| |
Leevensgevallen en character van den heer John Pringle, Bart. President van de Koninglyke Maatschappy der Weetenschappen te Londen, enz. enz.
(Vervolg van bl. 455.)
Het was in een zeer gunstigen tyd, dat john pringle tot President der Koninglyke Maatschappye verheven wierd. Een wonder sterk werkende drift voor Wysgeerige Weetenschappen, en tot bevordering van kennis in de Natuurkunde, hadt zich, zints eenige jaaren, door geheel Europa verspreid, en wrogt met byzondere sterkte in Groot-Brittanje. Hy poogde die aan te kweeken, door alles wat in zyn vermogen was; en gelukkig sloeg hy een nieuwen weg in, om onderscheidende Eere te geeven en nuttig te weezen, door de Aanspraaken, welke hy deedt, by de jaarlyksche toewyzing der Medailje van de Heer godfrey copley.
| |
| |
Deeze Heer hadt oorspronglyk vyf Guinjes besprooken, om, by elke Jaarlyksche Zitting der Koninglyke Societeit, volgens de bepaaling van den President en Raad, uitgereikt te worden, aan den Persoon, die, in 't jongstverloopen Jaar, het beste Stuk van Proefondervindelyke Waarneemingen hadt ingeleverd. Met den tyd was deeze belooning in gangbaare munt, die nimmer van aanbelang kon weezen voor iemand van een edel en wysgeerig hart, hoe bekrompen zyne omstandigheden ook mogten weezen, veranderd in de aantreklyker gedaante van een Gouden Medailje. 't Was, buiten twyfel, altoos gebruiklyk, dat de President, by het overleveren van deezen Eerprys, den Heer, die denzelven behaalde, aansprak; doch de gewoonte, om te dier gelegenheid eene bepaalde aanspraak te doen, en te treeden in eenig verslag van dat gedeelte der Wysbegeerte, tot welke de gedaane Proefondervindelyke Waarneemingen betrekking hadden, werd eerst ingevoerd door Mr. martin folkes. De Aanspraaken, nogthans, die hy, en zyne Opvolgers, deeden, waren zeer kort, en werden alleen in de Aantekenboeken der Societeit geplaatst. Geen derzelven was gedrukt, voor dat john pringle den Presidiaalen Stoel bekleedde. De eerste Aanspraak, door hem gedaan, veel uitgewerkter en breedvoeriger zynde, dan gewoonlyk, verlangde men dat dezelve het licht zou zien: en men wil, dat pringle te gereeder zyne toestemming aan dien voorslag gaf: dewyl, in zeker Nieuwspapier, een zeer verminkt berigt van zyne Aanspraake geplaatst was.
Zeer gelukkig was pringle in het Onderwerp zyner eerste Aanspraake. De ontdekkingen, ten opzigte van den Zeilsteen en de Electriciteit, werden gevolgd door de naspeuringen, ten opzigte der verschillende soorten van Lugt. In deeze naspeuringen was Dr. priestley, die zich reeds door zyne Proeven en in de Electriciteit, en zyne andere Wysgeerige Werken, beroemd gemaakt hadt, een der eerste Voorgangeren. Een Vertoog van zyne hand, getyteld: Waarneemingen over de verscheide soorten van Lugt, in Maart MDCCLXXII, in de Koninglyke Societeit voorgeleezen zynde, werd den Gouden Eerprys waardig gekeurd, en de President pringle nam, met veel genoegen, de gelegenheid waar, om de gewigtige medegedeelde Berigten van zynen Vriend te roemen, naauwkeurig en getrouw op te geeven, wat men, tot hier toe, in dit stuk ontdekt hadt. In 't slot zyner Aanspraak, verzogt hy Dr. priest- | |
| |
ley, op het allerernstigste, deeze naspeuringen voort te zetten; en wy behoeven niet te zeggen hoe uitsteekend hy aan dit verzoek voldaan heeft. De verbaazende ontdekkingen door hem, zedert, gedaan, en die hy nog doet, hebben zyn Naam boven allen lof verheeven.
