Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785
(1785)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVerhandelingen, uitgegeeven door Teyler's tweede Genootschap, Derde Stuk. Te Haarlem, by J. Enschedé en Zoonen, en J. van Walré, 1785. In 't Fransch en Nederduitsch, behalven de Voorreden 205 bladz. in gr. 4to.In dit stuk levert men ons de beschryving eener ongemeen groote Electriceer-Machine, geplaatst in Teyler's Museum te Haarlem, en van de Proefneemingen van dezelve in 't Werk gesteld. De Heer van Marum, naamlyk, door de Heeren Directeuren van Teyler's nalaatenschap, verzogt zynde, om het aanleggen en bestieren der Physische en Naturalien-Kabinetten, en de Bibliotheek, van 't bovengenoemde bekende Museum op zig te neemen, heeft dien post gewillig aanvaard. Op het aanvaarden van denzelven, de hand terstond aan 't werk | |
[pagina 589]
| |
slaande, heeft hy reeds een aanvang gemaakt van eene verzameling van deeze en geene stukken daar toe behoorende, die tot luister van het Museum kunnen strekken. Onder anderen heeft hy aan de Heeren Directeuren voorgeslaagen, het laaten vervaardigen van eene ongemeen groote Electriceer-Machine; en, by de gunstige toestemming van zynen voorslag, is dezelve door den Heer Cuthbertson gemaakt, voltooid, en in het Museum geplaatst; waarop de Heer van Marum al herhaalde proefneemingen 'er mede in 't werk gesteld heeft; van welk een en ander hy in deezen een naauwkeurig verslag mededeelt. Zyn Ed. vangt dit geschrift aan, met eene beschryving van de Machine zelve, waarin de geheele toestel in 't algemeen, en de byzondere deelen daar toe behoorende, onderscheidenlyk ontvouwd, en, door behulp van eene nevensgaande Plaat, duidelyk verklaard worden Men kan uit deeze beschryving afneemen, dat men, in 't vervaardigen dier Machine, welke alle andere tot nog bekenden in grootte overtreft, (hebbende de glasschyven, eene middellyn van 65 Engelsche duimen,) alle mogelyke naauwkeurigheid en omzigtigheid aangewend heeft, ten einde dezelve, zo veel doenlyk ware, in staat te stellen, om haare uiterste kragt te oefenen, en dus te beantwoorden aan het hoofdbedoelde. Dit toch was, gelyk de Heer van Marum in de Voorreden meldt, niet alleen om daardoor eene sterkere kragt te bekomen, dan andere Electrizeer-Machines bezaten, ‘maar ook om teffens te zien, of men daar mede kon vinden den uitersten graad van electrische kracht, welke 'er, door werktuigen van glas gemaakt, te verkrygen zy.’ Ter bereikinge van dit oogmerk heeft men onderzogt, tot welke eene grootte men de Electriceer-Machine konde brengen; het berigt was, dat de grootste glasschyven, welken 'er gemaakt konden worden, van 65 Engelsche duimen middellyns waren: en hier op is de toestel in alle deszelfs deelen, naar evenredigheid, tot de uiterste grootte vervaardigheid. Men hoopt nu, daar de ondervinding geleerd heeft, dat men 't in de electriciteit verder gebragt hebbe, naar maate dat men de electrische werktuigen grooter maakte, en een hooger trap van electrische kragt verkreeg, door deeze ongemeen groote Electrizeer-Machine aanleiding te zullen verkrygen tot het doen van nieuwe ontdekkingen; waarom de Heer van Marum reeds eenige proefneemingen werkstellig gemaakt heeft, die geschikt zyn, om hem daar toe den weg te baanen. | |
[pagina 590]
| |
