Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785
(1785)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijOver de Vereeniging der Gereformeerden en Lutherschen, by gelegenheid van zeker voorval te Ellrich.(Uit het Hoogduitsch.)
Halberstad 28 Juny 1784.
Hooggeëerde Heeren!
Hier nevens doe ik u een bericht toekomen, 't welk, ongetwyfeld, der opmerkzaamheid uwer leezeren waardig is: my ten minsten, is het meer waardig, vergeef my dat ik my zoo uitdrukke, dan de abstracte poogingen van alle die gezelschappen, welke zich ter vereeniginge | |
[pagina 189]
| |
van verscheiden Religiepartyen hebben opgedaan. Dan, ter zaake zelfs. Voorheenen vondt men te Ellrich, in het Graafschap Hohenstein, en in derzelver nabuurschap, een aanzienlyk aantal van Gereformeerden, waaronder veele wel bemiddelden waren. De meerderheid der bydraagen zoo wel, als de aanzienlyke geschenken der Vermogenden, stelden hen in staat, om, op zekeren tyde, eenen Gereformeerd Geestelyken uit het Hessische te laaten komen, om de bediening des H. Avondmaals, volgens het Kerkelyk gebruik, de Liturgie, der Gereformeerden te houden, wyl men zoo weinig in Ellrich als daaromstreeks Gereformeerde Leeraars vindt. Voor het overige hieldt men zich tot de Luthersche Kerk. Langzaamerhand verminderde het getal der Gereformeerden, veele stierven en wederom andere verlieten hunne woonplaatzen. Nu bleef 'er slechts een gering getal van minder bemiddelden over, door welke het te zwaar viel om naar gewoonte eenen Leeraar hunner belydenisse uit het Hessische te laaten komen. Geerne intusschen wilden zy het H. Avondmaal houden, en vonden zich, tot hun leedwezen, buiten staat, om het zelve, naar het gebruik in hunne Kerk, werkstellig te maaken. Zy hadden zich zeker, buiten schroom, ook in dit opzicht, by de Luthersche Christenen konnen vervoegen, maar hadden daar by, des niet tegenstaande, veele bedenkingen. Zy verkoozen eenen middelweg, welke, myns bedunkens, hun zoo wel, als ook dien man, die hen op deezen weg te gemoed kwam, tot eere strekte. Zy verzochten naamelyk den Predikant Thilo te Ellrich, dat hy met hun het H. Avondmaal, naar de gewoonte der Gereformeerden, wilde houden. Deeze, zich by het Consistorie te Halberstad vervoegende, stelde het aan hem gedaan verzoek, aldaar voor, en verkreeg de vergunning om den Gereformeerden hierin te mogen dienen. De Magistraat zoo wel, als ook de Predikant Thilo te Ellrich deeden hieromtrent aan de Burgerye een behoorlyk voorstel, het welk van die uitwerkinge was, dat het H. Avondmaal met de Gereformeerden, in de Luthersche Kerk, niet alleen ongestoord, maar zelfs met de hartelykste deelneeminge van veele Lutheraanen, werdt gehouden. By niemand van de Ledemaaten zyner Gemeente verloor de Heer Thilo zyn vertrouwen, niemand maakte hem deswegens eenige tegenwerpingen, en hy bleef by zyne Gemeente zoo waardig en bemind, als hy te vooren ooit geweest was. En zoodanig is de zaak tot he- | |
[pagina 190]
| |
den toe noch gesteld. Men merkt uit het laatste geval wel ras, dat zich hierby in Ellrich geene opstookers en oorblaazers opdeeden; terwyl het anders niet zoo gewenscht hier mede zoude afgeloopen zyn. Nu ontstaat hier by de vraag! Kan een Predikant, die de gevoelens en meeninge der Lutheraanen omtrent het H. Avondmaal is toegedaan, met de Gereformeerden het zelve, op de wyze, in de Gereformeerde Kerk gebruikelyk, houden? Het wezenlyke der uitwendige handelingen is by beide partyen het zelfde. En waarom zoude men in dingen, welke niet tot het wezen behooren, niet eene andere manier en wyze (form) konnen en mogen in acht neemen; de manier en wyze doen dus niets ter zaak. Wat nu het eerste lid deezer vraage betreft, zoo komt het, buiten alle tegenspraak, op de waardy en op het gewicht aan, het welk men in de eigendommelyke meeninge zyner Kerk gewoon is aan te neemen en te beweeren. Geloofd men dat geen waar Avondmaal kan worden gehouden, by aldien men niet de tegenwoordigheid van Christus, gelyk dezelve in de Luthersche Kerk wordt geleerd, aanneemt, zoo zoude men volstrekt, met een goed geweeten, zulk eene handeling niet konnen onderneemen: is men in tegendeel overtuigd, dat de manier van voorstellinge en de bepaaling van den aart en wyze, hoe Christus in het H. Avondmaal tegenwoordig is, geenzins de hoofdzaak