Tegenoverstelling van een heer naar de mode, en een burger der wereld.
De Man naar de Mode word geleerd, hoe te wandelen, hoe te staan, hoe te dansen, hoe te ryden, hoe te glimlachen, hoe in een luidrugtigen lach uit te barsten, hoe het aangezigt onvergenoegd te frontzen, hoe toornig te zyn, hoe te vegten, hoe gemeenzaam te weezen. Hy leert eene wyze van eeten, van drinken, van speelen, van vloeken; en hoe hy, door de byeenvoeging van dit alles, een Man naar de Mode wordt.
De Burger der Wereld heeft de Natuur tot zyne Voedstervrouw, en onderneemt niet te gaan eer hy staan kan. Zyne beschaafde bekwaamheden volgen de voorschriften der Rede, en het Lichaam maakt, in zyne verrigtingen, de rechtmaatige bevattingen des Verstands nooit belachlyk. Eene voeglyke schikking van dit alles vereenigt den Heer en den Man van Verstand.
De Man naar de Mode doet de groote Tour, enkel om te kunnen zeggen dat hy buiten 's lands geweest is. Hy praat van vreemde Plaatzen en Steden, Zeden en Gewoonten, zonder bespiegelende kundigheden, of daadlyke beoefening. Hy spreekt Fransch en Italiaansch, zonder de beginzelen zyner Moedertaale te kennen: en geeft altoos aan de Maniere en het je ne scai-quoi van Frankryk of Italie, den voorrang boven het laage en lompe Nederlandsch.
De Burger van de Wereld schikt zich naar de gewoonten onder elke lugtstreek, by elk volk, en verbetert zyne aangeboorene bekwaamheden, door 't geen hy goeds in vreemde Landen ontdekt; doch verwisselt nooit het goede zyns Lands voor de gebreken zyner Nabuuren.
De Man naar de Mode begeeft zich in de groote Wereld, langen tyd voóór dat hy het opzigt zyns Leermeesters behoorde te verlaaten. Zyne jeugd wordt, in gevolge hier van, een tooneel van Losbandigheid, en vóór den tyd verliest hy de kragt zyner manlyke jaaren. In deezer voege wordt de geheele zaak des leevens verydeld, en het groot einde der scheppinge verwoest. Hy sluipt in een binnenkamer, als het Vaderland zyn arm vordert. Hy peinst op ingebeelde zegeningen, als de bekwaamheid om te genieten vervloogen is. Getrouw verschynt hy aan de Theetafel, en woont de Avondwandelingen by. Hy houdt zich doof in de Opera, en lacht in Schouwburg, onder het Treurspel, zo hard, dat het anderen stoot; het toppunt zyns roems is, aangezien te worden voor den Bezitter van 't geen hy niet heeft.
De Burger van de Wereld aanvaardt de Leevensbezigheden,