Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785
(1785)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 317]
| |||
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.Redenvoering, over de natuur der gezonde leere.
|
In de eerste plaats, De nette meening dier uitdrukkinge in de Heilige Bladeren onderzoeken. |
In de tweede plaats, De verscheide Byzonderheden, welke uit dit onderzoek blyken daar in opgeslooten te zyn, ontvouwen; en, |
In de derde plaats, Besluiten met eenige Bedenkingen, natuurlyk uit het verhandelde Onderwerp voortvloeijende. |
I. Gezonde Leer, Gezonde Woorden, Gezond Geloof, zyn alle uitdrukkingen, welke wy in de Schriften des Nieuwen Verbonds aantreffen, en blykbaar ingerigt om ons hetzelfde denkbeeld in te boezemen. De oorspronglyke woorden, welke dit bywoord in alle die spreekwyzen uitdrukkenGa naar voetnoot(*), beduiden, in de eerste betekenis, Ligchaams-Gezondheid, in zo verre die tegen Ziekte overstaat; doch zy worden door goede Schryvers gebezigd, in eenen ruimer zin, om leenspreukig aan te duiden wat regt of goedkeurenswaardig is. 't Zyn alle woorden van dezelfde afkomst. Een derzelven betekent eerst GezondGa naar voetnoot(†), doch de Grieksche Schryvers bedienen 'er zich ook van, om te betekenen wat heelt, gezondmaakt, en daar toe strekt. Een ander betekent letterlyk GeneezendeGa naar voetnoot(§), doch wordt desgelyks, in verscheide plaatzen van het Nieuwe Testament, gebruikt, om Gezond te betekenenGa naar voetnoot(✱). Wy mogen, derhalven, besluiten, dat ze dezelfde betekenis bedoelen, als ze gebruikt worden wegens eene Leere, en zulk eene aan te duiden als gezond, of gezondmaakend is, of beide deeze hoedanigheden veréénigt. ----- Wat zy juist betekenen, zullen wy best kunnen bepaalen, door de Plaatzen, waar in zy voorkomen, te vergelyken, en het oogmerk en de zamenhang van ieder na te gaan. Alle deeze Plaatzen ontmoeten wy in de Brieven van paulus aan timotheus en aan titus; en uit de minstoplettende beschouwing van dezelve zal het, myns bedunkens, blyken, dat de Apostel eene Leer Gezond noemt, in eenen geheel anderen zin, dan waarin die uitdrukking gebruikt wordt door de wyd van een ver-
schillende Christen-Gezindheden; dat hy steeds ten oogmerke hebbe, beide de denkbeelden, welke het woord natuurlyk betekent, uit te drukken; dat hy bedoelt de egte Leer van christus; doch met een byzonder uitzigt zo op de Gezondheid dier Leere, als zuiver in zichzelven en onbedorven, als op derzelver Gezondmaakende hoedanigheid, of ter Deugbetragting opleidende.
Zo verre is hy 'er af, van daar mede te willen aanduiden de byzonderheden van eenig Menschlyk Stelzel, dat hy, integendeel, zich benaarstigt, om te verstaan te geeven, hoe hy het berigt, om de eenvoudigheid en klaarheid van de Euangelieleere, zo als christus en de Apostelen dezelve overleverden, te verstaan te geeven, aangekant tegen de byzonder aangenomene begrippen, de fyn uitgeploozene verklaaringen en bepaalingen, de vernuftige bespiegelingen van onaangeblaazen Menschen; en zo verre is hy 'er af, om het woord toe te passen op eenige dorre bespiegeling, dat hy niet min klaar en bestendig te kennen geeft, hoe hy, door eene Leer Gezond te noemen, daar door aanduidt, dat dezelve geschikt is om de kwaalen der ziele weg te neemen, en Gezondheid aan dezelve te schenken: en zulks, in tegenstelling niet alleen van Gevoelens die rechtstreeks zedeloos zyn, maar ook van die nutloos zyn en eene schadelyke strekking hebben, als ydele vraagen, en afgetrokkene naspeuringen. Deeze twee denkbeelden, door welken de Apostel de Gezonde Leere kenmerkt, zal het noodig zyn byeengevoegd open te leggen: want, in elk gedeelte zyner Schriften, worden ze met de uiterste zorgvuldigheid, teffens in 't oog gehouden.
