Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1784
(1784)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 497]
| |
Breedvoerig verslag van het uiteinde des grooten zeemans en landontdekkers, capitein James cook, F.R.S. nevens eenige byzonderheden, zyn leeven en character betreffende. Door Capitein King.‘Met den aanvang van ons Uittrekzel der Reize, door de Capiteins cook, clerke en gore, na den Stillen OceaanGa naar voetnoot(*), 't geen wy, in volgende Stukjes zullen voortzetten, hebben wy, in eene Aantekening, onze Leezers geweezen tot Een Leevensberigt van den beroemden Zeeman en Landontdekker, Capitein james cook, naar de beste berigten opgemaakt, en gevoegd in het IIde Deels 2de Stuk, bl. 257, onzer Algemeene Vaderlandsche Letteroefeningen; doch dewyl de omstandigheden zyns ontydige Doods daar in zeer kort worden opgegeeven, en deeze verscheide weetenswaardige byzonderheden behelzen, die wy aantreffen in het breeder Verslag van Capitein king, in gemelde Reis, kunnen wy niet nalaaten, hier aan, tusschen beiden, eene plaats in te ruimen, als mede aan de Leevensbyzonderbeden en Charactertrekken, door dien Vriend des ongelukkigen, doch onsterflyken, Zeehelds opgegeeven.’
Capitein cook hadt, na eenen langen en vriendvertrouwlyken ommegang met de Inwoonderen van Owhyhee, dat Eiland, op den vierden van February, des Jaars MDCCLXXIX, verlaaten; voor zyn weggaan verscheide heerlyke geschenken ontvangen hebbende van terreeoboo, hunnen Koning. Nogthans vondt hy zich genoodzaakt, op den elfden dier maand derwaards weder te keeren, (dewyl de Voormast van de Resolution, door zwaare rukwinden redloos geworden was,) en, als voorheen, het anker te werpen in de Karakaooa Baay, aan de Westzyde van het EilandGa naar voetnoot(†). | |
[pagina 498]
| |
Naardemaal het herstellen van de Voormast eenigen tyd vereischte, werd de toestel tot Starrekundige Waarneemingen aan land gebragt, en de tenten opgeregt op de MoraiGa naar voetnoot(*) of Begraafplaats, waar men eene wagt van een Corporaal en zes Zeesoldaaten zette. De vriendlyke verstandhouding werd vernieuwd met de Priesters, die, tot meerder veiligheid der werklieden en hunner gereedschappen, de plaats waar de Mast lag taboodenGa naar voetnoot(†); rysjes rondsom dezelve steekende, als voorheen. Dan, niettegenstaande dit vriendelyk gedrag der Priesteren, verwonderde het ons ten hoogsten, dat, wanneer de Schepen ten anker kwamen, de ontmoeting zo zeer verschilde, van die by onze eerste aankomst; geen geroep, geen gejuich, geen woeling; de Baay was eenzaam, alleen roeide 'er hier en daar eene Canoe als ter sluik, langs de kust. Deeze verdenkingbaarende omstandigheden gaven gelegenheid tot | |
[pagina 499]
| |
veelvuldige gissingen: dan welke deezen ook mogten weezen, alles ging op den ouden gerusten voet, tot op den dertienden 's namiddags. Omtrent het vallen van den avond, verhaalt Capitein king, berigtte my de Officier, die het volk, 't geen water voor de Discovery haalde, geboodt, dat verscheide Hoofden by elkander kwamen aan de waterplaats en de Inboorelingen, door hem gehuurd om de Scheepslieden in het vullen der watervaten te helpen, wegdreeven. Hy verklaarde my teffens, dat hun gedrag hem zeer verdagt scheen, en dat zy voorhadden hem verdere hindernissen toe te brengen. Op zyn verzoek gaf ik hem een Zeesoldaat mede, doch alleen met zyn zydgeweer. Weldra keerde de Officier weder, en op zyn berigt, dat de Eilanders zich van steenen voorzien hadden, en zich vry ontrustend aanstelden, ging ik zelve aan land, vergezeld van een Zeesoldaat met zyn snaphaan. Ons ziende naderen, wierpen zy de opgevatte steenen weg, en, op myn spreeken met eenigen der Hoofden, werd de hoop Volks weggedreeven, en zy, die het verkoozen, werden toegelaaten te helpen in het vullen der watervaten. De zaaken daar in rust gebragt hebbende, vervoegde ik my by Capitein cook, die met de Pynas aan land kwam. Ik verhaalde hem 't gebeurde: en hy beval my, om, ingevalle zy met steenen begonnen te werpen, of