Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785
(1785)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 361]
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.Redenvoering over de natuur der gezonde leere.
| |
[pagina 362]
| |
telen die Leere overleverden. Zeker heeft men maar weinig nederigheids noodig om te erkennen, dat deeze de geschiktste zyn: de Woorden van christus zyn de Woorden van god, zyne Godlyke Natuur sprak ze; de Geest van god was op de Apostelen en Propheeten, deeze wederhieldt hun van eenig woord te gebruiken, 't geen de Waarheid niet uitdrukt; en, niettegenstaande de groote verscheidenheden in hunnen styl, heeft te taal van hun allen een zeker algemeen character en geaartheid, in welk opzigt wy mogen beweeren, dat 'er eene eenpaarigheid van spreektrant in de Heilige Schriften heerscht. ----- Deeze algemeene beschryving der Gezonde Leere zal, hoofdzaaklyk toegestemd worden door alle Christen-Aanhangen: want, schoon hunne byzondere Leerstelzels, in eenige deelen, rechtdraads tegen elkander aanloopen, agt ieder Aanhang zyn eigen Stelzel de zuivere Leer van het Euangelie te behelzen; en, hoewel zy allen eenige Kunstwoorden gebruiken, in de Heilige Bladeren niet te vinden; rekent ieder Aanhang zyn eigen verzameling van Kunstwoorden volkomen van gelyke betekenis met de uitdrukkingen der Schriftuure; doch bepaalder geschikt om derzelver weezenlyken zin zo net uit te drukken, als dezelve behoedt voor misverstand en verkeerde uitlegging. 2. Het verdient, overzulks, onze nauwlettendste aandagt, dat Gezonde Leer betekent, de Zuivere Leer van het Euangelie, byzonder zo als dezelve onderscheiden is van alle menschlyke bepaalingen, beperkingen, scherpzinnigheden en byvoegzelen. Wy hebben hier boven in 't breede gezien, hoe zorgvuldig de Apostel dezelve tegen alle deeze overstelt. Zyne uitdrukkingen zyn rechtstreeks ingerigt tegen de verderfenisse der Leere ten dien dage heerschende; doch ze zyn zodanig gekoozen dat ze desgelyks, op de eigenaartigste wyze, toepasselyk zyn op alle laatere verdraaijingen: hy voorzag ze, hy voorspelde ze, en hadt ze op 't ooge ten minsten in eenige der voorheen verklaarde plaatzen. In de daad alle uitgeploozene of gedrongene verklaaringen van de Christlyke Leere; alle ongegronde of aangenomene gevolgen daar uit afgeleid; alle netelige geschilstukken daaromtrent, welke de Kerk beroerd hebben, betoonen van zelve zodanige vervalschingen te zyn als de Apostel veroordeelt; zy zyn gebrandmerkt met dezelfde slegte kentekens als hy opgeeft; zy hebben de eigenste uitwerkzels voortgebragt, welke hy beschreef. Zy hadden, ten tyde des Apostels, reeds een begin geno- | |
[pagina 363]
| |
men, en verspreidden zich welhaast wyder en wyder. Vergeetende dat het Euangelie niet geopenbaard was om het vernuft te oefenen of de nieuwsgierigheid te voldoen, en verlangende om 't zelve aan te pryzen by de Ongeloovigen, inzonderheid de Wysgeeren; deels ook, dit moet men toestaan, gezwaaid door hunne eigene vooropgevatte begrippen en denkende de keurigheid van hunne eigene bevatting ten toon te spreiden, begonnen eenige Christenen, zeer vroegtydig, de Artykelen van hun Geloof te verstaan overeenkomstig met de bespiegelende begrippen der Grieksche Wysbegeerte, bovenal de Platonische; om dezelve te bepaalen met eene wysgeerige stiptheid, en in Schoolsche Spreekwyzen te bevatten, gelykenissen aan te wenden om ze op te helderen, veronderstellingen aan te neemen om 'er reden van te geeven, die niet alleen willekeurig, maar over 't algemeen oneigen, waren. ----- Men beschuldigde hun van dwaaling. Hunne beschuldigers waren niet wys genoeg om zich voldaan te agten met te bewyzen, dat de Schriftuur den zin, welken zy daar aan gaven, niet behelsde, of toeliet; doch, besmet met den geest dier zelfde Wysbegeerte, sloegen zy over tot tegengestelde bepaalingen, vergelykingen, veronderstellingen, en schoolsche spreekwyzen, dikwyls even onvoegelyk, even zeer tot dwaaling leidende. Deeze werden hun, en te recht, te rug gekaatst door hunne tegenstanders. 