Onze Apostel gebruikt de uitdrukking, Gezonde Leere, 1 Tim. I. 10. Hy geeft 'er onmiddelyk eene bepaaling van, 'er byvoegende: Naar het Euangelie der Heerlykheid des zaligen Gods, dat my toevertrouwd isGa naar voetnoot(*), te weeten, 't geen god in het Euangelie duidelyk en uitdruklyk geopenbaard heeft. In den zamenhang wordt het denkbeeld van Gezonde Leere nog bepaalder opgegeeven, en volkomener opgehelderd, inzonderheid door voor te draagen wat 'er tegen aanloopt. Om dit te ontdekken moeten wy te rugge zien tot het 3de vs. De Apostel brengt daar timotheus te binnen, hoe hy hem vermaand hadt zommigen te beveelen geene andere Leere te leeren - door eene andere Leere kan hy alleen verstaan, eene andere Leer dan de
Leer des Euangelies, door hem gepredikt. En welke was de andere Leere, die zy leerden? De volgende woorden berigten het ons, Noch zich te begeeven tot Fabelen, en oneindelyke GeslachtrekeningenGa naar voetnoot(*); de Fabelagtige overleveringen, door de Jooden uitgevonden, en welke zy voorgaven dat ten rechten verstande der Schriftuure dienden; en de grilzieke begrippen, wegens zekere op elkander volgende uitvloeizelen van geestlyke weezens, doorgaans AEons geheeten, uit het Opperstweezen, of uit elkander, door den Heiligen paulus, met regt oneindelyk of onbepaalbaar geheeten: dewyl zy, enkel op de verbeelding gegrond, konden vermenigvuldigd worden, en met de daad vermenigvuldigd wierden, naar elks zinnelykheid. De Christen Aankomelingen uit de Jooden, hunne gehegtheid aan deeze beide behoudende, poogden ze in het Euangelie te mengen, of daar aan toe te voegen, onder voorwendzel van zommige Leerstellingen, door dezelve, nauwkeuriger of volkomener te verklaaren.
Deeze bespiegelingen, welke de menschlyke bepaalingen en onderscheidingen waren, ten dien tyde, zeer onvoegzaam met de Euangelieleere vermengd, bestraft hy niet alleen als zynde een ander Euangelie, geheel vreemd van het oorspronglyke; maar ook, en wel zeer uitdruklyk, dewyl zy geen zedelyke bedoeling hadden; maar de Menschen noodwendig van de Deugdsbetragting aftroonden: want hy laat 'er op volgen, welke meer twistvraagen voortbrengen dan stigtinge Gods, die in 't Geloove is. En, ten einde mogt blyken, hoe strydig zy, in dit opzigt, met het Euangelie waren, beweert hy dat het Einde daar van, of deszelfs eenig oogmerk, en hoofdbedoeling, niets anders is dan Liefde uit een rein Hart, uit eene goede Conscientie, en uit een ongeveinsd GelooveGa naar voetnoot(†), en zo zorgvuldig is de Apostel om het vervalschen der eenvoudige Euangeliebeginzels uit te sluiten, dat hy ieder pooging van dien aart aanmerkt als een afwyking van 't geheele ontwerp en oogmerk; Van dewelke, zegt hy, zommigen afgeweeken zynde, zich gewend hebben tot ydelspreekingGa naar voetnoot(§). Hy vaart voort, om de onkunde en het zelfbedrog, 't geen hun tot die afwyking bragt, te ontvouwen, en daar zy hunne ingebeelde verfyningen wilden doen doorgaan, als behoorende tot de Wet, en tot het
leeren van dezelve in volkomenheid, neemt hy hier uit gelegenheid om aan te toonen, wat het weezenlyk oogmerk der Wet is: dezelve diende niet ten grondslage van zulke bespiegelende harssenschimmen; maar om alle Zedeloosheid te veroordeelen: veele telt hy 'er op, en 't is in 't slot dier optellinge dat hy zegt: en zo 'er iet anders de Gezonde Leere tegen isGa naar voetnoot(*). Deeze spreekwyze kan tot dien geheelen volzin gebragt, en dezelve door zyn geheele redebeleid opgehelderd worden; hy merkt de Euangelieleere aan als eenvoudig en ter Deugdsbetragting strekkende, ten vollen geleeraard door christus en de Apostelen, en aangewend tot het eenige oogmerk ter bevordering van heiligheid des leevens, niet vermengd met eenige menschlyke vonden, die altoos eene andere Leere behelzen, en nooit missen tegen derzelver oogmerk aan te werken; geene zuiverheid en liefde voort te brengen, maar eindlooze geschillen, liefdelooze twisten en onheelbaare verdeeldheden.
