Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1784
(1784)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijLeevensgevallen en character van den heer John Pringle, Bart. President van de Koninglyke Maatschappy der Weetenschappen te Londen, enz. enz.(Vervolg en Slot van bl. 496.)
De afgeleefde pringle, in Londen wedergekeerd, voelde zich eenigzins beter. Hy schiep groot genoegen in zyne Vrienden te Londen te bezoeken, en werd door hun met de hartlykste toegenegenheid ontvangen. Zyne Zondagavond-gezelschappen werden vereerd met de tegenwoordigheid van veele aanzienlyke Mannen; en, op de andere avonden van de week, hadt hy het vermaak een paar uuren te slyten met zyne Vrienden, in een gezelschap, 't geen reeds zints langen tyd stand gehouden hadt, en nu vergaderde by Mr. watson, Drogist in 't Strand. Pringle's verbintenis aan dit gezelschap, en zyn gestadig bywoonen van 't zelve, maakte, op 't laatst, een zyner voornaamste geneugten uit. De morgen-uuren besteedde hy meest in Vrienden te gaan zien en te ontvangen: dikwyls hadt hy een klein uitgekoozen gezelschap, 's middags, by zich te eeten op zyne kamers, in Kings-street, St. Jamessquare. Al dien tyd namen zyne kragten af, met eene schielykheid, die zynen Vrienden alle hoop benam, dat hy hun lang zou byblyven. 's Maandags avonds, den veertienden van January MDCCLXXXII, op het gezelschap ten huize | |
[pagina 537]
| |
van watson zynde, kreeg hy een toeval, van het welk hy niet herstelde. Dr. saunders bragt hem t'huis, voor deezen hadt hy de hoogste agting, op deezen stelde hy met rede het onbepaaldst vertrouwen. Deeze Arts paste hem met onvermoeiden vlyt op; doch de Geneeskunde boodt geen middelen van herstel aan: hy stierf den volgenden Vrydag, den achttienden, in het vyf- en zeventigste jaar zyns ouderdoms: het berigt van zynen dood werd overal ontvangen op eene wyze, die toonde, welk eene hoogagting men zyne groote verdiensten toedroeg. Op den zevenden van February, werd hy in St. James Kerk begraaven, met groote staatlykheid, onder 't geleide zyner aanzienlyke en agtbaare Vrienden. Ten blyke van de eerbied voor zyne gedagtenisse, verscheenen alle de Leden van het Collegie der Geneesheeren te Edmburg, by hunne eerste zamenkomst, na zyn overlyden, in zwaaren rouw. - Door de Geneeskunst langen tyd te beoefenen, hadt hy aanzienlyke middelen overgegaard: over welke hy eene zeer voorzigtige en gepaste beschikking maakte. Het grootste gedeelte zyner nalaatenschap besprak hy, gelyk zulks redelyk en natuurlyk was, aan zynen waardigen Neef en Erfgenaam, Sir james pringle van Stichel Bart, dien hy ook tot Uitvoerder van zynen laatsten Wil aanstelde. Doch de geheele nalaatenschap kwam hem niet terstond in handen: want eene som, zo ik meen, van zeven honderd Ponden 's jaars, was bestemd tot jaargelden, die, by het sterven der benoemden, aan zynen Erfgenaam vervielen. Hier door gaf de overleden pringle een bewys van agting en genegenheid, voor verscheide zyner Bloedverwanten en Vrienden. Het voortreffelyk Character van john pringle, en als oefenend Geneesheer, en als Schryver over Geneeskundige onderwerpen, is zo wel bekend en zo algemeen erkend, dat het geheel noodloos is, daar over uit weiden. In het waarneemen van zyn Beroep, was hy geenzins inhaalig; zich, by verscheide gelegenheden gereed betoonende, om, zonder geldbeoogende inzigten, anderen met zynen raad te dienen. De Geestneiging van pringle leidde hem voornaamlyk op, tot liefde voor de Weetenschappen, die hy op den hegten grond van Ondervinding deedt rusten. Ten opzigte van de Wysbegeerte in 't algemeen, was hy zo afkeerig van 't bespiegelende, door geene Proefneemingen onderschraagd, als hy zulks was ten aanziene van de Ge- | |