Een berigt van deeze proefneemingen maakt het overige gedeelte van dit geschrift uit. Ze zyn onder drie afdeelingen gebragt. De eerste behelst een aantal van proefneemingen van verschillende soort, die de groote kragt van dit werktuig, op welker toetze de Heer van Marum het in de eerste plaatze toegeleid heeft, uitwyzen. Vervolgens komen etlyke proefneemingen met de Conducters deezer Machine in het werk gesteld; en de laatste afdeeling verleent ons eenige proefneemingen met eene groote Battery, bestaande uit 135 Vlessen, door deeze Machine gelaaden; welke Battery, zo in haaren toestel, als laading en ontlaading, met aanwyzing van derzelver groot vermoogen, hier vooraf beschreeven wordt. ----- Men oordeele over de grootheid van dit vermogen, uit de volgende verschynzelen, die ons de Heer van Marum deswegens vermeldt; welk gedeelte van dit geschrift wy te eerder, tot een staal uit het zeive, overneemen, om dat de Leezer, zonder behulp van Plaaten, daaruit zig te gereeder eenig denkbeeld van het electrische vermogen deezer Machine kan vormen. ‘1. Wanneer de Battery, zegt hy, zich ontlaadt over den rand van één der sleszen, zo smelt zy de oppervlakte van het glas, waarover zy loopt; waardoor het glas ruwe streeken verkrygt, die meer dan ¼ duim, en zomtyds ½ duim breed zyn. 2. Wy hebben de ontlaading laaten gaan, tusschen twee vlakke oppervlakten van twee stukken yvoor. In het bovenstuk waren twee koperdraaden, in een schuinschen stand wederzydsch staande, welker ondereinden, aan de onderleggende oppervlakte van dit stuk, één duim afstand van elkander hadden; door deeze koperdraaden lieten wy de ontlaading gaan. Dezelve moest dan tusschen de yvooren vlakken zich eenen wech baanen. Wy hadden op het bovenste stuk yvoor een houten cylinder gesteld, welke 4 duimen lang was, en deezen bezwaard met twee gewichten, elk van één pond. By de ontlaading wierden deeze beide gewichten ter hoogte van omtrent vier of vyf duimen, zo na wy dit zien konden, opgelicht, en de beide stukken yvoor wierden hier by in veele brokken geslaagen, die zich wyd en zyd verspreidden. 3. Wy hebben de ontlaading deezer Battery laaten gaan door vier boeken gewoon schryfpapier, het geen op verre na niet van het dunste zoort was. Elk boek 24 vel en dus 48 bladen hebbende, zo waren 'er in deeze vier boeken te zamen 192 bladen. Door deezen sloeg de Battery | |
[pagina 591]
| |
by haare ontlaading een gat, het geen ruim 1/10 duim dikGa naar voetnoot(*) was. 4. Wy beproefden vervolgens het vermogen der ontlaading deezer battery, door dezelve te laaten gaan door den as van een palmhouten cylinder, die drie duimen middellyn had, en drie duimen hoog was. Deeze cylinder was zodanig gemaakt, dat de draad van het hout in de langte van den cylinder lag. Aan zyne beide grondvlakten was hy geboord, ter diepte van één duim, in welke gaten wy twee koperen pennen staken, door welken de electrische stof, by de ontlaading der battery, door den as van den cylinder geleid wierd, dewelke dus, van het eene koperdraad tot het andere, het palmhout ter langte van één duim moest doorbooren. Dit deed zy met zulk een vermogen, dat de gemelde cylinder hierdoor in twee gelyke stukken wierd geslaagen: dus waren de van elkander gescheurde vlakken negen vierkante duimen. Verlangende te weeten, hoe veel kracht de ontlaading ten naastenby had aangewend, om dit stuk palmhout dus van elkander te slaan, zo hebben wy door gewichten beproefd, hoe veel 'er vereischt wierd om een stuk palmhout van een vierkanten duim, in de langte van de draad, van elkander te scheuren. Wy bevonden, dat hier toe noodig waren 615 ponden. Daar nu de vlakte van het van een geslagen palmhout, ter plaatze daar het van een gescheurd is, negen vierkante duimen is, zo blykt het derhalven, dat de electrische stof, by de ontlaading der battery, door deezen palmhouten cylinder geleid, tot het van een slaan van denzelven een kracht heeft moeten besteeden, die gelyk staat aan de zwaartekracht van 5535 ponden. 