| |
Yerhaal van de konstbewerking, en gelukkigen uitslag, der doorsnede van de schaambeenderen; gedaan in 's Gravenhage, door den zeer Ervaren Heere J.C. Damen, 's Lands en Stads Heel- en Vroedmeester, den 20 October, 1783;
Medegedeeld aan de Heeren Schryveren der Algemeene Vaderlandsche Letteroefeningen,
Door Petrus Camper.
Reeds over lange, hadt de Heer damen my verzogt, om dit verhaal van de Doorsnede der Schaambeenderen, aan
| |
| |
de Huisvrouwe van Casper Stols gedaan, UWE. toe te zenden: ook zon ik dit daadelyk in het werk gesteld hebben, was ik niet, tegen wil en dank, daarin door verscheidene gewigtige omstandigheden, verhinderd geworden. De tyd nu zo lang verloopen zynde, heb ik intusschen nodig geoordeeld, om, als ik in den Haag gekomen zonde zyn, de gevolgen daarvan zelf te onderzoeken, ten einde niet alleen het naar waarheid opgestelde verhaal, van den Heere damen, maar teffens den uitslag daarvan, zo als die den 23 Juny, van dit jaar, en dus agt maanden na de Konstbewerking, door de Heeren van de laar, damen en my, op een onbevooroordeeld onderzoek, zyn bevonden, aan onze Landsgenooten te konnen mededeelen: by deeze gelegenheid beloove ik teffens het verslag van twee dergelyke Konstbewerkingen, in den jaare 1779, door den zeer ervaren en kundigen Stads Heelmeester van Z. Bommel, joh. van munster, gedaan, te zullen mededeelen: ook deeze zou ik eerder uitgegeeven hebben, indien zy niet verscheidene ophelderingen, zedert ingekomen, vereischten.
Dan, aangezien deeze Letteroeseningen, niet alleen door Mannen, maar ook door veele van onze schrandere Vrouwen, met smaak en vrugt geleezen worden, die, tegens haare verwagting, de ongelukken voor haar geslacht bestemd, leezende, niet zonder rede verschrikken zonden aan zulke bittere moeijelykheden onderhevig te zyn, en teffens vreezen zouden om Moeders te worden, even als of het kraambedde, met dergelyke schroomelyke toevallen, zeer dikwyls verzeld wierdt; zo heb ik nodig geoordeeld, hier vooraf by te moeten voegen, 't geene ik reeds in het Vde Deel van de Verhandelingen, der Koningl. Academie der Heelkonst te Parys, pag. 736, aangetoond hebbe, naamlyk; dat de Natuurlyke Verlossingen, in Amsterdam, gemeenlyk tot de moeijelyke staan, als 175 tot 1: en, dat 'er van die moeijelyke zeer veele niet alleen, maar verre weg de meeste, door de konstige hand van bekwaame lieden gelukkig worden gered, osschoon het my onmogelyk geweest is, daar van, in ons Land, de juiste evenredigheid te bepaalen. Myne weldenkende Landsvrouwen zullen ondertusschen opgebeurd konnen worden, door de zeer nette Waarneemingen te Londen, in het Kraamhuis van West-Munster, door den beroemden Geneesheer en Vroedmeester elaud, in de Philosoph. Transact. Vol. LXXI. Part. 2. No. 22. p. 355. medegedeeld; omtrent 1897 Geboortes, naamlyk; waarvan 1792 allernatuurlykst, en slegts 63 wel tegennatuurlyk, wa- | |
| |
ren, maar eene gelukkige uitkomst hadden; dat van de overige agt, inzonderheid, de vermindering van het hoofd vereischt hadden, om met behoud der Moeders verlost te konnen worden; zo evenwel, dat eenige zamenloopende toevalligheden, voornaamlyk, de oorzaak waren: want twee van die ongelukkige Moeders kraamden naderhand zeer voorspoedig; de derde baarde een klein en zwak Kind; de vierde verloste op de zevende maand, zonder kwetzing van het Kind nodig te hebben, ofschoon het Kind zelve in de verlossing
stierf. Van de overige vier wordt niets gemeld.