[pagina 538]
| |
neeskunde in 't byzonder. Lord bacon was zyn geliefdste Schryver; en aan de wyze van naspeuring, door dien grooten Man aangepreezen, hieldt hy zich bestendig. Dit het Character zyns Verstands zynde, zal het niemand vreemd dunken, dat plato hem niet behaagde. In 't laatste Tydperk zyns leevens, sloeg hy geen agt altoos voor Bovennatuurkundige Onderzoekingen; schoon eenigen zyner hoogstgeagtste Vrienden zich daar aan overgaven, met zeer verschillende inzigten, verkoos hy niet tot de Studien van zyne jeugd weder te keeren, maar hieldt zich te vrede met de gevoelens, toen gevormd. Ik wil voor myne Leezers niet verbergen, dat pringle niet veel smaaks vondt in de Dichtkunst. Zelfs kon de onsterflyke shakespeare hem niet behaagen, althans hy was te zeer gevoelig voor de gebreken in dien beroemden Dichter, om hem eene voeglyke maate van agting toe te draagen. - In zyne jeugd hadt hy de Taalkunde beoefend, en sloeg dezelve, na ze eenigen tyd te hebben laaten rusten, weder ter hand, ten minsten in zo verre, dat hy poogde eene naauwkeuriger kennis van de Grieksche Taal te verkrygen, waarschynlyk met oogmerk, om het Nieuwe Testament beter te kunnen verstaan. De Fransche Taal was by hem zeer geliefd, en men wil, dat hy zeer gesteld was op voltaire's oordeelkundige Schriften. Hoe zeer dit strekke tot eer van zyn Smaak, zullen wy niet beslissen. Welk eene maate van juistheid 'er moge gevonden worden, in de waarneemingen van dien vermaarden Franschen Schryver, omtrent eenige onderwerpen der Oordeelkunde, Mevr. montague heeft breedvoerig beweezen, dat hy eene taak, waartoe hy niet was opgegroeid, aanvaardde, als hy het ondernam de verdiensten van shakespeare te bepaalen. Pringle verzuimde, te midden zyner veelvuldige bezigheden, de beoesening zyner Moederspraake, in geenen deele. Zulks hieldt hy voor eene zaak van zo veel gewigts, dat hy zich veel moeite gaf, ten opzigte van den Styl zyner Opstellen; en men kan niet lochenen, dat hy uitmunt, in klaarheid, netheid, en eigenaartigheid van uitdrukkingen. Hoewel hy niet op de Dichtkunst gesteld ware, was hy een groot Liefhebber van eene daar aan zeer naauw verwante Kunst, de Muzyk. Niet alleen betoonde hy zich een Bewonderaar van weluitgevoerde Muzykstukken, hy speelde zelve op een weeklyks Concert, 't geen eenige Heeren te Edinburg gaven. Behalven eene volyverige bevlytiging op Geneeskundige | |
[pagina 539]
| |
en Wysgeerige Weetenschappen, schikte pringle, in 't laatste gedeelte zyns leevens, veeltyds tot het beoefenen der Godgeleerdheid. Deeze was by hem een geliefd en aangelegen onderwerp. Hy hieldt dikwyls Briefwisselingen met den beroemden Hoogleeraar michaëlis, over Godgeleerde Onderwerpen; deeze Hoogleeraar schreef hem eenige Brieven, over daniëls Voorzegging, van de LXX Weeken, die pringle waardig oordeelde, in zyn Land het licht te doen zien. Hy nam de moeite en kosten der Uitgave op zich, en in 't Jaar MDCCLXXIII, kwamen zy uit, onder den volgenden Tytel: joannis davidis