'Er reezen geschillen over deeze tegenstrydige bepaalingen; de menigte voegde zich aan wederzyden; zy vervielen tot gekyf, bitterheden, verdenkingen, onderlinge smaadredenen en verwytingen. Men zogt met een scherpziend oog valschheid te ontdekken, en voor 't meerendeel werd dien gemaklyk gevonden, in de afgetrokken en fyngesponnene bepaalingen van elke Party. ----- In den voortgang des geschils, bedagt men, van wederzyden, nieuwe spreekwyzen: nieuwe onderscheidingen, nieuwe vergelykingen, om nauwkeurig het byzondere van zyn eigen gevoelen uit te merken; nieuwe veronderstellingen werden 'er gesmeed om die Leer met de Schrift of met zichzelve te doen zamenstemmen, en de tegenwerpingen daar tegen te ontdekken. Ieder zodanig eene pooging bragt nieuwe geschillen ter baane; en elk nieuw geschilstuk werd beuzelagtiger, denkbeeldiger en afgetrokkener dan het voorgaande. In het ontvouwen deeden zich nieuwe scherpzinnigheden van onderscheiding en nieuwe fyngesponnenhe- | |
[pagina 364]
| |
den van bewysredenen op. Elk Geschilvoerder voegde 'er iets by naar zyne eigene wyze van bevatting. De Kerk werd verdeeld, verwilderd, en in vlam gezet. Men riep Kerkvergaderingen zamen om de Geschilstukken te bepaalen, en de haatlykheden, daar door veroorzaakt, weg te neemen; doch, in stede van zich vast te houden aan den regel der Gezonde Woorden, in stede van alle de Partyen te rug te roepen tot de eenvoudige Leer van het Euangelie, in stede van de onschriftmaatige en eigendunklyke verklaaringen, van wederzyden bygebragt, te verwerpen, traden zy tot alle de kleinigheden des Geschilstuks, betwistten dezelve met vooroordeel en drift; zy gaven zich toe in hairklooveryen, vervielen tot tierend geschreeuw, tot onderling beschuldigen en dreigen, ja zomtyds sloegen zy over tot oproer en geweld. De sterker Party kreeg de overhand op de zwakkere, door de meer betoonde hevigheid, door den schrik der uitgedonderde bedreigingen, door enkel geweld of door de meerderheid, zomwylen eene kleine meerderheid, van stemmen. Zy keurden alle de spitsvindigheden, drogredenen, en vindingen van ééne Party goed, namen de harde woorden en kunsttermen, welke zy geschikt oordeelden, om zich van die der andere Party te onderscheiden, aan; en bepaalden door een besluit van aangemaatigde doch ontzaglyke magt, dat deeze alle Geloossartykelen zouden weezen, en hunne uitgekooze kunsttermen de keursteen der waarheid. Al wie weigerde zich aan hunne voorschriften te onderwerpen, veroordeelden zy als Aanhangers der tegenpartye, en brandmerkten ze als Ketters: zy scholden, vervloekten, banden; en, wanneer zy den wereldlyken arm konden overhaalen om deel te neemen in hunne gevoeligheid, ving het vervolgen, het dooden, aan. ----- Andere Kerkvergaderingen werden belegd, en gaven dikwyls tegenovergestelde vonnissen, stelden daar tegenaanloopende Leeringen vast, en bebolwerkten dezelve door andere kunsttermen; doch 'er heerschte dezelfde geest van Partyschap en Geweld. Geen hunner besluiten deedt ooit een enkel geschilstuk af. Integendeel, zy deeden de toen gereezene geschillen volduuren, de bitterheid van den twist toeneemen, en zich wyder verspreiden. ----- Desgelyks miste het niet dat zy nieuwe geschillen verwekten. De Persoonen, die 'er tegen spraken, bedagten nieuwe woorden, onderscheidingen, en hairklooveryen tot wederlegging van de spitsvindigheden in de gemaakte besluiten; zy verschilden deswegen, en scheurden in kleinder Partyen. ----- Zy, die de Besluiten aan- | |