Waarneemingen, van dien aart, moeten de zwakke Kunne overtuigen, dat die soort van Konstbewerkingen, in haare omstandigheden niet minder akelig voor den Heelmeester, dan voor de ongelukkige Moeders, zeldzaam zyn, en meest al plaats hebben by zulke Vrouwen, welkers lighaam zeer kwalyk gevormd is, vooral, wanneer al vroeg in de Kindsche jaaren, de ruggraat, door eene algemeene zwakheid krom, en de heupenbeenderen diep ingedrukt, zyn geworden.
De oude Geneesheeren hebben wel eer, om dat de waarde van de Kinderen, wegens het recht der Ouders, niet geteld wierdt, zodra de verlossing moeijelyk bevonden wierdt, de Kinderen vernield, en by stukken afgehaald, gelyk by c. celsus gezien kan worden.
De zeden der Volkeren, door den Christelyken Godsdienst naderhand verbeterd en verzagt geworden zynde, gaven vervolgens gelegenheid, dat ook de Heelmeesters hunne vlyt aanwendden, om Moeder en Kind beide te behouden. De Keyzerlyke Snede, hoe gevaarlyk ook voor de Moeder, wierdt daartoe als het eenige middel voorgesteld, en in deeze verlichte Eeuwe de Doorsnede van het zagte Kraakbeen, tusschen de Schaambeenderen gelegen, om, even als de Natuur dikwyls door rekkinge der banden doet, het beenig bekken der Vrouwen zo te verwyderen, dat het Kind levendig geboren, en de Moeder teslens bewaard wierde. De onsterfelyke Dr. sigault gaf daartoe het eerste denkbeeld, 't welke ik, getroffen door haare nuttigheid, voortzette, en op levendige Dieren met een gelukkigen uitslag in het werk stelde, gelyk aan alle onze Landgenooten genoeg bekend is, uit mynen Brief over dit onderwerp, aan den met recht beroemden Amsterdamschen Heelmeester van gesscher geschreeven, en niet minder uit alle de tegenschriften, deels uit onkunde, deels uit af- | |
| |
gunst, en meest al uit bedilzucht, geschreeven. Daar het de plicht van allen was, aangezien de ondervinding de mogelykheid van die Konstbewerking in zommige gevallen bevestigde, om haar met alle vlyt te volmaaken, en het gebrekkige zodanig te verbeteren, dat zy met meerder zekerheid, en met meerder voordeel, konde geoeffend worden, tot nut der ongelukkige Moeders, tot voordeel der Kinderen, en tot troost der Huisvaders. De konst van Steensnyden is niet in den korten loop van vyftien jaaren, maar van veele Eeuwen tot die volkomenheid gebragt, waar mede zy thans verrigt wordt. Hoe eenvoudig, en hoe zeker, is de Inënting der Kinderpokjes niet langzaamerhand gemaakt?
De Fransche, de Engelsche, de Hoogduitsche, en vooral onze Nederlandsche Geneesheeren, en onder die meestal zulke, welke geene de minste ondervindinge hadden, hebben, met ongemeenen yver, deeze nieuwe manier als verschrikkelyk afgeschilderd, zonder beter in de plaats voor te stellen.
