gelyke, wy onder de laage tellen, wanneer hy, van de dapperheid der Amersfoordsche Heldinnen spreekende, zegt, dat het geweld van Bourgogne voor eenen stroom van heeten kalk wyken moest:
Toen 't vrouwenheir hier meê den vyand kwam bestryken.
Iemand met een stroom heeten kalk komen bestryken, is eene manier van spreeken, die den Dichter moeilyk vallen zal te verdeedigen, - vooral daar het blykt uit zeer veele trekken van dit stukje, dat hy voor het kragtige en schoone wel vatbaar is. Dit slot van het Werkje overtuige daarvan onze Landsgenooten:
ô Broeders! denkt aan my: myn hart zal aan u denken:
Jaa is het noodig, eer myn bloed aan de Eemstad schenken,
Eer 'k voor het outer van tirannen nederkniel.
De vryheid is alleen de veêrkracht onzer ziel.