America. Want, schoon 'er geen hout op de nabuurige Vaste-Kust moge groeijen, genoeg kan 'er wassen dieper landwaard in, die, met de watervloeden in de Lente ontworteld, weggespoeld en in Zee gedreeven worden. Niet weinig kan 'er ook aankomen van boomryke Kusten, schoon op grooten afstand gelegen. De Inboorelingen van Oonalashka begraaven hunne Dooden op de toppen van heuvelen, en rechten een hoogte by het Graf op. Eene wandeling op het Eiland doende, wees een der Inboorelingen, die my vergezelden, verscheide dier verzamelplaatzen der Afgestorvenen aan. Een derzelven, aan de zyden des wegs van de Haven na het Dorp, was bezet met een hoop steenen. Men merkte op, dat een ieder, die 'er voorby ging, 'er een steen aan toevoegde. Ik zag in het land verscheide steenen hoogten, die door kunst gemaakt scheenen. Veele hadden het voorkomen eener hooge oudheid. Welke de denkbeelden der Oonalashkalers zyn wegens de Godheid en een Toekomenden Staat, weet ik niet: even onbedreeven ben ik ten aanziene hunner Uitspanningen; niets heb ik gezien, dat my tot een van beide deeze stukken eenig licht kon geeven. Op Maandag, den zes- en twintigsten van October, stak Capitein cook, van dit Eiland, in Zee. Zyn oogmerk was na de Sandwich Eilanden te stevenen, daar eenige der Winter naanden door te brengen, en dan na Kamtschatka te zeilen, om 'er den volgenden Zomer, met het midden van Mey, te weezen. Den zes- en twintigste November ontdekte hy Mowee, en op den dertigste Owhyhee, twee der Sandwich Eilanden. Tusschen deeze Eilanden in zeilende, dreeven zy handel met de Inboorelingen van Owhyhee, om leevensmiddelen. Ik had nimmer, schryft Capitein cook, een gedrag zo vry van agterhoudenheid en agterdogt, in myn handel met eenige wilde Stammen ontmoet, als by het Volk van dit Eiland. 't Was by hun zeer gebruiklyk, de onderscheide waaren, welke zy ter ruiling aanboden, in het Schip te laaten overneemen, vervolgens kwamen zy zelve aan boord, en deeden de ruiling op het halfdek. Het Volk van Otaheite stelde, zelfs naa onze herhaalde bezoeken, zo veel vertrouwen niet op ons. Ik moet hier uit opmaaken, dat de Inwoonders van Owhyhee, opregter moeten | |
[pagina 673]
| |
weezen in hunne handelingen met elkander dan die van Otaheite: want, indien zy onderling niet ter goeder trouw te werk gingen, zy zouden zo gereed niet weezen om vreemden te vertrouwen. Te hunner eere moet ik ook aanmerken, dat zy geen eene enkele reis ons in de ruilingen poogden te bedriegen, of eenig diefstal te pleegen. Zy verstaan den handel zo goed als eenig Volk, en scheenen klaarlyk de reden te bevroeden van ons zeilen langs de Kust: want, schoon zy overvloed van Leevensmiddelen aanvoerden, hielden zy den prys staande, en, liever dan ze af te staan voor minder dan zy ze waardig keurden, zouden zy ze weder na strand gevoerd hebben. Eene voorraad van Zuikerriet gekreegen, en, by de proeve, eenige weinige dagen te vooren bevonden hebbende, dat een sterk afkookzel daar van zeer drinkbaar Bier opleverde, beval ik meer van 't zelve te brouwen, ten onzen algemeenen gebruike. Doch, wanneer het vat was opgestooken, wilde geen een van myn Scheepsvolk het zelfs proeven. Maar, dewyl ik, deezen Drank bereidende, geen ander oogmerk had dan om onze sterke Dranken te bespaaren tot wy weder in kouder lugtstreek kwamen, gaf ik my geene moeite, om, door gezagbetoon of overreeding, tot het drinken te dwingen; weetende dat 'er geen vrees voor Scorbut was, zo lang wy een grooten overvloed van andere kruiden konden krygen. Dan, ten einde ik in myne bedoelingen niet mogt te leurgesteld worden, gaf ik last dat 'er geen sterke Drank op een der Schepen zou worden uitgedeeld. Ik