Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1784
(1784)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe verwyling.
| |
[pagina 514]
| |
te zaak is, dat 'er een Dyk moet gemaakt, en een Kanaal gegraaven worden, om het overtollig water af te leiden: een stuk, ongetwyfeld van veel aanbelangs in China; dan iemand zou veelligt denken, dat het zelve, nogthans, den geheelen Raad, en den Vorst, geen langen tyd zou bezig houden. - Dit is, evenwel, het geval. - Wanneer de tyding kwam, dat de Rivier Hoang-ho zeer hoog gereezen was, bevondt de Keizer, dat de Mandarynen, over de wateren gesteld, zich als rechte Broddelaars aanstelden, en dat de Ryksgrooten, hun tot bystand toegeschikt, den kostelyken tyd lieten voorby loopen in het voeren van nietsbeduidende gesprekken, en het vormen van onuitvoerlyke plans, en terwyl de Vloed dagelyks hooger klom, betrouwde hy de zaak aan akoui, zynen eersten Staatsdienaar. Hierop deedt akoui eene lange Aanspraak by den Keizer, verhaalt hem, wat hy ten oogmerke hadt, om den inbreekenden Vloed te stuiten of af te wenden; de Keizer beantwoordde die Aanspraak; akoui vervaardigde eene Kaart van de Rivier en de omliggende Landen, en verhaalde zyne Majesteit in 't breede wat hy doen zou om de dreigende onheilen af te weeren. - Akoui vertrok, en vervoegde zich ter plaatze des ongeluks; hy vondt den armen ly-young-ky, en veelen der Werklieden, druk bezig en doornat: de eerste Staatsdienaar pryst hun by den Keizer aan, op dat hy hun zou beloonen voor den gedaanen arbeid. - Terwyl dit alles in bewerking was, ontstondt 'er een nieuw toeval: want een onrustig en bemoeiziek Man, tetcheng geheeten, tradt te voorschyn, en zeide den eersten Staatsdienaar in 't aangezigt, dat zyn plan van werken geheel ongerymd was, en niets beduidde, dat het hem, tetcheng, toekwam het werk te verrigten, en, in 's Keizers naam, te deezer gelegenheid, te handelen. Doch tetcheng voerde alles zo slegt uit, dat hy afgezet en weggezonden werd. Akoui bragt het alles te regt; de Vloed tradt binnen zyne oevers, en bevogtigde het Land in stede van het te verwoesten: de langverwylde zaak liep gelukkig af, en het gelukkig Volk juichteGa naar voetnoot(*). |
|