Het denkbeeld der Christlyke Leere, hier opgegeeven, houdt paulus door den geheelen Brieve in 't ooge, en keert 'er dikmaals toe weder. In 't byzonder, wanneer hy een groot verderf der Christlyke Kerke voorspelt, en deeze beschryft als een Afval van het GeloofGa naar voetnoot(†); hy geeft duidelyk te verstaan, dat de Afval bestondt in eene afwyking van die eenvoudigheid en zedelyke strekking, welk behoort tot het waare Geloof: want timotheus opwekkende, om zich daar tegen aan te kantten door de Goede LeereGa naar voetnoot(§), geeft hy hem deeze onderrigting. Verwerpt de ongodlyke en oudwyfsche fabelen; en oefent uzelven tot GodzaligheidGa naar voetnoot(*).
Maar in het Zesde Hoofdstuk van dien zelfden Brieve, vs. 3, spreekt hy weder van de Gezonde Woorden: in het oorspronglyke treffen wy hetzelfde woord aan, 't geen hy voorheen, ten opzigte van de Leer, gebruikt hadt. Welke deeze waren verklaart hy terstond; de woorden van onzen Heere jesus christus: het Euangelie in die eenvoudigheid waar in het eerst werd overgeleverd, en de Leere, die naar de Godzaligheid is: zo bevlytigt hy zich, om beide de denkbeelden, welke wy beweerden opgeslooten te leggen in het woord Gezond, te ontvouwen en aan te
dringen. Indien zulks nader bewys behoeft, de geheele zamenhang zal het ons verschaffen. Hy geeft te verstaan, dat zommiger Leere niet overeenkomt met de Gezonde Woorden, dat zy eene andere Leer leeren. Welk een andere Leere? Zeker een deezer twee dingen. Of, in de eerste plaats, anders dan hy timotheus onmiddelyk te vooren geleerd hadt, te leeren en te vermaanen: en dan verstaat hy 'er door, dat zy anders leerden dan zy behoorden, en niet volgens de gezonde woorden van onzen Heere jesus christus; geen zorg draagende om de Zedelyke Pligten des leevens in te scherpen: want hy hadt te vooren zich geheel toegelegd om timotheus eenvoudige tot Deugdoefening aanleidende onderrigtingen te geeven, inzonderheid ten opzigte van de Pligten die hy omtrent zichzelven, de Weduwen en Dienstknegten, hadt waar te neemen. ----- Of, in de tweede plaats, anders vereischt werd door de algemeene beschryvingen, welke de Apostel voorheen gegeeven hadt van de Christlyke Leere; en dat deeze zich zorgvuldig hadt toegelegd om een derzelver Deugdbeoefenend oogmerk en eenvoudigheid, in tegenstelling van alle menschlyke bespiegelingen en begrippen te beweeren, blykt uit de even verklaarde plaats, en kan door andere nog nader worden aangedrongen. 's Kruisgezants denkbeeld van de Gezonde Woorden wordt verder opgehelderd en gestaafd, door het opgegeeven Character des geenen die 'er van afwykt. Hy is opgeblaazen, en weet niets; maar hy raast omtrent twistvraagen en woordenstrydGa naar voetnoot(*). 't Is een ydele verheffing op zyn eigene schranderheid en vernuft, welke hem aanzet om de eenvoudige Leeringen van het Euangelie met spitsvindigheden te verwarren; met dit te doen, verraadt hy zyne volslaagene onkunde van derzelver weezenlyke natuur, en wordt geheel vervoerd door eene zugt na twistvraagen, onderscheidingen, en bepaalingen, die, hoe diepzinnig en gewigtig hy waane, dat dezelve zyn, in de daad op beuzelagtige of onverstaanbaare woordenstryden uitloopen; en, ten besten genomen, geschilstukken opleveren, niet ten opzigte van de waarheid zelve; maar ten aanziene van de byzondere wyzen om dezelve uit te drukken: geen derzelven is noodig, en mogelyk zyn ze alle in zekeren zin onvoegelyk. ----- Hy vaart voort met dezelve te brandmerken, als niet alleen vervreemd van de eenvou-
digheid der Euangelieleere, maar als aanloopende tegen het zedelyk oogmerk; als bespiegelingen, waar uit, in stede van Godzaligheid, voortkomt, nyd, twist, lasteringen, kwaade naadenkingen, verkeerde krakeelingen van Menschen, die een bedorven verstand hebben en van de waarheid beroofd zynGa naar voetnoot(*).