zich ongeschikt te gedraagen, terstond met een kogel op de misdaadigen los te branden. Ik belastte den Corporaal, de snaphaanen aan het wagthuisje met een kogel, in stede van hagel, te laaden. Kort na ons wederkeeren na de tenten, werden wy ontrust door een aanhoudend schieten met snaphaanen, uit de Discovery; wy zagen dat dit gemunt was op een Canoe, met alle haast na strand roeijende, en nagezet door eene onzer kleine Booten. Wy stelden terstond vast, dat dit schieten het gevolg was van eenig diefstal. Capitein cook beval my hem te volgen, met een gewapend Zeesoldaat, om deeze lieden, ware het mogelyk, te vatten, als zy aan strand kwamen. Wy liepen, diensvolgens, na de plaats, waar wy dagten dat de Canoe zou landen, doch bereikten die te laat; het Volk was 'er uit, en hadt, voor onze komst, zich in het land weeten weg te pakken. Wy wisten toen niet, dat de goederen reeds weder gegeeven waren: en dewyl wy het waarschynlyk oordeelden, uit de eerst waargenomene omstandigheden, dat ze van aangelegenheid mogten weezen, wilden wy onze hoop, | |
[pagina 500]
| |
om ze weder te bekomen, niet terstond opgeeven. De Inboorelingen, derhalven, gevraagd hebbende, welk een weg dit Volk was opgeslaagen, zetten wy hun na, tot de duisternis begon te vallen, wanneer wy rekenden omtrent drie mylen van onze tenten af te weezen: en vermoedende, dat de Inboorelingen, die ons dikmaals tot het nazetten opwekten, ons met valsche berigten om den tuin leidden, agtten wy het vergeefsch onze naspeuring verder voort te zetten, en keerden weder na strand. Geduurende ons afweezen, was 'er een geschil van ernstiger en onaangenaamer natuur voorgevallen. De Officier, met de kleine Boot uitgezonden, aan boord wedergekeerd met de wedergegeevene goederen, bemerkende dat Capitein cook, nevens my, de dieven nazette, oordeelde de Canoe, die zy op strand gehaald hadden, te moeten medeneemen. Ongelukkig behoorde deeze Canoe aan pareea, die, op 't eigen oogenblik van 't boord der Discovery komende, zyn eigen goed weder vorderde, zonder veele betuigingen van zyne onschuld. De Officier weigerende de Canoe over te geeven, en geholpen door het volk van de Pynas, die Capitein cook wagtte, volgde 'er een gevegt, waarin pareea, door een geweldigen slag met een riem op 't hoofd getroffen, nederviel. De Inboorelingen, die omtrent deeze plaats verzameld, en tot nog stille aanschouwers geweest waren, vielen daarop ons volk terstond met zulk een hagelbui van steenen op 't lyf, dat het schielyk moest wyken, en tot lyfberging zwemmen na eene rots, niet wyd van 't strand gelegen. De Eilanders mishandelden terstond de Pynas, en, zonder de tydige tusschenkomst van pareea, die van den slag hersteld scheen, en dien op 't eigen oogenblik vergeeten te hebben, zou dezelve geheel en al vernield geweest zyn. Pareea, de hoop Eilanders weggedreeven hebbende, gaf ons volk een teken, dat het mogt komen en bezit neemen van de Pynas, en dat hy zyn best zou doen, om de dingen, daar uit weggenomen, weder te bezorgen. Na hun vertrek, volgde hy hun in zyne Canoe, medebrengende den hoed van den Scheepsschryver, en eenige andere beuzelingen van het geroofde, en vroeg met veel schynbaare ongerustheid over het voorgevallene, of de Orono hem zou dooden? en of het hem zon geoorloofd weezen, den volgenden dag aan boord te komen? Verzekering verkreegen hebbende, dat hy wel zon ontvangen worden, voegde hy zyn neus op die des | |
[pagina 501]
| |