[pagina 365]
| |
kleefden, kwamen niet overeen omtrent de meening, sloegen tot heftig twisten over, beschuldigden elkander van dwaaling, van Godslastering, en weigerden gemeenschap met elkander te houden. ----- Door de zugt tot Geschilvoering en den geest van scheuring by allen werd de Christlyke Kerk verdeeld, gesmaldeeld, en weder gesmaldeeld in ontelbaare Aanhangen, haatende en vervloekende de een den ander; doch alleen van elkander onderscheiden door woordverschillen of door begrippen, waaromtrent de Heilige Schrift niets bepaalt, of van welken 's Menschen bekwaamheden geene klaare bevatting kunnen vormen, en waar over het onnoodig en onnut is eenig denkbeeld in 't geheel te hebben. Onderscheide Stelzels van Wysbegeerte volgden elkander op, by ieder van deeze werd, op zyn beurt, de Leer van het Euangelie ingelyfd. Hier door nam dezelve eene verscheidenheid van gedaanten aan; doch alle zeer ongelyk aan de oorspronglyke eenvoudigheid. Wanneer de Wysbegeerte van aristoteles, zonder eenige mededinging van eene andere, op de Schoolen heerschte, (eene Wysbegeerte van den beginne af fyngesponnen, twist- en geschilziek, en nog meer dusdanig geworden, door de verkeerdheid der Scholastiken,) werd de Christlyke Leer, door 'er naa geplooid te worden, geschikt volgens derzelver gedwonge wyze van verdeeling, begreepen volgens derzelver regelen van bepaaling en onderscheiding, uitgedrukt in derzelver harde bewoordingen, en men redenkavelde daar over in Kunsttermen: dit gaf aan die Leer eene wanschiklyke en van de oorspronglyke geheel vervreemde gedaante. Het valsch Vernuft sloofde zich af in het uitdenken van vraagstukken over elk Artykel der Christlyke Leere, in dezelve tot de uiterste fynheid uit te spinnen, en daar over te zintwisten niet al de gemaakte nauwkeurigheid der Scholastiken. Vraagen kwamen uit vraagen in een endlooze reeks voort: alle noodloos, de meeste van geene aangelegenheid, veele alleen in woordspeeling bestaande, veele belachlyk, veele onbepaalbaar, en zelfs onverstaanlyk, ja eenige Godloos en Godslasterlyk. Zy werden meest alle leerstellig bepaald, de bepaalingen van veele tot Geloofsartykelen verheeven; en de Kunstwoorden, in de bepaalingen gebezigd, dienden ten eenigen erkenden kenmerk dat iemand die Artykelen vasthieldt. Door zulke Tegenkantingen en Geschillen der valschlyk genaamde Weetenschap, volduurde, en nam, verscheide Eeuwen lang, de verstands verduistering toe; de Leer | |
[pagina 366]
| |
der Roomsche Kerke werd een wanschiklyk lichaam van Stellingen, onschriftmaatig begreepen en uitgedrukt, en veele derzelven waren niet alleen ontbloot van allen steun in het Euangelie; maar lynrecht daar tegen strydig. ----- De Hervormers stonden op, in een gezegend uur, om hun gewigtig werk aan te vangen, zy ontdekten deeze hoop van misvormingen, stelden de verdraaijingen van het Euangelie die dezelve uitmaakte, en de verdichtzelen aan het Euangelie toegevoegd, ten toon. Zy verklaarden de Heilige Schrift voor den éénigen Regel des Geloofs, en wraakten alle menschlyke bepaalingen van deszelfs eenvoudige beginzelen. Gelukkig, indien zy hierin standvastig, en zichzelven gelyk, gebleeven