Het was, naar onze gedagten, het oogmerk niet, wanneer de eerste Aanspraak van john pringle gedrukt werd, dit vervolgens te doen; doch de tweede Aanspraak werd zo gunstig ontvangen by de Koninglyke Societeit, dat men, eenpaarig, de Uitgave van dezelve verzogt. De Aanspraak zelve en het Onderwerp, by 't welke die werd overgeleverd, verdiende zulk eene onderscheiding. Het Opstel der tweede Aanspraake is, blykbaar, veel fraaijer dan dat van de eerste. Pringle vondt zich, buiten twyfel, aangemoedigd door het gunstig onthaal zyner eerste pooging. Zyn Verslag van den Torpedo, en van Mr. walsh's wonder schoone Proefneemingen op dien zeldzaamen Visch, is zeer keurlyk. Het geheele Vertoog vloeit over van oude en hedendaagsche Geleerdheid, en stelt pringle's kunde, zo in de Natuurlyke Historie als in de Geneeskunde, in het helderst daglicht.
De derde keer, dat pringle gelegenheid had, om zyne bekwaamheden, by het overreiken van godfrey's Medailje, te toonen, was allergewigtigst: en niet minder dan Mr. (nu Dr.) maskelyne's welgeslaagde pooging, om newton's Stelzel van 't Heelal te staaven, door zyne Waarneemingen, gedaan op den Berg Schehallien, om de Aantrekking van denzelven te vinden. Pringle gaf toen een duidelyk en naauwkeurig Verslag van de onderscheide Veronderstellingen der Ouden, ten opzigte van den loop der Hemelsche Lichaamen, en van de schoone ontdekkingen, met welke copernicus de Starrekundige wereld verrykte. Hy gaat na, den voortgang van het groot beginzel der Zwaartekragt, tot den tyd dat newton 't zelve bevestigde: hy voegt 'er nevens een beknopt Verhaal van de Proeven, door de Heeren bouguer en condamine, op Chimboraco; en van Mr. maskelyne, op Schehallien, genomen. Indien 'er tot nog eenige twyfel mogt overgebleeven zyn, ten opzigte van de waarheid des Stelzels van newton, dezelve werd nu geheel weggenomen.
Byzondere reden om voldaan te zyn, hadt de Heer pringle, over het onderwerp zyner vierde Aanspraake: dewyl 't zelve zo zeer strookte met zynen aart en zyne stu- | |
| |
diën. Geen gering gedeelte zyns leevens hadt hy gefleeten, in middelen aan te wyzen, die niet alleen strekten om de kwaalen des Menschdoms te geneezen, maar om dezelve voor te komen; en het is waarschynlyk uit de naauwe vriendschap tusschen hem en Capitein cook, dat hy, aan dien schranderen Scheepsbevelhebber, eenige regels opgegeeven hebbe, welke hy volgde, om de gezondheid te bewaaren van het Scheepsvolk, op het Schip zyner Majesteit, de Resolution, als hy, met hetzelve, de reis rondsom de Wereld deedt. Of dit met de daad het geval was, dan of de handelwyze, door deezen Scheepsbevelhebber gevolgd, om zulk een heilzaam einde te bereiken, alleen het gevolg was van zyne eigene overdenkinge, de uitslag daar van was verbaazend, en deeze beroemde Reiziger geregtigd tot alle eere, welke hem kon aangedaan worden. Aan hem kende de Societeit den Gouden Eerpenning toe; doch hy was niet tegenwoordig, om denzelven te ontvangen; op de reize zynde, van welke hy nooit wederkeerde. Op deeze laatste reize was hy even gelukkig in het bewaaren van de gezondheid zyner Tochtgenooten.