uitmaakt, waarom zoude men dan niet, aan Christenen van eene andere belydenisse, het H. Avondmaal konnen toedienen? En wanneer de Consistorien, die door de Landsheeren gevolmachtigd, Kerk-gebruiken (Liturgien) en Godsdienst- plechtigheden ontworpen en vast gesteld hebben, het oorlooven, om, by zekere voorkomende gevallen, zich van een ander Kerk-gebruik te bedienen, handelt als dan een Luthersch Predikant niet regelmaatig, wanneer hy, overeenkomstig met deeze vergunninge en vryheid, te werk gaat? Kan hem zyne Ampts-aanstelling ooit verplichten om in de beoefeninge van de werken der liefde nalaatig te zyn? En wanneer dezelve tegen de geboden van Christus aanloopt, moet hy dan Gode niet meer gehoorzaam zyn dan den Menschen? Men bedenke hier by 't geen Paulus deedt om hen, die noch geene Christenen waren, voor het Christendom te winnen, Act. XVI. 3. en men leeze de vrymoedige verklaaring van deezen voortreffelyken Apostel 1 Cor. IX. 19-23Ga naar voetnoot(*) ‘Want, hoewel ik | |
[pagina 191]
| |
vry ben van ieder een, zoo heb ik nogthans my zelven ieder een tot een knecht gemaakt, op dat ik veelen van hun winnen zoude; den Jooden ben ik geworden als een Jood, op dat ik de Jooden winnen zoude; den geenen die onder de wet zyn, ben ik geworden als onder de wet, op dat ik die geenen, die onder de wet zyn, winnen zoude; den geenen, die zonder de wet zyn, ben ik, als zonder wet, geworden: (daar ik nogthans niet zonder de wet ben voor God, maar ben onder de wet van Christus,) op dat ik de geenen, die zonder de wet zyn, winnen zoude. Den zwakken ben ik geworden als een zwakke, op dat ik de zwakken winnen zoude: ik ben ieder een allerlei geworden, op dat ik allezins immers eenigen zoude zalig maaken. Maar dat doe ik om het Evangelium, op dat ik het zelve mede zoude deelachtig worden. Wat zal nu niet een Christenleeraar, hy zy Luthersch of Gereformeerd, om dier Christenen wille doen, die in zekere stukken van eene andere meeninge zyn? Zal hy geen kind doopen voor dat hy zeker weet, dat deszelfs ouders de leere der Luthersche Kerk, aangaande den H. Doop, volledig verstaan? Zal hy geen Avondmaal houden voor dat hy weet, dat alle dischgenooten, der Luthersche meeninge, aangaande de tegenwoordigheid van Christus in het H. Avondmaal, met eene daadelyke kennisse der gronden en tegengronden, zyn toegedaan? Dan zal hy zeker weinige Kinderen doopen en zeldzaam het H. Avondmaal konnen houden. ----- Beklaagelyk genoeg is het, dat men zich noch by veele van zulke verweer-redenen moet bedienen. Hy, die zich, uit onkunde, eene zoo laage voorstelling van de Avondmaals-leer der Gereformeerden maakt, laate zich daaromtrent onderrichten, en leeze eens Calvini institutionem christ. relig. lib. IV. Cap. XVII. en byzonder § 2. 3. 4. 5. Wanneer, gelyk in ons Vaderland, reeds op verscheiden plaatzen geschiedt, Luthersche Predikanten somtyds in Gereformeerde, en Gereformeerde Predikanten in Luthersche Kerken prediken; wanneer men in beide Kerken, ieder Evangelisch Christen, hy mooge, naar zyne belydenis, Luthersch of Gereformeerd heeten, tot het H. Avondmaal den toegang liet; wanneer de Predikanten, van beide partyen, zich niet door byzondere Kerkgebruiken en Godsdienst - plechtigheden lieten wederhouden, om hunne Geloofsbroeders zonder onderscheid aan te neemen; wanneer men der Catechizeerende jeugd vroegtydig inscherpte en den volwassenen ten rechten tyde be- | |
[pagina 192]
| |
hoorlyk herinnerde, dat de Gereformeerden en Lutheraanen, eigenlyk gezegd, Broeders zyn, zoo zoude men ongemerkt tot de zoo wenschelyke uitwendige vereeniginge van beide Kerken meer toebrengen, dan de zoo veel ophef maakende onderneemingen van zommige byzondere persoonen, die daartoe noch van deeze noch van geene Kerk eenige volmacht hebben bekomen, ooit of ooit zullen uitrichten: want misschien zouden deezen, waarschynelyk, by aldien hunne onderneemingen gelukten, het welk geen Evangelisch Christen wenschen kan, eene vierde Religieparty in het heilige Roomsche ryk stichten. Voor de echtheid van dit gegeeven bericht kan ik volkomen instaan, te meer, daar ik het zoo wel uit den mond van den Heer Predikant Thilo zelfs, als van zulke persoonen, heb, die van de waare toedracht der zaake op het best en zekerste onderricht waren. Voor het overige ben...... A. |
|