Ossiciers, ten teken van vriendschap, ‘dit is hier 's lands gebruik,’ en roeide na het Dorp Kowrowa. Wanneer Capitein cook kundschap ontvangen hadt van het gebeurde, was hy 'er zeer over ontrust, en weder aan boord komende, zeide hy: ‘Ik vrees dat dit volk my zal noodzaaken tot het neemen van strenge maatregelen; want (voegde hy 'er nevens) men moet het niet in 't denkbeeld laaten, dat zy eenig voordeel op ons behaald hebben.’ Dewyl het dien avond te laat was om iets te doen, gaf hy alleen bevel, dat alle Mannen en Vrouwen, die zich van de Eilanders aan boord mogten bevinden, 'er terstond uitgezet zouden worden. Zo ras dit bevel volvoerd was, keerde ik na strand: en vermids ons voorgaand vertrouwen op de Inwoonderen, door het dien dag voorgevallene, zeer veel was afgenomen, stelde ik een dubbele wagt op de Morai, met last om my te roepen, zo ras zy iemand, aan 't strand snuffelende, ontdekten. Omtrent elf uuren bemerkte men, dat vyf Eilanders aan den voet van de Morai kroopen, en stilletjes ons zogten te naderen; bespeurende dat zy gezien waren, gingen zy heen. Omtrent middernagt, waagde het een hunner digt by de plaats, ter Waarneeminge geschikt, te komen, de Schildwagt schoot over hem heen; waar op hy weg liep, en wy bragten den nagt, zonder verder ontrust te worden, door. Den volgenden morgen, (Zondag den veertienden van February) ging ik, met het aanbreeken van den dag, na boord van de Resolution, om het Zeeuurwerk. Onder weg werd ik gewuifd van 't boord der Discovery, en kreeg berigt, dat de Sloep gestoolen was van de boey, waar aan men dezelve hadt vastgemaakt. Toen ik aan boord kwam, vond ik de Zeesoldaaten bezig met zich te wapenen, en Capitein cook laadde zyn Vuurroer met twee loopen. Als ik hem verhaalde, wat ons dien nagt was wedervaaren, viel hy my met eenige moeilykheid in de rede, en verhaalde het verlies van de Sloep van de Discovery, en hoe hy zich gereed maakte om die te herkrygen. Het was zyne doorgaande gewoonte, om, wanneer 'er iets van aanbelang verloren ware, op eenige der Eilanden in deezen Oceaan, den Koning, of eenige der voornaamste Erees (of Opperhoofden), aan boord te krygen, en als gyzelaars te houden, tot het wedergegeeven was. Deeze gewoonte, altoos met een gelukkigen uitslag in agt genomen, hadt hy voor, te deezer ge- | |
[pagina 502]
| |
legenheid, weder te volgen, en ten zelfden tyde last gegeeven, om alle de Canoes, die de Baay uit wilden, aan te houden, met oogmerk om dezelve te neemen en te vernielen, indien hy de Sloep, langs eenen vriendlyken weg, niet wederkreeg. Diensvolgens werden de Boots van beide de Schepen dwars in de Baay geleid: en eer zy van boord gingen, werden 'er eenige zwaare stukken afgeschooten, op twee groote Canoes, die poogden weg te raaken. 't Was tusschen zeven en acht uuren, als wy zamen het Schip verlieten. Capitein cook in de Pynas, hebbende Mr. phillips, en negen Zeesoldaaten, by zich; ik ging in de kleine Boot. De laatste bevelen welke ik van hem ontving, waren, dat ik de gemoederen der Inboorelingen, aan onze zyde van de Baay, zou tragten tot bedaaren te brengen, door hun te verzekeren, dat hun geen leed zou geschieden; myn volk byeen te houden, en op myn hoede te weezen. Hier op scheidden wy, de Capitein ging na Kowrowa, de verblyfplaats des Konings, en ik na strand. Myn eerste zorg, aan land stappende, was, strikte bevelen te geeven aan de Zeesoldaaten, om in de tent te blyven, hunne snaphaanen met een kogel te laaden, en niet uit de wapenen te gaan. Vervolgens wandelde ik na de hutten van den ouden kaoo, waar zich de Priesters onthielden, en verklaarde hun, zo goed my mogelyk was, het oogmerk van deeze vyandlyke toebereidzelen, welke hun zeer ontrust hadden. Ik ontdekte dat zy reeds van het steelen der Sloep wisten, en verzekerde hun, dat, schoon Capitein cook beslooten hadt die te herkrygen, en de dieven te straffen, zy, nogthans, het volk van het Dorp aan onze zyde, niet het minste kwaad van ons te vreezen hadden. Ik verzogt de Priesters, dit aan het volk bekend te maaken, en te zeggen, dat het zich niet behoefde te ontrusten, maar vreedzaam en bedaard te blyven. Kaoo vroeg my met zeer veel nadruks, of terreeoboo gevaar liep van eenig leed? Ik verzekerde hem van neen: hy scheen, nevens zyne Broederen, hier over wel in zyn schik. Intusschen voer Capitein cook na Kowrowa, en landde met den Luitenant en negen Zeesoldaaten. Terstond trok hy na het Dorp, waar men hem ontving met de gewoone eerbetooningen; het Volk wierp zich voor hem neder, en bragt, gelyk voorheen, geschenken. Ontdekkende, dat men geen vermoeden hadt van zyn oogmerk, vroeg hy | |