In de naastvolgende jaarlyksche Aanspraake, vertoonde pringle zyne kundigheden in een vak, waar in hy, tot hier toe, niet verscheen. Deeze Aanspraak deedt hy by gelegenheid, dat de Gouden Eerprys toegeweezen was aan Mr. mudge, toen een uitmuntend Chirurgyn te Plymouth, wegens zyn heerlyk Vertoog, onderrigtingen bevattende, om het beste mengzel te maaken van Metaalen, tot wederkaatzende Telescopen, met eene beschryving van het slypen en polysten, en het geeven van een Parabolische gedaante aan den grooten Spiegel. Pringle gaf een naauwkeurig verslag van veele byzonderheden, de uitvinding der terugkaatzende Telescopen betreffende, van de opeenvolgende verbeteringen deezer Werktuigen, en van den staat waar in Mr. mudge dezelve vondt, als hy eerst de hand aan 't werk sloeg, om ze tot grooter volmaaktheid te brengen, tot hy gelukkig een daadlyk bestaan gegeeven hadt aan de verwagting van newton, die, meer dan honderd jaaren geleden, voorspelde, dat de tyd stondt gebooren te worden, wanneer men een Parabolischen Spiegel zou bezitten, niet vervaardigd door wiskundige regelen, maar door de hand des Kunstenaars.
Pringle deedt zyne zesde Aanspraak, toen de Gouden Eerprys toegekend werd aan Mr. (nu Dr.) hutton, uit hoofde van zyn Geschrift, getyteld: De Kragt van aan- | |
| |
gestooke Buskruid, en de beginnende Snelheid der Kanonkogelen, door Proesneemingen bepaald. Schoon de Heer pringle langen tyd het Leger volgde, was dit waarschynlyk een onderwerp, waarop hy tot hier toe weinig gedagt hadt. Wy kunnen, egter, niet nalaaten te bewonderen, de klaarheid en het oordeel, waarmede hy den voortgang vermeldt, van tyd tot tyd in de Busschieterye gemaakt, en de volmaaktheid waar toe zyn Vriend Mr. hutton deeze kunde gebragt hadt. Naardemaal pringle niet behoorde onder 't aantal der zodanigen, die vermaak scheppen in den Oorlog, en wellust raapen in het vergieten van Menschenbloed, was het een geluk voor hem te mogen toonen, dat zelfs de Studie der Artillery nuttig voor 't Menschdom kon weezen: dit hieldt hy daarom byzonder in 't oog.
Met dit Stuk neemen de Aanspraaken van pringle, by 't overleveren van copley's Eerpenning, een einde. Indien hy langer den Presidiaalen Stoel in de Koninglyke Societeit hadt blyven bekleeden, hy zou, buiten twyfel, andere gelegenheden gevonden hebben, om zyne kundigheden in de Geschiedenis der Wysbegeerte aan den dag te leggen. Dan de gelegenheden, welke hem voorkwamen om zich in dit opzigt te doen uitmunten, waren gewichtig in zichzelven, zeer verschillende, en genoegzaam om hem een welgevestigde en duurzaame agting te verwerven.
Veele onderscheidende Tekens van Lettereere, hebben wy reeds gezien dat pringle werden opgedraagen, eer hy President werd; na dien tyd ontving hy ze in nog grooter overvloed: wy zullen ze hier by elkander voegen. Voor dat hy deeze ontving, (uitgenomen dat hy tot Lid werd aangesteld van de Societeit der Oudheidkundigen te Londen,) beklom hy den hoogsten trap als Geneesheer, daar hy, op den veertienden November MDCCLXXIV, tot buitengewoon Lyfarts zyner Majesteit werd beroepen. In den Jaare MDCCLXXVI, zag hy zich aanschryven op de lysten van niet minder dan vier Geleerde Genootschappen: te weeten, van de Koninglyke Academie der Weetenschappen te Madrid; van de Societeit ter bevordering van den Landbouw te Amsterdam; van de Koninglyke Academie der Geneeskundige Correspondenten te Parys, en van de Keizerlyke Academie der Weetenschappen te Petersburg. - In 't Jaar MDCCLXXVII, benoemde hem zyne Hoogheid de Landgraaf van hessen, tot Honorair Lid van de Societeit der Oudheidknndigen te Cassel. - In 't Jaar MDCCLXXVIII, volgde hy den wereldwyd be- | |
