Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1784
(1784)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 632]
| |
Nieuwe waarneemingen over een oude fabelagtige vertelling, als waar vermeld, door Simon Pauli, wegens eene Noorweegsche plant, Gramen Ossifragum Norwegicum Sim. Pauli, geheeten. Door den Heer Gleditsch.Ga naar voetnoot(*)In de voorgaande Eeuw verhaalde simon pauli, dat zekere Plant, in Noorwegen, zulk eene vreemde uitwerking hadt op het Hoornvee, dat deszelfs beenderen vermorzeld werden en braken, als zy daar van aten. Pauli was ligtgeloovig, en eenige Planten van dit Gras ontvangen hebbende, met eenige getuigenissen, die deeze wonderbaare uitwerking verzekerden, gaf hy 'er den naam aan van Gramen Ossifragum Norwegicum; of Noorweegsch Beenbreekend Gras. Dan het bleek naderhand aan bekwaamer Plantkundigen, dat deeze Plant niet behoorde tot de Gramina of Gras-Planten. Bartholinus noemde de Plant Asphodelum paludosum of Gramen Ossisragum innoxiumGa naar voetnoot(†); en men bevondt, by verder onderzoek, dat die Plant tot de Leliën behoorde. - De Kruidkundigen namen, in 't algemeen, dit denkbeeld aan. Linnaeus schikte, op een nauwkeuriger beschouwing van Bloem en Vrugt, deeze Plant met zekere soorten van den Asphodelus: de Phalangium &c. onder de Anthericums: en de Heer gleditsch beschryft, (in de Memorie waar uit wy dit ontleenen) deeze Plant in 't breede, als mede de gronden, waar in dezelve groeit, en de Landen waar in ze voorkomt. Laatstgemelde Heer, die zich in de Natuurlyke Historie eenen grooten naam verworven heeft, onderzocht vervolgens de vraag wegens de schadelyke uitwerking deezer Plant op het Hoornvee, welke daar aan den bynaam van Ossifragum gegeeven heeft, en bewyst, dat dezelve die Beenbreeke de hoedanigheid niet hebbe, verkeerdlyk daar aan toeg kend, en geeft 'er voorts dit berigt van. De eerste uitspruitzels, die zich zeer vroeg in de Lente vertoonen, in laage en moerassige gronden, kunnen ongezond genoeg weezen, om het Vee mager, en zwak, te | |
[pagina 633]
| |
maaken, inzonderheid, wanneer gezonde weiden, die den Dieren het recht voedzel verschaffen, agterlyk zyn in den groei. In zulk een geval kan het Ruggebeen, voor 't oog van onkundigen, zich als gebroken vertoonen. In dit vroege jaargetyde, heeft het Vee, in veele Noordlyke gedeelten van Europa, zeer groot gebrek aan voedzel: de Wintervoorraad is op, de uitspruitzels der Lente komen traag te voorschyn en zyn schaars, de honger dringt hun om alles in te slingeren, wat hun voorkomt. Zulks brengt verandering in der Dieren gestel te wege; de deelen ter Spysverteering geschikt verzwakken; de voedende sappen bederven; en eene broosheid der Beenderen kan zomwylen het gevolg geweest zyn van dit natuurlyk bederf der Dierlyke Huishoudinge. 't Is zeker, dat in, of omtrent, het Jaar MDCCLXXX, eene Kwaal, vergezeld van eene breeking of ontbinding der Beenderen, zich onder het Hoornvee, jong en oud, vertoonde in het Keurvorstendom Brandenburg; waar de Plant, aan welke dit zonderling vermogen word toegeschreeven, niet groeit. |
|