[pagina 503]
| |
na terreeoboo, en de twee Jongens, 's Konings Zoons, die bestendig zyne gasten geweest waren, aan boord van de Resolution. Binnen kort keerden de Jongens weder met de Inwoonders, om hun te zoeken uitgezonden, en bragten terstond Capitein cook na het Huis, waar de Koning dien nagt geslaapen hadt. Zy vonden den ouden Vorst even opgestaan, en, na een kort gesprek over de vermiste Sloep, aan welks dievery cook zich verzekerd hieldt, dat de Koning op geenerlei wyze medepligtig was, verzogt hy hem in de Pynas te treeden, en den dag aan boord van de Resolution door te brengen. De Koning bewilligde gereedlyk in dit verzoek, en maakte zich terstond vaardig om hem te vergezellen. De zaaken schikten zich dus naar wensch, de twee jonge knaapen zaten reeds in de Pynas, en de rest, die van de party zou weezen, was na den waterkant gegaan, wanneer eene oudagtige Vrouw, kanee-kabareea geheeten, de Moeder dier Jongens, en eene van 's Konings geliefdste Wyven, hem naliep, en, op het ernstigst, onder het storten van veele traanen, verzogt, dat hy niet na boord zou gaan. Ten zelfden tyde kwamen met haar twee Opperhoofden, die hem tegenhielden, en, 'er op dringende, dat hy niet verder zou treeden, hem deeden nederzitten. De Inboorelingen, die zich in grooten getale aan het strand vervoegden, en waarschynelyk ongerust geworden waren over het afschieten van het zwaar geschut, en het vertoon van vyandlykheden in de Baay, vervoegden zich rondsom Capitein cook en hunnen Koning. - De Luitenant der Zeesoldaaten, ziende dat zyne manschap te diep in de kring werd ingedrongen, om zich, zo het noodig mogt weezen, van hunne wapenen te kunnen bedienen, stelde den Capitein voor, deezen langs de rots te plaatzen, digt aan den waterkant; de menigte maakte ruimte, en zy schikten zich in eene linie, op een afstand van omtrent zestig voeten van de plaats, waar de Koning zat. Al dien tyd bleef de oude Koning op den grond zitten, met de blykbaarste trekken van schrik en verslaagenheid in zyn gelaad. Capitein cook ongenegen, om de zaak, tot welks volvoering hy zich derwaards begeeven had, te laaten zitten, volhardde met hem, op de dringendste wyze, tot medegaan aan te porren; terwyl, aan den anderen kant, wanneer de Koning de minste blyken toonde, van hierin te zullen bewilligen, de Opperhoofden, die hem omringden, 'er zich tegen aankantten, eerst met bid- | |
[pagina 504]
| |
den en smeeken; doch naderhand, met geweld, hem dwingende te blyven daar hy was. - Capitein cook, bevindende, dat het ongunstig gerugt zich te zeer verspreid hadt, en het van geen beduidenis zou weezen, langer op het medegaan des Konings te dringen, of het zou met geweld en bloedstorting moeten geschieden, gaf het eindelyk op: Mr. phillips te verstaan geevende, dat het onmogelyk zou zyn, hem met dwang na boord te helpen, zonder gevaar te loopen, om eene menigte van Inwoonders daar aan op te offeren. Schoon de onderneeming, waar toe Capitein cook zich aan land begeeven hadt, nu mislukte en opgegeeven moest worden, scheen nogthans zyn Persoon in geen het minste gevaar geweest te zyn, tot 'er iets voorviel, 't geen de zaak allerdroevigst deedt afloopen. De Booten uitgelegd, om de Baay te bezetten, gevuurd hebbende op eenige Canoes, die 'er uit poogden te geraaken, hadden ongelukkig een Hoofd van den eersten rang getroffen. De tyding van diens dood kwam in het Dorp, waar zich Capitein cook bevondt, juist toen hy den Koning verlaaten hadt, en langzaam na het strand wandelde. De gisting, daar door in de gemoederen veroorzaakt, was zeer zigtbaar: de Vrouwen en Kinderen werden terstond agter af gezonden, de Mannen deeden hunne teenen-schilden aan, en wapenden zich met speeren en steenen. Een der Inboorelingen een steen in de eene, en een langen yzeren steeker, (dien zy Pahooca noemen) in de andere hand hebbende, schoot na den Capitein toe, zwenkte met zyn geweer, by wyze van uitdaaging, en dreigde den steen te werpen. De Capitein