| |
roemden Ridder linnaeus op, als een der Buitenlandsche Leden van de Koninglyke Maatschappy der Weetenschappen te Parys. Deeze Eer wordt door dit geleerde Lichaam alleen vergund aan acht Persoonen: weshalven men dezelve voor een der uitsteekendste kenmerken van onderscheiding aanziet; en wy meenen wel te weeten, dat ze zeer zelden of nooit toegekend is, dan aan Mannen van groote en alom erkende bekwaamheden. In 't zelfde Jaar, werd hy gekoozen tot Lid van de Geneeskundige Societeit te Hanau. - Met den Jaare MDCCLXXIX, ontving hy zyne aanstelling tot Buitenlandsch Lid van de Koninglyke Academie der Weetenschappen en Fraaije Letteren te Napels. - Het laatste getuigenis van openbaare hoogagting, in deeze
soort, was, dat de nieuwlings opgerigte Societeit van Oudheidkundigen te Edinburg, hem in den Jaare MDCCLXXXI, onder haare Leden optekende. Het byzonder oogmerk deezer Societeit is, de Geschiedenis en Oudheden van Schotland te onderzoeken; de bekende characters en geleerdheid der Leden laaten geen twyfel over, of dit bedoelde einde zal ten vollen bereikt worden. Te meer reden hebben wy om dit te vertrouwen, dewyl, gelyk ik met groot genoegen verneem, de verdelging der Schotsche Aantekeningen, door de wreede Staatkunde van Koning eduard den I, zo algemeen niet geweest is, als men doorgaans verondersteld heeft.
John pringle hadt reeds het zes- en zestigste jaar zyns ouderdoms bereikt, toen hy tot President der Koninglyke Societeit verkoozen werd. Wanneer wy in aanmerking neemen, met welk een ernst en yver hy zich toelag op de veelvuldige en gewigtige Pligten aan die Waardigheid verbouden, en de moeite welke hy zich gaf in het vervaardigen zyner Aanspraaken, was het wel te wagten, dat deeze last hem eerlang te zwaar zou vallen. Die last werd niet alleen zwaarder door het klimmen zyner jaaren; maar ook door de gevolgen van een val op zyn agterplaats, deeze deeden zyne gezondheid afneemen, en verzwakten zynen geest. - In deezen staat werd hy bedagt om den Presidiaalen Stoel te verlaaten. Men heeft gezegd, en het heeft geloof gevonden, dat hy zeer veel ongenoegen smaakte, wanneer de geschillen in de Societeit ontstonden, over de vraag: Of de gespitste dan stompe Electrische Conductors de beste waren, om de Huizen voor de schadelyke uitwerkzelen van den Blixem te beveiligen. Misschien waren de jaaren en zwakheden van pringle genoegzaame redenen,
| |
| |
om hem over te haalen tot het bedanken voor die hooge Waardigheid. Zyn oogmerk smaakte veelen zyner Vrienden in geenen deele, en het vondt geene goedkeuring by de aanzienlykste Leden der Societeit. Zy waren hem ernstig aan om hem over te haalen dat hy bleef; doch zyn vast besluit genomen zynde, verliet hy dien post op de Jaarlyksche byeenkomst, in 't Jaar MDCCLXXVIII. - joseph banks, Esq. (thans Sir joseph banks, Bart.) werd, met eenpaarige stemmen, zyn Opvolger; een Heer, in het bloeiendst zyns leevens, die zich door zyne kunde, in de Natuurlyke Historie, beroemd gemaakt, de Wereld rondgezeild, en andere Reizen gedaan heeft, om ontdekkingen in deezen tak van Weetenschap te doen; en thans bezig is, om, met zeer groote kosten en oneindigen arbeid, het schoonste Plantkundige Werk, welk ooit het licht gezien heeft, te vervaardigen. Hy heeft, door alles, wat tot hem als President behoort, vlytig waar te neemen, en zyne zorgvuldigheid omtrent alles, wat strekken kan tot bevordering van de Eer en het Belang der Societeit, de op hem uitgebragte keuze ten vollen geregtvaardigd.
