Leerreden, uitgesproken op den 27sten Februarij 1785. door Abraham Wynands, Leeraer der Doopsgezinde Gemeente, te Utrecht: bij gelegenheid van deszelfs afstand van den gewonen Predikdienst, en Afscheid van die Gemeente. Te Haarlem, bij A. Loosjes Pz. 1785. In gr. octavo 43 bladz.
Enige zamenloopende omstandigheden, waervan de voornaemsten in de Voorafspraek dezer Leerreden gemeld worden, hebben den Eerwaerden Wynands genoopt om afstand te doen van den gewoonen Predikdienst; en dus wel byzonder afscheid te nemen van de Doopsgezinde Gemeente te Utrecht, in welke hy ruim zeven jaren den Predikdienst, benevens zynen Amptgenoot, had waergenomen; behoudende voorts een hem onwederspreeklyk regt, om, hier of daer dienst kunnende doen, naer welgevallen, in deze of gene Gemeente, ene of meer Predikbeurten te vervullen. (Soortgelyke inrichtingen vereischen in de Societeit der Doopsgezinden die voorafgaende schikkingen niet, welken in de Nederlandsche Kerk gevorderd worden. Een Doopsgezind Leeraer legt zyne Bediening zo vry neder, als hy dezelve aengenomen heeft.) De Eerwaerde Wynands stelt zich voor, in deze zyne laetste Leerreden als gewoon Leeraer, te toonen ‘dat, en hoe, een godvruchtig en deugdzaam hart en gedrag, het Ontzag voor God en het waarnemen van zijnen Dienst en Geboden, een noodzaaklijk en geschikt middel zij, om zigzelven en zijn Nageslagt in dit leven gelukkig te doen zijn.’ Hy doet de gegrondheid dezer leeringe duidelyk zien; eerst, met opzicht tot den mensch zelven, en dan met betrekking tot zyne Kinderen of Nageslacht. Aen dit overtuigelyk Vertoog, met een geest van juiste onderscheiding voorgedragen, hecht de Leeraer wyders ene treffende toepassing, waerin hy de daedlyke inachtneming dezer waerheid, met klem van tael, op het hart zyner Toehoorderen, in 't algemeen, en inzonderheid op dat der Ouderen, ten ernstigste aendringt. En voorts besluit zyn Eerwaerde zyne Leerreden, met byzondere Aenspraken, die volkomen beantwoorden, aen de byzondere omstandigheden; waerin bovenal doorstraelt een liefderyk hart, en ene ernstige zugt voor aller tydlyk en eeuwig welwezen; 't welk men langs den weg der Godsvrucht, door Gods genade in Jezus Christus, vertrouwelyk kan verwachten.