waren. Doch hunne tegenstanders vroegen wat het bepaaldlyk was, 't geen zy geloofden; zy hielden het beroepen op de Heilige Schrift voor ongenoegzaam om dit te bepaalen: dewyl Christenen van allerlei Aanhang zich van dit gezag bedienden; zy schreeuwden, dat de Leer der Protestanten geheel onbepaald was en onzeker; zy misvormden dezelve deerlyk; en vorderden, dat de Hervormden, op een bepaalder wyze, daar over zouden spreeken. ----- Overmand door dit lastig aanhouden, dit schreeuwen, dit beschuldigen, en niet ten vollen geneezen van den spitsvindigen geest, die hun voorheen dreef, werden zy onbedagt, schoon in den aanvang, met tegenzin, bewoogen, om de uitdaaging te aanvaarden. De eerste Verklaaringen hunner Leere waren vry eenvoudig; der Scholastiken wyze van schikking, van betoog en uitdrukking, vermydden zy veeleer dan dat zy 'er zich op bevlytigden; doch de lust om afgetrokken te spreeken kreeg allengskens meer kragts en invloeds: de uitleggingen der Leere, door deezen gegeeven, mishaagden anderen; binnen kort kwamen 'er tegengestelde uitleggingen te voorschyn: hier over reezen geschillen: deeze werden met meerder en meerder scherpzinnig redentwisten voortgezet; alle de hardste woorden der Schoole ontleende men om het verschil der denkbeelden uit te drukken, en men bediende zich van de beuzelagtigste en onverstaanbaarste onderscheidingen der Schoole om ze te bestryden. ----- De Protestanten geraakten verdeeld in ontelbaare Aanhangen, on erscheiden door byzondere Geloofsstukken over onnoodzaaklyke punten, of die onmogelyk bepaald kunnen worden. Geloofsbelydenissen waren tegen Geloofsbelydenissen aangekant; Stelzels van Godgeleerdheid tegen | |
[pagina 367]
| |
andere overgesteld; eenige geheel en al niet zo zeer Stelzels van Christlyke Godgeleerdheid, als bovennatuurkundige Stelzels van woordentwist over bespiegelende, asgetrokkene, en weinig beduidende geschillen, waar toe die Godgeleerdheid aanleiding gaf. Elke Party hieldt zich styf en sterk by zyne eigene wyze van begrypen en zelfs uitdrukken van de waarheid; en hier door bleeven zy verdeeld en verschillend. Zodanig is het algemeen Tafereel van der Christenen afwyking van de Eenvoudigheid der Gezonde Woorden. Elk der opgenoemde stukken zouden wy gereed kunnen staaven, door het ophaalen van ontelbare gebeurtenissen, in de Kerklyke Geschiedenis voorkomende. Niet te vrede met in deezer voege daar van af te wyken, hebben zy de afwyking in de plaats gesteld, en aan dezelve den naam van Gezonde Leere gegeeven. Elke Party bestempelt daar mede, die byzondere verklaaringen, bespiegelingen, en bepaalingen, welke dezelve kenmerken, onderscheiden, en op het verste van alle andere Partyen verwyderen: doch deeze worden door den Apostel, met de sterkste woorden van afkeuring, uitgeslooten van het denkbeeld der Gezonde Leere, en hy maant de Christenen aan zulks te vermyden, als daar mede rechtstreeks strydig. 't Geen de onderscheide Aanhangen ophemelen als de gezondste Leere, is, naar 's Apostels meening, het ongezondste. Volgens zyn begrip deswegen, en dit begrip verdient alleen de aanneeming der Christenen, wykt de verslaafde aan eenige benaaming onder de Christenheid, de vasthoudende Voorstander van eenigen Aanhang, daar van eenigermaate af, en doorgaans het allerverste. 3. Gezonde Leer duidt eene Leer aan die ter Deugdsbetragting opleidt. Paulus paart met voordagt, en bestendig, gelyk wy gezien hebben, dit denkbeeld met het voorgaande, en zy zyn, in derzelver natuur, op 't nauwst aan een verbonden. Alle afgetrokkene bepaalingen der Leere, alle diepzinnige Vraagstukken over dezelve, zyn, in derzelver weezen, geheel bespiegelend, ten beste genomen, alleen geschikt om het Verstand te oefenen, al te dikwyls alleen om het te verwarren en te verbysteren; derzelver natuurlyke uitwerkzels zyn netelige geschillen, twistvraagen, verdeeldheden, geen daadlyke uitoefening van Deugd en Heiligheid; Leest men ook Druiven van Doornen, of Vygen van DistelenGa naar voetnoot(*)? Het hoogste, waar | |