De Londensche Geneesheer en Vroedmeester, osborne, heeft, in zyne Essay on laborious parturition, in which the division of the symphysis pubis is particularly considered, in den jaare 1783 uitgegeeven, deeze bewerking uit verwonderlyke grondbeginzels tegengesprooken; ook geloof ik dat een yder dit zou moeten doen, wanneer hy even als de Heer osborne oordeelde, dat een Kind in 's Moeders lighaam te vermoorden, noch pynelyk voor het Kind, noch hartgrievend voor de Moeder, noch een wezenlyk verlies voor de Maatschappye zynde, in vernaauwde bekkens geoorloofd was: wy denken 'er geheel zo niet over, en weeten daarenboven, by ondervinding, dat de Moeders wel degelyk haare vrugt zo groot eene liefde toedraagen, van zonder aanzien van smert of gevaar, alles te willen ondergaan, indien zy slegts een levendig Kind verkrygen konnen. De Huisvrouwe van Casper Stols, die edelmoedige en roemwaarde Moeder, welke het onderwerp van het volgend verhaal is, betoonde dit op de doorslaandste wyze. Dikwyls heeft my de ondervindinge geleerd, dat de baarende Vrouwen, welke ik in moeijelyke gevallen bystond, allen moed en bedaardheid verlooren, en troosteloos waren, als zy vernamen dat haar Kind dood was. By de armste Vrouwen zelve, heb ik dit verscheidenemaalen waargenomen; zo diep is de liefde tot de
| |
| |
Kinderen, door den Voorzienigen Schepper, in het hart der Vrouwen ingeschapen!
Dan, hoe zeer ik die wyze van redeneeren by den Heere osborne afkeure, kan ik niet dan met lof melding maaken van zyne allernuttigste Waarneemingen, omtrent de juiste grootte der bekkens, langs welke Kinders levendig konnen geboren worden, en vooral omtrent die vernaauwde bekkens, welke de vermindering van het Kindshoofd noodwendig vereischen: ook verdient deeze zyne uitmuntende manier van aanpryzing, van zodra het den Heelmeester bekend is, dat het Kind om die reden niet levendig geboren kan worden, en men noch de Keizerlyke-, noch de Schaambeenderen-snede wil beproeven, aanstonds het hoofd te openen, dat is eer de vergeefsche poogingen van Moeder en Kind, de tedere Lyfmoeder zodanig kneuzen, dat men eindelyk, tot den haak te vergeefsch zyne toevlugt neemende, beide te gelyk ziet sneuvelen. Zyne manier om als het hoofd geopend is, niet dan na verloop van 36 uuren, de verlossing te beproeven, is indedaad uitneemend: binnen dien tyd, immers, perssen de weën het verminderde hoofd dikwyls zelve voort, en de bykomende lucht doet de beenderen van het geopende hoofd, door bederf, zo sterk vermurwen, dat het door eene ongeloofelyke kleine opening naderhand gebragt kan worden. Op deeze wyze verloste hy eene elizabeth sherwood, welkers bekken over dwars 1¾ duim, en van het Schaam- tot het Heiligbeen slegts ¾ duim wyd was. Ibid p. 75.
Hy stelt in het algemeen, dat een bekken, naauwer dan 3 duimen, geen levendig Kind kan doorlaaten; en dat in een afstand van het Schaam- en Heiligbeen van 2¾ duimen, de vermindering van het hoofd, de Keizerlyke-, of Schaambeen-snede vereischt worde; of dat beide Moeder en Kind noodzaaklyk sterven. Ibid p. 30, 31.
Ik kan nogthans niet voorby te moeten melden, dat ik weinig te vrede ben over zyne behandeling, omtrent myne voorstelling tot die nieuwe Koustbewerking. Hy heeft mynen Brief met geene oplettendheid geleezen, en zig vryheden veroorloofd, waar over ik hem door eenen Brief onderhouden hebbe; en waarmede hy geen erg bedoelt meent te hebben, zo als my vervolgens door zynen en mynen Vriend, den Heere f. simmons, is bevestigd geworden.
Deeze Voorreden scheen my vereischt te worden, om onze Landslieden van beider geslacht, en inzonderheid de Heelmeesters, het gewigt van het volgend verhaal, my
| |
| |
woordelyk door den Heere damen medegedeeld, met meerder oplettenheid te doen bezeffen.
| |
Verhaal van de Konstbewerking, en gelukkigen uitslag der Doorsnede van de Schaambeenderen, gedaan door J.C. Damen, 's Lands en Stads Heel- en Vroedmeester, in 's Hage, den 20 October, 1783.