verzogt hem af te laaten: doch hy voer voort met zyne onbeschoftheid, en drong cooke, om last te geeven, dat 'er met hagel op hem zou geschooten worden. De Owhyheër keerde het schot af op zyn schild, waar de hagel niet kon doordringen; hy wierd hier door te woedender en te stouter. Verscheiden steenen werden den Scheepssoldaaten na 't hoofd gesmeeten, en een van de Erees waagde het, Mr. phillips met zyn Pahooca te steeken; doch mislukte in dien toeleg; en kreeg van deezen een stoot met den kolf van den snaphaan. Capitein cook schoot nu zyn tweeden kogel af, en doodde een van de voorbaarigsten der Inwoonderen. Een algemeene aanval met steenen volgde hier op onmiddelyk, 't geen beantwoord werd door het schieten van de Zeesoldaaten, en het volk in de Booten. De Eilanders wederstonden, tegen elks verwagting, | |
[pagina 505]
| |
het vuur met zeer veel standvastigheids, en, eer de Zeesoldaaten tyd hadden om weder te laaden, braken zy op hun in, met een schriklyk geschreeuw en krygsgehuil. Hier op volgde een tooueel van de uiterste schrik en verwarring. Vier onzer Zeesoldaaten werden, tusschen de rotzen, in hun hertocht afgesneeden, en slachtoffers van de woede des vyands; drie ontvingen gevaarlyke wonden, en de Luitenant, die een steek tusschen de schouders gekreegen hadt met een Pahooca, gelukkig nog niet afgevuurd hebbende, schoot den Man, die hem wonde, zo als hy gereed stond de steek te herdoen. Onze ongelukkige Bevelhebber stondt, wanneer men hem de laatste keer onderscheiden zag, aan den waterkant, roepende tegen de lieden, die in de Boot waren, dat zy met schieten zouden ophouden. Indien het waar is, gelyk eenigen, die zich daar bevonden, zich verbeeldden, dat de Zeesoldaaten en Bootsgezellen, zonder zyn bevel, hadden losgebrand, en dat hy het verder bloedstorten wilde voorkomen, is het niet onwaarschynlyk, dat dit betoon van Menschliefde, voor hem, doodlyk geweest hebbe. Want men heeft opgemerkt, dat, zo lang hy na de Inboorelingen het aangezigt gewend hadt, niemand hem eenig leed deedt, maar, dat hy zich omkeerende, om de Bootsgezellen order te geeven, in den rug gestooken werd, en met het aangezigt in 't water viel. De Eilanders hieven, wanneer zy hem zagen vallen, een hevig geschreeuw aan, haalden zyn lichaam hooger op 't strand, en door de vyanden omringd, trokken zy den dolk elkander uit de handen; een woedende drift betoonende, om deel te hebben in hem af te maaken. Zo viel onze groote en uitmuntende Bevelhebber. Na een leeven, zo vol uitmuntende en welgeslaagde onderneemingen, kan zyn dood, wat hem zelve betreft, niet te schielyk gerekend worden: dewyl hy leefde, om het groot werk, waartoe hy verordend scheen, te voleindigen; en hy werd eer verstooken van het genot, dan van het verkrygen des roems. Hoe opregt zyn verlies gevoeld en betreurd werd door de zodanigen, die zo lang hunne algemeene veiligheid vonden in zyne kunde en beleid, en allen troost onder veele ongemakken, in zyne tederheid en menschlievenheid, agt ik onnoodig te vermelden, en zouden my hier toe ook woorden ontbreeken; veel min zal ik het onderstaan den schrik af te schetzen, welke ons trof, en de algemeene verslaagenheid, die volgde op een zo schriklyken en onverwagten ramp. 't Zal den Leezer niet on- | |
[pagina 506]
| |
gevallig weezen, het oog van dit tooneel vol droefenisse af te wenden, om het Character en de Deugden deezes Mans te beschouwen, terwyl ik myn laatste tol betaal aan de gedagtenis van een dierbaar en geagt Vriend, met eene korte Geschiedenis van zyn Leeven en Bedryven, ten algemeenen nutte volvoerd, op te geeven. Capitein james cook was, in den Jaare MDCCXXVII, niet verre van Withby, in Yorkshire gebooren, en werd, in zyne vroege jeugd, op een winkel besteld, in een nabuurig Dorp. Zyne natuurlyke neiging, by de gelegenheid van de keuze eens beroeps, niet in agt genomen zynde, verliet hy het land en den winkel welhaast, door wederzin, en verbondt zich voor negen jaaren. By het uitbreeken des Oorlogs, in den Jaare