In deeze plaats, derhalven, zo wel als in de voorgaande, is het de oorspronglyke eenvoudige Leer van het Euangelie, overgesteld tegen alle afgetrokkene, diepzinnige bepaalingen en geschillen, verkeerdlyk Godgeleerde Geschillen geheeten, welke de Apostel Gezond noemt, en hy voegt 'er deezen naam aan toe, met een byzonder oogmerk om den natuurlyken invloed daar van op alle de Deugden deezes leevens aan te wyzen. ----- 't Zal, misschien, geene wraakbaare kleinigheid genaamd mogen worden, hier op te merken, dat de Apostel, te deezer plaatze, de Woorden van christus, en, niet gelyk op de andere, zyne leere gezond noemt. Hy doet het, zo 't schynt, met toeleg om aan te duiden, dat de Woorden der Schriftuure de geschiktste zyn om de Leer der Schriftuure uit te drukken; dat de in plaats stelling van andere uitdrukkingen, als klaarder, nauwkeuriger en geschikter om waarheid van dwaaling te onderscheiden, met de daad eene afwyking is van de Eenvoudigheid der Euangelieleere, en een zeker middel om menschlyke spitsvindigheden in te voeren, ydele en diepzinnige vraagstukken, geheel vreemd van de natuur en het oogmerk des Euangelies, in te voeren. In allen gevalle, 's Apostels bezorgdheid, om deeze te veroordeelen, is openbaar en ontwyfelbaar; want, tot dit onderwerp wederkeerende, besluit hy deezen Brief met de ernstigste waarschuwing: ô timotheus, bewaart het pand, u toevertrouwd, eenen afkeer hebbende van het ongoddelyk ydel roepen, en van de tegenstellinge der valschlyk genaamde weetenschap; dewelke zommigen voorgeevende, zyn afgeweeken van het gelooveGa naar voetnoot(†).
Niettegenstaande alle de moeite, welke Paulus zich gegeeven hadt, om de Gezonde Leere te beschryven en aan te pryzen, volhardden de valsche Leeraars in hunne verkleefdheid, aan ydele fabelen en nutlooze vraagstukken; deze in de Ephesische en andere Asiatische Kerken verspreidende, met zulk een opgang, dat hy het noodig vindt, dit onderwerp weder op te vatten, in zynen twee-
den Brieve aan timotheus, en 'er, bykans den geheelen Brief door, op te doelen. Hy beveelt zynen Geestlyken Zoon, Houdt het voorbeeld der Gezonde WoordenGa naar voetnoot(*). 't Is dezelfde spreekwyze, als hy, in de laatstverklaarde plaats, gebruikt hadt, en hy bezigt ze in den zelfden zin. Dat hy 'er door verstaat, de eenvoudige Leer van het Euangelie, zo als dezelve oorspronglyk is overgeleverd, duidt hy aan, door 'er dit ten kenmerk by te voegen, die gy van my gehoord hebt, niet de Woorden of de Gevoelens van Menschen, den geest niet hebbende; maar de Woorden en Leer van den Apostel, door den geest geleid. Hy is zeer zorgvuldig om dit in te stampen: want kort daar op luidt zyn vermaan; en 't geen gy van my gehoord hebt, onder veele getuigen, betrouwt dat aan getrouwe Menschen, welken ook bekwaam zyn om anderen te leerenGa naar voetnoot(†). Hy zegt hem Gy hebt agtervolgd myne LeereGa naar voetnoot(§); hy legt hem op, Maar blyft gy in 't geen gy geleerd hebt, en daar u verzekering van gedaan is, weetende van wien gy het geleerd hebtGa naar voetnoot(✱); hy wyst hem tot de Schrift van god ingegeeven, als de eenige bron, waar uit men de zuivere beginzels des Godsdiensts kan putten, betuigende, dat die hem wys, kunnen maaken tot Zaligheid door het Geloove, 't welk in christus jesus isGa naar voetnoot(†).