Door veele Konstgenooten, zoo van hier als elders, wierd ik geduurig aangezogt, om aan hun te doen toekomen een omstandig en naauwkeurig bericht van de Doorsnyding der Schaambeenderen, door my aan de Huisvrouw van Casper Stols, Zilversmitsknegt, in den Haage woonagtig, op den 20sten October des voorleeden Jaars 1783 verrigt; mitsgaders van derzelver gevolgen en goeden uitslag.
Dan, aangezien de bezigheden, die myne practyk my dagelyks verschaft, my geen tyd genoeg overlieten om een ieder deswegen afzonderlyk te schryven, was het geschiktste middel om aan het verlangen van veelen te gelyk te kunnen voldoen, een beknopt en zaakelyk verhaal van de waare geschaapenheid, de omstandigheden, en van de wyze op welke deeze Konstbewerking door my verrigt is, zoo wel als van den allergewenschten uitslag derzelver, door den druk gemeen te maaken; of schoon ik hier in, tegens myne gedagten, door verscheidene tusschenkomende bezigheden, verhinderd ben geworden.
Hoe zeer ik my de kortheid voorgesteld hebbe, vinde ik my egter verpligt, alvorens tot het verhaal der verrigte Konstbewerking zelve over te gaan, vooraf een kort verslag te doen van de twee allermoeielykste baaringen, welke deze Vrouw te vooren gehad heeft, in welke beide gevallen de doode vrugt, met gevaar van haar leven, door my heeft moeten afgehaald worden; hier door zal een ieder volkomen in staat gesteld worden, om met meerderen grond te kunnen oordeelen, over de waare redenen, welke my, zoo wel als die kundige en beroemde Mannen, die over dit moeielyk geval te voren niet alleen geraadpleegd zyn geworden, maar by de Konstbewerking zelve de hand gebooden hebben, tot de onderneeming van deze nieuwe Konstbewerking bewogen hebben, en te gelyk over derzelver gepastheid.
Het was op den 17den April, 1781, als ik, des naa- | |
| |
middags ten zes uuren, geroepen wierd by de Vrouw van bovengemelden Casper Stols, dewelke men my zeide in arbeid te zyn, en door de Vroedvrouw niet geholpen te kunnen worden.
De Vroedvrouw verhaalde my, als ik daar gekomen was, dat het water, vroegtydig afgelopen zynde, de Arm van het Kind zig voordeed, gelyk ik by myne onderzoeking bevond. 'Er scheen dus niets anders te doen dan het Kind te keeren, en by de voeten af te haalen.
Zoo dra de Vrouw ten dien einde bekwaamelyk geplaatst was, poogde ik de keering van het Kind te bewerken: dan ik bemerkte ras, dat het bekken zeer eng en de hand moeielyk naar binnen te brengen was; ik had nogthans het genoegen van de keering spoedig volbragt, en de voeten gebooren te hebben; maar by het doorhaalen van het Kinds lighaam, wierd ik een zeer grooten tegenstand gewaar, welke vermeerderde, naarmaate ik het Hoofd nader tot den ingang van het kleine bekken bragt, zoo dat ik op het laatst niets meer konde vorderen.
De Armen wierden door my nederwaards, en geheel vry gemaakt, dog welke kragt ik ook aanwendde om het Kinds Hoofd in de holte van het kleine bekken te brengen, was alles te vergeefs; zoo dat ik, geene kragt meer op den Hals van het Kind durvende doen, de tang van Levret aanlag, indiervoegen als zyn Ed. my geleerd hadt, en beschreeven is in de Schets der geheele Verloskunde, door den kundigen Heer van de laar, Med. Doct., in het licht gegeeven. parag. 273.
Hier door mede niets kunnende uitwerken, en voor de Vrouw vreezende, moest ik eindelyk myne toevlugt neemen tot den Haak, waar door ik de Verlossing volbragt, met zulk een gelukkig gevolg, dat de Kraamvrouw behouden wierd, en binnen korten tyd herstelde.