Schoon pringle deeze zyne byzondere betrekking tot de Koninglyke Societeit verliet, en de Vergaderingen niet zo bestendig bywoonde als voorheen, behieldt hy zyne Letterkundige verbintenissen in 't algemeen. Zyn huis bleef de verzamelplaats van de eerste Verstanden en Wysgeeren, inboorelingen en vreemden: hy bezogt zyne Vrienden dikwyls. In blaakende hoogagting stondt hy by geleerde Buitenlanderen; geen hunner kwam in Engeland, zonder hem te bezoeken en blyk van eerbiedenis te geeven. Hy bejegende hun wederkeerig met alle beleefdheid en agting. Wanneer hy Heeren by zich aan tafel hadt, maakten Vreemdelingen doorgaans een gedeelte van 't gezelschap uit.
Toen de zwakheden van pringle toenamen, hoopte hy eenige baat te zullen hebben, van een reisje na Schotland, en daar den Zomer te slyten: dit deedt hy in 't Jaar MDCCLXXX; den meesten tyd te Edinburg doorbrengende. Waarschynlyk hadt hy ten oogmerk, die Stad tot zyne bestendige woonplaats te verkiezen. Wat hier van zyn moge, hy vondt zo veel genoegen in eene Stad, waar hy een gedeelte zyner jeugdige jaaren gesleeten hadt, en in de agting, hem door zyne Vrienden betoond, dat hy 'er een huis kogt, om het volgend Voorjaar weder derwaards te trekken. In den Herfst des gemelden Jaars, te Lon- | |
| |
den terug keerende, maakte hy schikkingen om dit ontwerp uit te voeren. Na bestelling gemaakt te hebben over 't grootste gedeelte zyner Boekerye, verkogt hy zyn huis in Pall-Mall, in April MDCCLXXXI, en vertrok, weinig dagen daarna, na Edinburg. Hy werd daar door lieden van allerlei rang met alle tekenen van onderscheiding ontvangen. Doch Edinburg was, op den duur, voor hem, niet 't geen het eertyds geweest was. De leevendigheid van geest, die, in de dagen der jeugd, zo veel bekoorelykheids verspreidt op alle voorwerpen, welke ons omringen, was vervloogen. Veelen, indien niet de meeste zyner oude Vrienden en Tydgenooten waren dood; en schoon zommigen hunner nog leefden, zy konden niet zamen komen met die zelfde sterkte van gesteltenisse, die zelfde drift tot naspeuring, en die zelfde bemoedigende hoope, welke hun voortyds eigen was en bezielde. De jongere Mannen van uitsteekenheid betoonden hem de opregtste tekenen van hoogagting; doch 't was te laat voor hem, om nieuwe Vriendschapsverbintenissen aan te gaan. Hy vondt desgelyks de lugt te Edinburg te scherp en te koud voor zyne gesteltenisse, die reeds lang zeer aandoenlyk geweest was voor het weer. Zyne toeneemende zwakheden vergrootten al dit leed, en 't
zelve werd misschien vermeerderd door die rustloosheid van geest, die, by lichaamsongemakken, ons altoos baat doet verhoopen van plaatsverandering. Hy besloot, derhalven, weder na Londen te keeren, waar hy in 't begin van September kwam.
Eer pringle Edinburg geheel vaarwel zeide, verzogt hy zyn Vriend, Dr. john hope, tien Deelen in Folio, behelzende geschreevene Genees- en Natuurkundige Waarneemingen, aan het Koninglyk Collegie van Geneesheeren, ten geschenke aan te bieden. Dit geschenk werd gedaan onder twee voorwaarden: voor eerst, dat de Waarneemingen nooit in openbaaren druk uitgegeeven, en, onder geen voorwendzel, hoe genaamd, uit de Boekery geleend zouden worden. Op eene Vergadering van het Collegie, toen belegd, aanvaardde men, met de uiterste dankbaarheid, het geschenk van pringle, en nam een besluit, overeenkomstig met de voorwaarden, op welke het werd aangebooden. Hy was op denzelfden tyd bezig, met het vervaardigen van twee andere Boekdeelen, om aan de Universiteit geschonken te worden, behelzende de Voorschriften, waar toe hy in zyne Aantekeningen wees.
(Het Vervalg en Slot by de naaste gelegenheid.) |
|