michaëlis, Prof. Ordin. Philos. & Soc. Reg. Scient. Goettingensis Collegae, Epistolae, de LXX Hebdomadibus Danielis, ad D. joannem pringle, Baronettum: primo privatim mossae, nunc vero utriusque consensu publice editae, 8voGa naar voetnoot(*). Hy was desgelyks een naarstig en aanhoudend Leezer van Leerredenen, die een zo hoogschatbaar gedeelte van de Schriften der Engelschen uitmaaken. Wenden wy het oog op het Zedelyk Character van pringle, wy zullen bevinden, dat Braafheid de heerschende trek daarvan uitmaake: door dit beginzel werd hy eenpaarig gedreeven in al zynen wandel. Allen, die hem kenden, zullen met éénpaarige stemmen betuigen, dat 'er nooit eerlyker Man bestondt. - Even zeer muntte hy uit in Soberheid. Hy verhaalde aan Mr. james boswell, dat hy nimmer door drank bevangen geweest was: men zal moeten toestemmen, dat zulks een zeer pryzenswaardige proeve oplevert van zyne Voorzigtigheid, daar hy t'huis en buitenslands met zo veelerlei gezelschap verkeerd hadt. In 't stuk van Vriendschap, was pringle vuurig en standvastig. De Vriendschapsverbintenissen door hem, in zyne Jeugd, te Edinburg aangegaan, duurden onafgebrooken, tot dat de dood dezelve deedt eindigen; zy werden gaande gehouden, door geregelde Briefwisseling, en de goede diensten, welke het hem mogelyk was, hun te bewyzen. Wat pringle's uitwendig voorkomen en gedrag betreft, hy betoonde zeer veel oplettenheids op de zodanigen, die hy met zyne vriendschap en agting vereerde, en omtrent de Vreemdelingen, die met goede Brieven van aanpryzing | |
[pagina 540]
| |
by hem kwamen. Buitenlanders, in 't byzonder, hadden alle reden om voldaan te zyn over de moeite, welke hy zich gaf, om hun alle beleefdheden te bewyzen. Zomtyds, nogthans, hadt hy iets stroefs en agterhoudens in zyn gedrag, 't welk naar koelheid zweemde; en dit was het geval, wanneer hy geen volkomen genoegen schepte in de Persoonen, by hem gebragt, of die hy in gezelschap aantrof. Zyn bezef van Braafheid gehengde niet die valsche en schynbaare beleefdheid aan te neemen, die allen op één voet behandelt, en, hoe onderscheiden ook in waare verdiensten, uiterlyk dezelfde hartlykheid betoont. Hy was verheeven boven de laagheid, om betuigingen van hoogagting te doen, zonder die weezenlyk in zyne ziel te gevoelen. Dr. johnson heeft in 't Leeven van pope aangemerkt, dat die Dichter, als hy noodig hadt te slaapen, in gezelschap zat te dutten; en dat hy eens aan zyn eigen tafel in slaap viel, terwyl de Prins van wales over de Dichtkunst sprak. Pringle hadt die zelfde zwakheid, bovenal in 't laatst zyns leevens. Hier over zullen wy ons min verwonderen, als wy bedenken, dat hy veele jaaren zeer gebrekkig sliep, en nauwlyks éénen nagt doorbragt, in welken hy niet verscheide uuren wakker lag. 't Zal noodig weezen, op het Godsdienstig Character van pringle, wat breeder stil te staan: dewyl het de heerschende geaartheid deezer Eeuwe is, om 't geen den grootsten roem van eenig Mensch uitmaakt, als eene zwakheid, te verguizen. De beginzels van Godsvrugt en Deugd, hem vroeg, door eene gezette opvoeding ingeboezemd, verlooren nooit haaren invloed op zyn leevensgedrag in 't algemeen. Niet te min werd, toen hy buitens lands zwierf, zyn Geloof in de Christlyke Openbaaring zo verre aan 't wankelen gebragt, dat hy, ten dien opzigte, een Twyfelaar, zo geen volslaagen Deïst, wierd. Maar het was de aart van