Dat het 's Apostels oogmerk was, voorbedagtlyk een onderscheid te maaken, tusschen deeze zuivere en eenvoudige Leer van het Euangelie, en die over te stellen tegen de ydele bespiegelingen, welke het valsch vernuft daar op wilde bouwen, en de afgetrokkene onderscheidingen en bepaalingen, waar door de Menschen het onderstonden, die met eene ziftende naauwkeurigheid vast te stellen, en de diepzinnige vraagstukken deswegen ter baane gebragt, alsmede alle de onschriftuurlyke, kunstige en wysgeerige uitdrukkingen, uitgevonden of aangenomen, onder voorwendzel, om de waarheid juist uit te drukken, en de tegenovergestelde dwaaling buiten te sluiten, is klaar uit het geheel redensbeleid. Wanneer hy begeert, dat timotheus hun in gedagtenisse zou brengen, 't geen hy geleerd hadt, voegt hy 'er by, en betuigt voor den Heere, dat zy geen woordenstryd voerenGa naar voetnoot(**), of geschillen over de wyze van uitdrukking. Wanneer hy hem vermaant, het Woord
der Waarheid recht te snyden, laat hy 'er onmiddelyk op volgen; maar stelt u, als daar mede volstrekt onbestaanbaar, tegen het ongodlyk ydel roepenGa naar voetnoot(*); hy kon geen woord bezigen, eigenaartiger strekkende, om teffens zyn afkeer en versmaading te kennen te geeven. Ten oogmerk hebbende hun te merktekenen, bestraft hy ze met uitdrukkingen vol verfoeijing, verwerpt de Vraagen die dwaas en zonder leeringe zynGa naar voetnoot(†). Ongeleerd indedaad zyn ze altoos, hoe veel schyns van Geleerdheid en Diepzinnigheid zy ook mogen aanneemen.
't Is niet min openbaar, dat de Apostel, te deezer plaatze, van Gezonde Woorden spreekt, met een blykbaaren toeleg, om derzelver heilzaame of tot Deugdbetragting opleidende strekking aan te wyzen: hy bevlytigt zich, om dit onder 't oog te brengen, en in 't oog te houden. Hy verklaart dat dit een weezenlyk gedeelte is van zyn denkbeeld, wegens de Gezonde Woorden; hy vervangt het in de omschryving des gegeeven; hy zegt, dat het Woorden zyn in Geloove en Liefde, die in christus jesus isGa naar voetnoot(§). Wanneer hy gewaagt van de verfyningen en onderscheidingen, welke hy, met zo veel keurigheid, afzondert van de Gezonde Leere, verzuimt hy nimmer aan te wyzen, dat zy tot geen zedebevorderend einde strekken, of zelfs tot een tegenovergesteld. Zy zyn niet alleen tot geen ding nut; maar schadelyk, tot verkeering der ToehoorderenGa naar voetnoot(✱). Zy zyn zo verre van Liefde te kweeken, dat zy Twistingen voortbrengenGa naar voetnoot(†). Zy bevorderen niet alleen de Godzaligheid niet; maar neemen in meerder Godloosheid toe, en eeten voort gelyk de kankerGa naar voetnoot(**). ----- In den loop zyner onderrigtingen, voorspelt hy wederom dien Afval, welken hy, in zynen eersten Brieve, voorzegd en beschreeven hadt als een Afval van 't Geloove; hier stelt hy denzelven voor, als strydig met het Deugdbevorderend oogmerk der Gezonde Leere; en dat het Zedebederf het gevolg zou weezen van dien Afval; na het optellen van verscheide Ondeugden; die ontstaan zouden in die gevaarlyke tydenGa naar voetnoot(††), geeft hy het Character der Menschen op, met deeze woorden, Hebbende eene gedaante van Godzaligheid; maar die de kragt daar van verloo-
ren hebbenGa naar voetnoot(*). Wanneer hy voorts de Schriftuur aanpryst, als de eenige onberoerde bron der gezonde Leere, merkt hy teffens op, dat dezelve nuttig is tot leering, tot wederlegging, tot verbeteringe, tot onderwyzinge, die in de regtvaardigheid isGa naar voetnoot(†).