zelve, en de Officiers, bleeven dit Zuikerriet Bier by aanhoudenheid gebruiken, als wy het noodige om het te brouwen konden bekomen. Een weinig Hops, 't geen wy aan boord hadden, verbeterde het zeer. Het hadt den smaak van versch Bier; en 'er viel geen twysel aan of het was gezond; myn bedagtloos Scheepsvolk bleef, egter, beweeren, dat het hunne gezondheid benadeelde. Zy hadden geen beter reden om een besluit staande te houden, 't geen zy namen in King Georges Sound, om het Spruit-Bier, daar gebrouwen, niet te drinken: doch zy volvoerden hun oogmerk niet om te wederstreeven, door een onkundige weigering, 't geen ik, ten hunnen beste, had uitgedagt. Elke nieuwigheid, welke het ook zyn moge, aan Scheepsboord, hoe zeer dezelve ten nutte der Scheepslieden strekke, zal zeker hunne afkeuring ontmoeten. De Soup, en de Zuurkool, welke ik hun liet voorzetten, werden, in 't eerst, gewraakt en verwor- | |
[pagina 674]
| |
pen, als eeten voor geen Menschen geschikt. Weinig Scheepsbevelhebbers hebben, op hunne Schepen, meer nieuwigheden, als nuttige verscheidenheden van spys en drank, ingevoerd, dan ik. Weinig Scheepsbevelhebbers hadden dezelfde gelegenheden om die proeven te neemen, of vonden zich in de noodzaaklykheid om ze te onderstaan. Nogthans heb ik, aan de veelvuldige kleine afwykingen van de vastgestelde gebruiklykheden, in eene groote maate, moeten toeschryven en dankweeten, dat ik myn Scheepsvolk, over 't algemeen, bewaard heb voor die schriklyke kwaal, welke misschien meer onzer Zeelieden heeft weggerukt op hunne vreedzaame reizen, dan 'er vielen door de hand des Vyands in KrygstochtenGa naar voetnoot(*). Veele dagen werden 'er gesleeten in het zeilen langs de Kust, om boven Owhyhee te komen, en een goede ankerplaats te vinden. Op zekeren tyd omstuwden de Canoes onze Schepen, zy waren vol Varkens en Vrouwen. Capitein cook bemerkte dat de laatstgemelde niet van boord konden gehouden worden; geen Vrouwen zag hy ooit onbeschaamder: het bleek ten allerduidelykste, dat zy de Schepen met geen ander oogmerk bezogten, dan om haare persoonen ten beste te geeven. Eindelyk ontdekten wy, op den zestienden January MDCCLXXIX, een Baay, waar in Capitein cook, naa dezelve te hebben laaten onderzoeken, de Schepen deedt inzeilen. By het vallen van den avond, ging het meerendeel der Inboorelingen na land; doch veele verzogten aan boord te mogen slaapen. Nieuwsgierigheid was de eenige beweegreden niet, althans by zommigen: want den volgenden morgen werden 'er verscheide dingen vermist; waar uit een besluit volgde, om voortaan zo veelen aan boord niet te laaten vernagten. - Op den zeventienden ankerden de Schepen in de gemelde Baay, door de Inboorelingen Karakaoa geheeten. Veele Inboorelingen kwamen, van tyd tot tyd, aan boord, en de Schepen waren omringd door eene menigte Canoes. | |
[pagina 675]
| |
Op myne reize had ik nergens zulk een aantal Menschen op ééne plaats vergaderd gezien. Want, behalven die in de Canoes tot ons kwamen, was de geheele oever bedekt met toekykers, en veele honderden zwommen, als schoonlen Visch, rondsom de Schepen. Wy konden niet nalaaten zeer getroffen te zyn door de zonderlingheid van dit tooneel, en misschien bevonden 'er zich slegts weinigen aan boord, die zich beklaagden, dat het ons mislukt was jongstleden Zomer, Noordom, den weg na huis te vinden. Aan deeze te leurstelling hadden wy dank te weeten, dat wy de Sandwich Eilanden weder mogten bezoeken, en onze Reis verryken met eene ontdekking, die, schoon de laatste, in veele opzigten, de gewigtigste scheen, tot hier toe door de Europeaanen gedaan, in de wyde uitgestrektheid des Stillen OceaansGa naar voetnoot(*). |
|