MDCCLV, begaf hy zich in 's Konings Zeedienst, aan boord van de Eagle, toen gevoerd door Capitein hamer, en naderhand door Sir hugh palliser, die welhaast zyne verdiensten ontdekte, en van onder het gemeen nam. In den Jaare MDCCLVIII, was hy Schryver op de Northumberland, het Vlagschip van Lord colville, die toen het Hoogbevel voerde over een Esquader, op de kust van America. Hier was het, gelyk ik hem menigmaal heb hooren verhaalen, dat hy, geduurende een harden winter, voor de eerste keer euclides las, en zich bevlytigde op de Wis- en Starrekunde, zonder eenig ander behulp, dan eenige weinige boeken en eigen bevlytiging. Ten zelfden tyde, dat hy dat middel vondt om zyn verstand te beoefenen en te beschaaven, en het gebreklyke zyner opvoeding te verbeteren, moest hy de werkzaamste en woeligste tooneelen van den Oorlog, in America, bywoonen. By het beleg van Quebec, belastte Sir charles saunders hem met de volvoering van de gewigtigste belangen, ten opzigte van den Zeedienst. Hy lootste de Booten, in den aanval van Montmorency; en begeleidde de ontscheeping by de Hoogten van Abraham; onderzogt den doortocht, en lag boeijen, langs welken de groote Schepen veilig de rivier konden opvaaren. De moed en handigheid, welke hy in deeze verrigtingen betoonde, verwierven hem de vriendschap van Sir charles saunders en Lord colville; die, met allen yver en genegenheid, zo lang zy leefden, hem bevorderden. By het eindigen des Oorlogs, werdt hy, op aanpryzing van Lord colville en Sir hugh palliser, aangesteld tot Opzigter van de Golf van St. Lawrence, en de kusten van Newfoundland. Op deezen post bleef hy, | |
[pagina 507]
| |
tot het Jaar MDCCLXVII, wanneer Sir edward hawke hem koos, om bevel te voeren over een tocht na de Zuid-Zee, geschikt tot het waarneemen van den overgang van Venus over de Zon, en het doen van ontdekkingen, in dat gedeelte des Aardkloots. Zints dit tydperk, zyn zyne gedaane diensten te bekend, om hier opgehaald te worden: en zyne agting klom, naarmaate zyner bevorderingen, tot eene hoogte, te groot om door my uitgemeeten te worden. Indedaad, hy schynt allerzonderlingst geschikt geweest te zyn, tot deeze soort van onderneemingen. Zyne leevenswyze van jongs af, zyne opklimmingen in den Zeedienst, zyne onafgebrooke oefening, liepen alle zamen om hem daar toe te vormen, en gaven hem eene maate van kundigheid in zyn beroep, die slegts het lot van weinigen kon weezen. Zyn Lichaamsgesteltenisse was sterk, aan arbeid gewoon, en in staat, om de grootste ongemakken te verduuren. Zyne maag kon, zonder bezwaar, de ruwste en hardste spyzen verdraagen. Maatigheid mogt in hem nauwlyks eene deugd heeten, zo groot was de onverschilligheid, met welke hy zich aan alle zelfverzaaking onderwierp. Zyne Zielshoedanigheden waren van dezelfde hardvogtige en sterke geaartheid, als die zyns Lichaams. Zyn Verstand was kloek en doordringend; zyn Oordeel, in alles wat betrekking hadt tot zyn beroep, vaardig en vast. Zyne plans waren stout en manlyk, en droegen, zo in het ontwerpen als in het uitvoeren, blykbaare tekens van een groot oorspronglyk Vernuft. Zyn Moed was bedaard en onverschrokken; gepaard met eene verwonderlyke tegenwoordigheid van geest, in hachlyke oogenblikken. Zyne Zeden waren eenvoudig en ongemaakt. Zyne Geaartheid zon met regt mispreezen hebben mogen worden, als haastig en oploopend, waren deeze hoedanigheden niet verzagt door goedaartigheid en menschliefde. Zodanig zyn de omtrekken van cooks Character; doch zyne meest in 't oogloopende Charactertrek was, die onaflaatende voortzetting van eenig plan, welke niet alleen zich boven gevaar en ongemakken verhief, maar zelfs de gewoone uitspanning niet behoefde. Geduurende de lange en verdrietige Reizen, door hem gedaan, nam zyn drift en werkzaamheid niets in 't minste af. Geene toevallige verlokking kon hem voor een oogenblik aftrekken: zelfs die tusschenpoozingen van uitspanning, welke zomtyds onvermydbaar voorkwamen, en door ons te gemoet gezien wer- | |
[pagina 508]
| |