Onmiddelyk hier op, geeft hy aan timotheus een zeer staatlyk bevel, tot onvermoeide naarstigheid in het prediken van het WoordGa naar voetnoot(§), in den aandrang hier van berigt hy het woord Gezonde Leere: want daar zal een tyd komen, in welken zy de Gezonde Leere niet zullen verdraagenGa naar voetnoot(✱), hy gebruikt het in den zelfden zin als te vooren. Hy kenmerktekent dezelve, door haare Eenvoudigheid, in tegenoverstelling van alle menschlyke onderscheidingen en bepaalingen; zy is het WoordGa naar voetnoot(†); de Waarheid met geene fabelen vermengdGa naar voetnoot(**); zuiver van alle die aangenomene of valsche begrippen, dubbelzinnige bespiegelingen, en betwistbaare uitpluizingen, welke hy voorzag, dat in de Christlyke Kerk ontstaan zouden, en den naam van Gezonde Leere aanneemen. ----- Hy kenmerktekent dezelve, door haare zedelyke strekking, als geschikt om te wederleggen, te bestraffen en te vermaanen; oogmerken, tot welker bereiking, Deugdkweekende Leer alleen bekwaam is. ----- Hy kenmerktekent dezelve door beide die hoedanigheden, in zyne beschryving der Persoonen, die ze niet zullen verdraagenGa naar voetnoot(††); hun afkeer daar van moet toegeschreeven worden aan hunne eigene begeerlykheden; aan een bedorven smaak, walgende van de eenvoudige waarheden der Euangelieleere, door vooroordeelen genoegen scheppende in ydele scherpzinnigheden; of, door bedorvene lusten, een wederzin opvattende tegen de heilige Leer van het Euangelie, en zich vasthoudende aan koele afgetrokkene begrippen, die het Hart niet raaken, en die losbandige begrippen, welke hunne geliefde ondeugden styven of toelaaten. Gedreeven door zulke begeerlykheden, vergaderden zy zich Leeraars, als voldoening schonken aan hunne kwaalyk bestuurde weetlust, of aan hunne vooroordeelen, door staan te blyven op de onderscheidende scherpzinnigheden van eenig menschlyk Leerstelzel; Leeraars, die, door hun met deeze op en bezig te houden, hunne aandagt aftrokken van het Zedeleerende; Leeraars, die beginzels voortplantten, strookende met hunne Zedeloosheid; zy waren ketel-
agtig van gehoor, zy schiepen alleen genoegen in het hooren van 't geen hun kittelend streelde, door zamen te stemmen met hunne verkeerde begrippen of met hunne bedorvene neigingen.
In den Brief aan titus, zo wel als in dien aan timotheus, bedient zich paulus meermaalen van het woord Gezond, op Geloof en Leere toegepast, en onveranderlyk in dezelfde betekenisse. Onder de noodwendige vereischten, en de onvermydelyke pligten van een Christen Opziender behoort, dat hy vasthieldt aan 't getrouwe woord, dat naar de Leere is, op dat hy magtig zy beide om te vermaanen, door de gezonde leere, en om de tegenspreekers te wederleggenGa naar voetnoot(*). Deeze Gezonde Leere is de eenvoudige Leer der Openbaaringe, zo als dezelve daar in wordt voorgedraagen, onvermengd met iets van menschlyke vinding; hy zegt uitdruklyk, 't is het getrouwe, het zekere, het ontwyffelbaare Woord gelyk hy 't geleerd hadt. 't Is eene Leer ter Deugdoefening strekkende: want door dezelve zou hy in staat zyn te vermaanen. ----- Dat de Apostel zich toelegt om beide deeze kenmerken aan te duiden, blykt uit zyne beschryving van de TeegenspreekersGa naar voetnoot(†), die de Christen Leeraars, door de Gezonde Leere, moesten wederleggen; dat is, door aan te toonen, dat hunne scherpzinnigheden daar in geen grond hadden, niet door andere menschlyke Leeringen tegen de hunne over te stellen. Zy waren ongeregelde Ydelheidspreekers, die beuzelagtige denkbeelden uitventten onder het veelschynend en snorkend vertoon van Verstand en Wysbegeerte, van diepzinnigheid of juistheid; en, langs dien weg, verleiders van zinnen, leerende dat niet behoort. Hunne gevoelens waren zedeloos, geheele huizen verkeerende; zy streelden de bedorvene neigingen der Cretenseren, door den Propheet beschreeven, als altyd leugenagtig, kwaade beesten, luie buiken. ----- Uit hoofde van beide deeze verkeerdheden hunner Leere, beveelt de Apostel titus hun scherplyk te bestraffen; de ydelheid en zedeloosheid hunner begrippen in klaaren dag te zetten, op dat zy gezond mogen zyn in 't GelooveGa naar voetnoot(§); op dat zy mogen wederkeeren, tot de Eenvoudige en Deugdkweekende Leer van het Euangelie, welke het eenig voorwerp des Geloofs is.