pringle niet, stil te blyven zitten in zyne twyfelingen en zwaarigheden, omtrent een onderwerp van dat aanbelang. Hy was een te groot Liefhebber van de Waarheid, om den Godsdienst niet te neemen tot het stuk zyner ernstigste naspeuringen. Versmaadde hy het, een ingewikkeld Geloovige te weezen, hy was even afkeerig van een ingewikkeld Ongeloovige te zyn: 't welk het geval is eener groote menigte, die het Christendom met zo weinig kunde, en zo weinig onderzoek, verwerpen, als de krankhoofdigste Bygeloovigen, de ongerymdste stelzels ooit | |
[pagina 541]
| |
uitgedagt, omhelzen. De uitslag zyner naspeuringe was eene volkomene overtuiging van den Hemelschen Oorsprong, en het Godlyk Gezag, der Euangelie-Leere. De blykbaarheid der Openbaaringe oordeelde hy bondig, op goeden grond rustende, en van zulk een aart, dat ze zyne vuurigste erkentenis vorderde. Pringle's geleerde en andere Verbintenissen waren zo veelvuldig, dat wy het ons niet kunnen onderwinden ze op te tellen. Van zyne Kennissen in Engeland, zou het zeer moeilyk vallen een Verslag te geeven. Ondernamen wy het, het zou een groot aantal bevatten van de waardigste en uitsteekendste Characters, in alle takken van Geleerdheid. Zyne verkeering bepaalde zich niet tot Geneeskundigen, schoon deeze wel de grootste was, zy strekte zich uit tot veele Lieden van rang en verdiensten. - 't Is onmogelyk, regt te doen aan pringle's verbintenissen met Buitenlanderen. Niemand, die eenigen smaak voor Wysgeerige Weetenschappen bezat, en Engeland bezogt, of hy werd pringle aangepreezen, en onderhieldt de gemaakte kennis. Daarenboven hadt hy briefwisseling met veele Wysgeeren en Geneeskundigen van den eersten rang, die hy nimmer gezien hadt. Daar dit het Character, en deeze de Voortreflykheid was, van john pringle, verdiende hy onder de Gedenkwaardige Persoonen, in de Abtdy van West-minster, gerekend te worden. Overeenkomstig hier mede, heeft men, onder het opzigt en op kosten van zyn Neef en Erfgenaam, een Gedenkteken te zyner Eere opgerigt. Mr. nollekens heeft het vervaardigd, en 'er is een Engelsch Opschrift op geplaatst. Indien men beslooten hadt, 'er een Latynsch op te zetten, was 'er een voor handen, opgesteld door een Heer van den eersten smaak in dit stuk, 't geen buiten twyfel den voorrang zou gehad hebben. Wy zullen het hier plaats geeven, en dit Berigt der Leevensgevallen van het Character van pringle, met dit fraaije gedagtenis-gedenkteken, besluiten. | |
MS.Viri egregii joannis pringle Baronetti
Quem exercitus Brittannicus
Celsissima Walliae Principissa
Regina serenissima
| |
[pagina 542]
| |
Ipsius denique Regis Majestas
Medicum sibi comprobavit.
Experientissimum, sagacem, strenuum:
Quem, studiis academicis florentem,
Edinburgenses olim sui
In cathedra disciplinae ethicae dicata
Adhuc Juvenem collocarunt:
Quem postea, aetate de scientia provectum,
Primum perhonorifico ornavit praemio,
Deinde ad summam apud se dignitatem evexit
Societas Regia Londinensis.
Qualis fuerit medendi artifex,
Quali rerum comprehensione praeditus,
Materiam suam multiplicem
Quam scienter explicuerit & illustraverit
Scripta Viri doctissimi testentur
Per Europam omnem disseminata,
Nec foris minus quam domi nota.
Qua autem fide & integritate suerit,
Quam veri tenax & inimicus fraudi,
Quam constans Supremi Numinis cultor,
li, quibuscum vixit,
Testes sunto.
Excessit e vitâ, &c.
|