[pagina 368]
| |
op zy kunnen roemen, is, dat ze schadeloos kunnen vermaaken, nooit kunnen zy nuttig weezen. Indien het mogelyk ware, dezelve met de grootste zekerheid en klaarheid te bepaalen; zouden zy nog van geen invloed op de Deugdsbetragting weezen. Afgetrokke denkbeelden zyn te koel om het Hart te verwarmen; te zwak om goede Aandoeningen in beweeging te brengen; te duister, om, als het op doen aankomt, in 't oog te loopen. 'Er is altoos gevaar dat zy zullen schaaden; de gesprekken daar over wekken driften op, der onderlinge Liefde hoogst nadeelig; gehegtheid aan dezelve leidt 's Menschen aandagt af van de groote zaak om zyn Geloof werkzaam te doen zyn: deeze doet hem daar in te weinig, en in gevoelens te grooten, belang stellen. ----- Veele geschillen zyn uitgeloopen op bepaalingen, aan de eene zyde ten minsten, en zomtyds aan beide de zyden, rechtstreeks tot zedeloosheid strekkende. ----- Eenige der weezenlyke Leerstellingen van het Heilig Euangelie zyn zo groflyk misvormd in zommige zogenaamde verklaaringen, dat ze veranderden in onheilige beginzels van Snoodheid en Ondeugd. ----- By de weezenlyke Leerstellingen van het Euangelie, heeft men in deeze en geene Stelzels, voor Christen Stelzels opgegeeven, valsche Leerstellingen gevoegd, die, by noodzaaklyke gevolgtrekking, alle zedelyke verpligting wegneemen: dit is zo duidelyk, dat derzelver Voorstanders zich in de noodzaake bevinden, om de gevolgen, welke zy niet kunnen ontleggen, te wraaken; voorbedingzelen, en uitzonderingen te maaken, en dezelve, is het niet aanleidelyk tot eenen Heiligen wandel te doen schynen, althans daar even bestaanbaar mede te doen voorkomen, - voorbedingzelen en uitzonderingen, ondertusschen, die, in het uur der verzoekinge, geen kragt betoonen. Nogthans zyn, door het verbaazendst en ontheiligendst misbruik der woorden, Leerstellingen en Verklaaringen in derzelver natuurlyke strekking zedeloos, door de zodanigen, die ze vasthouden, verklaard voor de weezenlykste der Gezonde Leere, voor de meest Euangelische, voor die de Genade van het Euangelie het meest verheffen. Doch ze zyn zo verre van Gezond te weezen, dat ze, in den sterksten en ergsten zin der woorden, strydig zyn met de Gezonde Leere; - zo verre van Gezond te weezen, dat ze, hoe schoon ook gevernist en verguld, een doodlyk vergif behelzen. Geen begrip kan een Christlyk Leerstuk weezen, welks, rechtstreeksche en eerste strekking niet op Heiligheid uit- | |
[pagina 369]
| |
loopt. God schonk de Openbaaring der Waarheid, met oogmerk om de Harten te zuiveren en te verbeteren, om invloed te hebben op de daadlyke betragting der Menschenkinderen. Elk gedeelte daar van is onmiddelyk en kragtdaadig, strekkende tot dit doel; alle de Voorschriften van het Euangelie, en alle de Beginzels daar in voorgesteld, loopen zamen tot dat einde. De eerstgemelde schryven de zuiverste en verhevenste Deugd voor; de laatstgenoemde dienen om ons ter betragting daar van ten sterksten op te wekken en aan te zetten. Zy stellen ons voor oogen die hoedanigheden, die characters en betrekkingen van Persoonen en Voorwerpen, welke geschikt