Om te doen zien, door welke middelen zy hier van waren afgeweeken, voegt hy 'er nevens, zich niet begee-
vende tot Joodsche Fabelen, welke deeze waren hebben wy reeds gezien; en geboden der Menschen, de bepaalingen der voorschriften van menschlyke vinding, waar door zy zich van de waarheid afkeerdenGa naar voetnoot(*), of dezelve verdierven; hier door weeken zy desgelyks af van die Heiligheid, welke het einde is der Euangelie-waarheid, zy beleeden dat zy god kenden, dikwyls dat zy hem volkomener kenden, en zyn wil nauwkeuriger verstonden dan anderen; maar zy verlochenden hem met de werken, alzo zy gruwlyk zyn en ongehoorzaam, tot allen goeden werk ondeugendeGa naar voetnoot(†). ----- Het is in rechtstreeksche tegenoverstelling deezer valsche Leeraaren, dat de Apostel, onmiddelyk in den Text, 'er byvoegt, Doch gy spreekt het geen de Gezonde Leere betaamt: wat hy hier door meent, verklaart hy breedvoerig in de volgende verzen; dat de oude mannen nugter zyn, enz.Ga naar voetnoot(§) het is, met één woord, het inscherpen der duidelyke Zedepligten in elken leevensstand. Wanneer hy onder de pligten der Oude Mannen telt Gezond in het GelooveGa naar voetnoot(✱), en onder die van titus, het Gezonde WoordGa naar voetnoot(†), kan 'er geen twyfel vallen, of hy bezigt die uitdrukking in de gewoone en onveranderlyke betekenisse; en in 't laatste geval verklaart hy het, door destigheid en onvervalschtheidGa naar voetnoot(**), vry van alle besmetting eens vreemden mengzels; met byvoeging dat het onverwerpelyk is; zynde de eenvoudige Leer van het Euangelie geen Leer van menschlyken uitleg tegen eene andere overgesteld, kan dezelve niet weder te rug gekaatst worden door den tegenstander, indiervoege, dat hy, die daar tegen is, beschaamd worde; dat is tot stilzwygen gebragtGa naar voetnoot(††).
Daar kan geen klaarder of sterker bewys zyn, hoe weezenlyk een zedebevorderd doeleinde in 's Apostels denkbeeld van Gezonde Leere is begreepen, of voor hoe groot een gedeelte van de Gezonde Leere hy de Zedekunde houdt, dan zyne eigene verklaaring van dat denkbeeld. 't Is opmerkenswaardig, dat hy, in negen verzen, naa dit vermaan, tot het spreeken van 't geen de Gezonde Leere betaamt, geene melding altoos maakt van een der Leerstellingen des Christlyken Geloofs; en als hy, ten laatsten, eenige derzelven opnoemt, doet hy het niet met eene stipte bepaaling of breede ontvouwing; maar hy stelt ze alleen
voor als kragtig werkende beginzels tot een deugdzaam gedrag. Wanneer hy spreekt van de Zaligmaakende Genade gods aan alle Menschen verscheenen, beschryft hy dezelve alleen als ons leerende, dat wy de wereldsche begeerlykheden verzaaken, regtvaardig en godzalig zouden leeven in deeze tegenwoordige wereldGa naar voetnoot(*). Wanneer hy gewaagt van de Zalige Hoope en de verschyning van christus ten Oordeele, is het alleen om ons, dezelve verwagtende, aan te zetten, tot het getrouw betragten van de Pligten deezes leevensGa naar voetnoot(†). Wanneer hy vermeldt dat christus zich zelven voor ons in den dood heeft overgegeeven, geschiedt het enkel om den deugdbevorderenden invloed daar van in te scherpen, op dat hy ons zou verlossen van alle ongeregtigheid, en zich een eigen Volk reinigen, yverig in goede werkenGa naar voetnoot(§).