5. Wy hebben vervolgens beproefd de ontlaading te laaten gaan, midden door een drie duims teerling (cubus) van blauwe Namursche steen, in welken wy ten dien einde gaten hadden laaten booren van dezelfde diepte als in het palmhout; dan de ontlaading ging 'er niet door, voor dat men deeze gaten zo veel dieper gemaakt had, dat 'er tusschen de einden van de draaden slegts een halve duim steen was overgebleven. Door deeze dikte van steen maakte de ontlaading een gat, het geen omtrent een lyn wyd was. De steen bleef echter hierby in zyn geheel. | |
[pagina 592]
| |
6. Eindelyk hebben wy beproefd, welke eene langte yzerdraad door dit werktuig gesmolten kan worden. Hiertoe hebben wy in de eerste plaats genomen yzerdraad, het geen juist dezelfde dikte heeft, als de draad, welke Mr. Nairne, door de ontlaading van 50 vierkante voeten bekleed glas, ter langte van 3 voeten 9 duimen, gesmolten heeftGa naar voetnoot(a); zynde deeze de langste draad, welke men, zo ver ik weet, immer heeft gesmolten. Van dit zoort van yzerdraad, het geen onder No. 11. verkocht wordt, en 1/151 duim dik is, hebben wy gesmolten de langte van 15 voeten, en van het yzerdraad No. 16, het geen 1/240 duim middellyn heeft, de langte van 25 voeten.’ In de opgave der proefneemingen van ieder soort, onder elk der drie bovengenoemde afdeelingen, geeft de Heer van Marum telkens een naauwkeurig verslag van dezelven, met melding, daar 't eenigzins vereischt wordt, van de wyze, op welke hy dezelve werkstellig gemaakt heeft; 't welk tevens vergezeld gaat, van daar toe behoorende Plaaten. ----- Eenige bepaalende omstandigheden, hebben zyn Ed. verhinderd deezen zynen arbeid verder voort te zetten; dan hy geeft in zyne Voorreden te kennen, dat hy ten oogmerk hebbe, om zyne proefneemingen, in den aanstaanden winter, te hervatten en wyder uit te breiden; met voorneemen, om, in een volgend Stuk, zo 't geene nu nog agtergebleeven is, als het geene hy dan ontdekt mogte hebben, insgelyks door de drukpers gemeen te maaken. Ter meerdere beproevinge deezer Electrizeer machine, en ter naspooringe van nieuwe ontdekkingen door derzelver ongemeene kragt, doet hy ten laatsten nog aan alle kundige Liefhebbers den volgenden voorslag. ‘Intusschen, zegt hy, noodig ik elken Natuurkundigen, dat hy my gelieve meê te deelen zyne denkbeelden of uitzichten tot nieuwe proefneemingen, welke hem mogen voorkoomen by eene zo sterke kracht, als die van dit werktuig, met eenige hoop van eene nieuwe ontdekking, in het werk gesteld te zullen worden; terwyl ik gaarne zal op my neemen zodanige proefneemingen met dit werktuig, indien zy met verkrygbaaren toestel te neemen zyn, in het werk te stellen, en den uitslag hiervan in het eerste vervolg van dit stuk, met uitdruklyke melding van den naam des geenen, die my zyne denkbeelden tot zodanige proefnee- | |
[pagina 593]
| |
mingen heeft meêgedeeld, te berichten. ----- Men kan zich verzekerd houden, dat ik elke beproeving by dit werktuig, door wien dezelve ook uitgedacht zy, indien zy my slegts van eenig belang voorkomen, met denzelfden yver zal in het werk stellen, als of zy door my zelven uitgedacht ware, en dat ik, myne denkwyze my niet toelaatende my eens anders denkbeeld toe te eigenen, getrouwlyk zal opgeeven, het geen my ter aanleiding tot eenige ontdekking door dit werktuig zal meêgedeeld hebben.’ |
|