den, met een verlangen, 't geen lieden, die weeten wat Zeevaaren is, zeer gaarne zullen willen verschoonen, baarden hem eenig ongeduld, als ze niet besteed konden worden, om iets toe te brengen, tot het beter volvoeren zyner ontwerpen. Onnoodig is het, hier voorbeelden op te haalen van de gelegenheden, waarin hy blyk gaf van deeze hoedanigheden, staande de groote en gewigtige onderneemingen door hem volvoerd. Ik zal my vergenoegen, met den uitslag dier diensten op te geeven, onder de twee hoofdzaaken, tot welke zy kunnen gebragt worden, die der Aardrykskunde en der Zeevaard, en deeze elk in een onderscheiden gezigtpunt plaatzen. Misschien ontving geene Weetenschap ooit grooter toevoegzelen van één enkel Man, dan de Aardrykskunde van Capitein cook. Op zyne eerste reize na de Zuidzee, ontdekte hy de Societeit-Eilanden, en vondt, met zekerheid, dat Nieuw-Zeeland een Eiland was; hy ontdekte de Straaten, die de twee Eilanden van een scheiden, en naar zyn naam genoemd zyn: hy bezogt ze beiden volkomen. Vervolgens ging hy de Oostkust van Nieuw-Holland na, tot nog onbekend; eene uitgestrektheid van zeven Graaden Breedte, of meer dan twee duizend Engelsche Mylen. Op zyn tweeden Tocht lostte hy het groot verschilstuk op, wegens het Zuidlyk gelegen Vasteland: dat Halfrond, tusschen de Breedten van 40o tot 70o. doorgekruist hebbende, op eene wyze, die het bestaan van zulk een Vastland onmogelyk maakt, of het moest digt by de Pool zyn, en buiten het bereik der Zeevaard. Op deeze Reize ontdekte hy Nieuw-Caledonia, het grootste Eiland in de Zuider Stillen Oceaan, uitgenomen Nieuw-Zeeland; het Eiland Georgia, en een onbekende Kust, door hem Sandwich-Land geheeten, het Thule van het Zuider-Halfrond: en twee keeren de Zeeën der Keerkringen bezogt hebbende, gaf hy zekerheid aan de oude Ontdekkingen, en voegde 'er de zyne nevens. Doch zyne laatste Reize munt boven alle de voorgaande uit, door de uitgestrektheid en het aanbelang der Ontdekkingen. Behalven verscheide kleine Eilanden in den Zuider Stillen Oceaan, ontdekte hy, ten Noorden van de Evennagtslyn, de Eilanden, door hem Sandwich-Eilanden genoemd; die, door derzelver ligging en voortbrengzelen, een uitzigt opleveren, om van meer belangs voor de Zeevaard der Europeaanen te worden, dan eenige andere Ont- | |
[pagina 509]
| |
dekking in de Zuidzee. Vervolgens onderzogt hy, 't geen tot nog onbekend gebleeven was van de Westkust van America, van 40o tot 70o Noorderbreedte, behelzende eene uitgestrektheid van drie duizend vyfhonderd Engelsche Mylen, hy verzekerde de nabygelegenheid der twee groote Vastelanden Asia en America, voer de Straaten tusschen die beide door, en nam de kust, te wederzyden, tot zulk eene hoogte Noorderbreedte op, dat hy de onmogelykheid aantoonde van een Doortocht in dat Halfrond, van den Atlantischen tot den Stillen Oceaan, of Oost- of Westwaards. Met één woord, indien wy de Zee van Amur en de Japansche Archipel, tot nog den Europeaanen geheel onbekend, uitzonderen, heeft hy de Waterbeschryving der bewoonbaare Wereld voltooid. Als Zeeman schitterden zyne diensten mogelyk met geen minder glans; zeker zyn ze niet min gewigtig en heilzaam. De wyze, welke hy uitvondt, en zo gelukkig te werkstelde, om de gezondheid der Scheepelingen te bewaaren, maakt een nieuwen Tydkring in de Zeevaard, en zal zyn Naam aan de toekomende eeuwen overleveren, en doen aantekenen op de lyst der Vrienden en Weldoeneren van het Menschdom. Allen, die iets weeten van de Geschiedenis der Zeevaard, is het noodloos te zeggen, tot hoe hoog een prys de voordeelen, door middel van lange Zeereizen gezogt, altoos betaald zyn. De schriklyke ongesteldheid, welke eigen is aan den Zeedienst, en welker verwoestingen de tochten der Landontdekkeren uitgemerkt heeft met omstandigheden, bykans te aanstootlyk om te verhaalen, zou, onaangezien de onontwykbaare dwinglandy, welke zy over de leevens der Zeelieden oefende, een onoverkomelyk beletzel gebleeven zyn, tegen het voortzetten van zodanige onderneemingen. 't Was voor Capitein cook bewaard, door herhaalde proeven de wereld te toonen, dat de Reizen konden voortgezet worden, tot de ongewoone lengte van drie of zelfs van vier jaaren, in onbekende streeken, en onder alle verwisselingen van lugtgesteltenisse, niet alleen zonder de gezondheid te benadeelen, maar zelfs zonder den kans des leevenstydperks in 't geringste te verminderen. De wyze op welke hy te werk ging, heeft hy omstandig opgegeeven, in een geschrift, geleezen voor de Koninglyke Societeit, in den Jaare MDCCLXXVIGa naar voetnoot(*). | |