In het bevel, derhalven, om te spreeken, 't geen der Gezonde Leere betaamt, pryst de Apostel, op het onbetwistbaarste aan, een Heilig leeven in 't algemeen in te boezemen, en op alle de byzondere Pligten der Zedeleere aan te dringen, en bezorgd te zyn om niet te hairklooven over de Leerstellingen van het Euangelie, of dezelve met eene kiesche keurigheid te bepaalen; maar ze ernstig aan te dringen als beweegredenen en drangmiddelen tot de Deugden eens Christlyken Wandels. Zo bezorgd is hy, dat titus, en alle diens Opvolgers, naar dit voorbeeld hunne Leere zouden inrigten, dat hy 'er byvoegt: Spreekt dit, en vermaant en bestraft met allen ernstGa naar voetnoot(✱). Hy is deezes onderwerps zo vol, dat hy 'er toe wederkeert, en naa verscheide andere Zedepligten aanbevolenGa naar voetnoot(†), en door de byzondere Leerstellingen van het Euangelie aangedrongen te hebbenGa naar voetnoot(**), legt hy titus op: Dit is een getrouw Woord, en deeze dingen wil ik dat gy ernstig bevestigt, op dat de geenen, die aan god gelooven, zorge draagen om goede Werken voor te staan: deeze dingen zyn het die goede en nuttig zyn den Menschen; maar wederstaat dwaaze vraagen, en geslachtrekeningen, en strydingen over de Wet: want zy zyn onnut en ydelGa naar voetnoot(††). De Man, die zich daar toe begeeft en ze voortplant, noemt de Apostel een Kettersch MenscheGa naar voetnoot(§§), dewyl hy, door het bepaa-
len en uitpluizen van de eenvoudige Euangelie waarheden, Verdeeldheden en Partyschappen in de Kerk verwekt.
('t Vervolg en Slot by de naaste gelegenheid.)
- voetnoot(*)
- Op de eene plaats het Toevoegelyk woord ὑγιης; op eene andere het Werkwoord ὑγιαινω, en elders het Deelwoord ὑγιαινων.
- voetnoot(†)
- ὑγιης.
- voetnoot(§)
- ὑγιαινων.
- voetnoot(✱)
- Luk. V. 31. VII. 10. XV. 27.
- voetnoot(*)
- Hoofdst XV. vs. 11.
- voetnoot(*)
- Hoofdst. IV. vs. 4.
- voetnoot(*)
- Hoofdst. IV. vs. 4, 5.
- voetnoot(†)
- VI. vs. 20, 21.
- voetnoot(*)
- 2. Tim. I. vs 13.
- voetnoot(†)
- II. vs. 2.
- voetnoot(§)
- III. vs. 10.
- voetnoot(✱)
- vs. 14.
- voetnoot(†)
- 15, 16.
- voetnoot(**)
- II. vs. 14.
- voetnoot(*)
- Hoofdst. II. vs. 15. 16.
- voetnoot(†)
- vs. 23.
- voetnoot(§)
- I. vs. 13.
- voetnoot(✱)
- vs. 14.
- voetnoot(†)
- vs. 23.
- voetnoot(**)
- I. vs. 16, 17.
- voetnoot(††)
- III. vs. 1-4.
- voetnoot(*)
- Hoofdst. III. vs. 5.
- voetnoot(†)
- vs. 16. 17.
- voetnoot(§)
- IV. vs. 1, 2.
- voetnoot(✱)
- vs. 3.
- voetnoot(†)
- vs. 2.
- voetnoot(**)
- vs. 4.
- voetnoot(††)
- vs. 3.
- voetnoot(*)
- Hoofdst. I. vs. 14.
- voetnoot(†)
- vs. 16.
- voetnoot(§)
- II. vs. 2-10.
- voetnoot(✱)
- vs. 2.
- voetnoot(†)
- vs. 8.
- voetnoot(**)
- vs. 7.
- voetnoot(††)
- vs. 8.
- voetnoot(*)
- Hoofdst. II. vs. 11, 12.
- voetnoot(†)
- vs. 13.
- voetnoot(§)
- vs. 14.
- voetnoot(✱)
- vs 15.
- voetnoot(†)
- III. vs. 1, 2.
- voetnoot(**)
- vs. 3-7.
- voetnoot(††)
- vs. 8, 9.
- voetnoot(§§)
- vs. 10.