zyn om regtmaatige aandoeningen op te wekken, en ons tot derzelver te werkstelling aan te spooren; doch van die, welke, schoon ze door en door bekend waren, niets ten dien einde zouden kunnen uitwerken, spreekt de Heilige Schrift niet. Voor onze gesteltenis, is het niet alleen noodig dat wy eene nauwkeurige verstandlyke bevatting hebben van eenig voorwerp; maar eene leevendige, treffende, en belangneemende bevatting: en om ons die te doen erlangen van alle voorwerpen, tot den Godsdienst behoorende, zyn de Gewyde Bladeren zeer zorgvuldig. Deeze stelt dezelve alleen in zulk een oogpunt, dat zy Godsvrugt en Deugd kunnen bevorderen, kragtdaadig bevorderen; en past ze bestendig en ernstig, ter bereiking van dat einde, toe. III. In de derde plaatze, moeten wy nu eenige Bedenkingen, natuurlyk uit het verhandelde Onderwerp voorvloeijende, mededeelen. 1. Het blykt dat de Christlyke Kerk weezenlyk, meer dan in het uitwendig voorkomen, vereenigd is in één algemeen Geloof. In Menschlyke Stelzels is het noodig, de beginzels der Leere, welke zy bevatten, te onderscheiden van de byzondere wyze, op welke zy dezelve verklaaren. In de laatste verschillen zy hemelsbreedte; en in zo verre zy van feilbaare Menschen herkomen, kunnen ze ligt verkeerd of dwaalend zyn. In de laatste komen zy vry algemeen overeen; en hier in is ook alleen of ontwyfelbaare zekerheid of weezenlyk gewigt te zoeken. 2. Laat ieder onzer voor zichzelven zich bevlytigen, om vast te kleeven aan, en zich te vrede houden met, de zuivere, eenvoudige, en Deugdkweekende Leer van christus; veragtende en vermydende alle noodlooze geschillen en bespiegelende zisteryen, als daar van geheel vervreemd. | |
[pagina 370]
| |
't Is in geenen deele noodig voor ons wys te zyn, boven 't geen geschreeven is; 't is onvoegelyk daar na te streeven. 't Is onnoodig eenige nauwkeuriger of afgetrokkener bevatting te hebben van de Leerstellingen des Christendoms of de Verborgenheden des Christlyken Geloofs, dan de Heilige Bladeren ons opleveren. Indien wy bevinden dat die bevatting niet geheel volledig is, dan mogen wy ons verzekerd houden, dat het niet vereischt wordt, en misschien niet mogelyk is, in onzen tegenwoordigen zwakken staat, ons daar van een evenmaatiger denkbeeld te schenken. Welke Woorden van menschlyke vinding men ook voorgeeve, dat zulks met grooter nauwkeurigheid of kragt uitdrukken dan de Woorden der Schriftuure, is 'er altoos reden om te vermoeden, dat ze de Oorspronglyke Leer der Heilige Bladeren verdraaijen, of 'er iets aan toevoegen. 3. Laaten wy zorgvuldig agt geeven op het groot doeleinde van de geheele Christlyke Leere, te weeten: Heiligheid van Hart, Heiligheid van Wandel, zuivering van Ondeugd en voortgang in Deugd. Laaten wy ons die steeds voor den geest stellen, als uitdruklyk bestemd en ingerigt ter bereikinge en bevorderinge hier van. Laaten wy elk Gevoelen, tot Zedeloosheid strekkende, aanmerken als onbestaanbaar daar mede, en het oogmerk van het Euangelie verwoestende, en 't zelve met afschrik verwerpen. Laaten wy ons bevlytigen tot eene rechte kennis der Leevenspligten; alle de waarheden van het Euangelie, als beweegmiddelen tot derzelver betragting, op onszelven aandringen; en ze ons in zulk een gezigtpunt voorstellen, dat ze ons het kragtigst roeren. Laaten wy niet berusten in de Waarheden van den Godsdienst te gelooven; maar dezelve beoefenen, met inzigt om beter te worden. Laat het onze voornaamste bezorgdheid weezen, overeenkomstig daar mede te handelen, zo dat wy waardiglyk het Euangelie van christus mogen wandelen. |
|