[pagina 510]
| |
Wat de Bekwaamheden tot zyn Beroep aanbelangt, ik laat de beoordeeling, des betreffende, over, aan het oordeel der geenen, die de meeste bedreevenheid bezitten in den Scheepsdienst. Zy zullen gereedlyk erkennen, dat het volvoeren van drie Tochten, zo vol gevaars en zwaarigheids, van zulk een langen duur, en in zo verschillende omstandigheden, met een eenpaarigen en gewenschten uitslag, eenen Man vereischten, die niet alleen eene nauwkeurige kunde bezat van de Zeevaard, maar eer veel bevattend kloek vernuft, vaardig in het uitvinden van redmiddelen, en gereed, om alles, wat de hoogere of laagere noodwendigheden betreft, te werk te stellen. Indeezervoege het getrouwst verhaal gegeeven hebbende, van 't geen ik heb kunnen verzamelen, door eigen waarneeming, en uit de berigten van anderen, wegens den dood myns altoos geëerden Vriends, als mede van zyn Character en Diensten, laat ik zyne gedagtenis over, aan de bewondering en dankbaarheid der Nakomelingschap; met eene droefgeestige voldoening de eere aanneemende, welke zyn verlies my bezorgd heeft, om myn Naam met den zynen veréénigd te zien; en om getuigenis te geeven van die genegenheid en hoogagting voor zyne Gedagtenis, die ik, terwyl hy leefde, hem steeds wilde en zogt te betoonen. Dus verre Capitein kings's Verslag, van deezen ongelukkig gesneuvelden Scheepsbevelhebber. Wy zullen vervolgens gelegenheid hebben, om in het Uittrekzel der Reize, een verhaal te geeven van de voornaamste gebeurtenissen te Owhyhee, na zynen dood. Alleen moeten wy hier nog byvoegen, dat men onlangs een Gedenkpenning vervaardigd heeft, tot gedagtenisse van deezen grooten Zeeman, die zyns waardig mag geagt worden. Op de eene zyde staat de Beeldtenis van Capitein cook, met dit Opschrift: jac. cook oceani investigator acerrimus; en met kleinder letteren, Reg. Soc. Lond. Socio Suo. Op de rugzyde, vertoont zich het Beeld van Brittanje, recht overeinde staande op eene vlakte. De slinker arm rust op een beeldspraakige pylaar. Zy houdt de speer in haar hand, | |
[pagina 511]
| |
haar schild is aan den voet des pylaars geplaatst. Haar rechte arm strekt zy uit over een Globe, en houdt een zinnebeeld, 's Wereldrondreizigers onderneemenden aart uitdrukkende; het randschrift is: nil intentantum nostri liquere; en onder het Beeld van Brittanje - Auspiciis Georgii III. Bovenbeschreeve Gedenkpenning werd gemaakt op koste van de Koninglyke Societeit. Zes Gouden, en verscheide Zilveren en Koperen, zyn 'er vervaardigd. Over de Gouden is deeze beschikking gedaan. Eén aan zyne Groot Brittannische Majesteit, onder wiens bescherming cook zyne ontdekkingen voortzette. Eén aan de Koning van Frankryk, wegens zyne groote vriendlykheid, om een byzonderen last te geeven aan zyne Scheepshoofden, om geene vyandlykheid, hoe genaamd, te pleegen aan de Resolution en de Discovery, de twee Schepen onder Capitein cook's bevel; en dezelve, in tegendeel, allen mogelyken bystand te bewyzen, ingevalle zy hem mogten ontmoeten. Eén aan de Keizerin van Rusland, uit hoofde van het gastvry onthaal, Capitein cook beweezen, toen hy Kamskatska aandeedt. Eén aan Mevrouw cook, zyne nagelaate Weduwe. Eén om geplaatst te worden in het Britsch Museum. Eén om in het Collegie van de Koninglyke Societeit te blyven. De andere Gedenkpenningen werden verdeeld onder de Leden van de Koninglyke Societeit, aan eenige byzondere Lords der Admiraliteit, en weinige andere Persoonen van aanzien. |
|