De benaauwende omstandigheden, welke ik ondervonden hadde, verpligtten my reeds in dien tyd, de Vrouw te kennen te geeven van altyd moeielyk te zullen baaren; haar teffens verzoekende, in gevalle zy zig ter eeniger tyd weder zwanger mogt bevinden, my tydig te willen doen roepen.
Zig naderhand weder zwanger bevindende, wierd zy geraaden een andere Vroedvrouw te gebruiken, onderstellende, schoon zonder grond, dat de eerste haar pligt niet behoorlyk hadt waargenomen, en een ander haar beter helpen
| |
| |
zoude; waar toe zy zig liet overhaalen zonder my 'er iets van te zeggen.
Deze tweede Vroedvrouw, geheel onkundig zynde van de waare oorzaaken der voorgaande moeielyke kraam, wierd, op den tweeden September 1782, des ogtens omtrens vyf uuren, geroepen; zy bevond de Vrouw in arbeid; de plaatzing van het Kind kwam haar natuurlyk voor, de wateren liepen kort naa haare komst weg, en zy wierd het Hoofd van het Kind duidelyk gewaar.
De hevigheid der weeën, beneffens de kragten, die de Vrouw aanwendden om haar Kind voort te persen, deeden de Vroedvrouw hoopen op eene gelukkige Verlossing: tot in den naamiddag wagtte zy echter te vergeefs alle de pogingen van de milde Natuur af; dan bemerkende, dat de kragten minderden, en de weeën ophielden, wierd myne hulp op nieuw verzogt.
Het was des naamiddags omtrent zes uuren van den tweeden September 1782, als ik by deze Vrouw kwam; ik wierd niet weinig aangedaan als ik haar herkende, my herinnerende de moeielykheid van haare eerste Verlossing.
De Vroedvrouw gaf my van alles een naauwkeurig verslag, en door dien ik my de voorgaande omstandigheden der Lyderesse nog levendig konde te binnen brengen, begreep ik ras de oorzaak van deze moeielykheid.
Ik vond my voorloopig verpligt de Kraamvrouw en haare Vrienden de zwaarwigtigheid van het geval voor te stellen, en hoe ik gaarne zien zoude, dat men den raad van eenige andere lieden van de Konst, benessens dien van haaren gewoonen Geneesheer, den Heere hasselman Med. Doct. innam, voor ik eenige poogingen tot haare verlossing in het werk stelde.
Dit gereedlyk toegestaan zynde, verzogt ik de Heeren hasselman Med. Doctor, en muilman, beneffens den Heer Prof. huybers, die zig met my aldaar ten half agt uuren bevonden, aan wien ik den Staat van deze Kraamvrouw voordroeg, en mededeelde al het geen ik by haar eerste Verlossing ondervonden hadde, te gelyk in beraad geevende het doen van de Sectio Synchondroseos ossium-pubis, of van de Doorsnyding der Schaambeenderen. Dan naa hier over met elkanderen rypelyk geraadpleegd te hebben beslooten wy, dewyl de plaatzing van het kind dit maal natuurlyk was, en het hoofd reets vast gedrongen zat in den bovenrand van het bekken, de Forceps aan te leggen, en door dezelve te beproeven, of het niet mogelyk
| |
| |
ware het Hoofd vry te maaken, en op die wyze de Verlossing te volbrengen.
Ik tragtte eerst de forceps aan te leggen, volgens de lessen van den beroemden Levret; dog dit was volstrekt on moogelyk, toen beproefde ik zulks op de wyze van Smellie, welke my gelukte; dog toen de forceps welaangelegd was, konde ik niets uitrigten, niet tegenstaande ik veel kragts oeffende, zoo dat de eene Lepel der kromme tang van Levret geheel en al verboogen wierd.
Ik haalde dus de forceps te rug, en bragt vervolgens den hefboom van wylen den beroemden Heelmeester Boom onder langs het schaambeen in, om daarmede het kinds hoofd in de holte van het bekken te brengen, maar alles bleef onverzettelyk, terwyl de Vrouw veel smerte leedt.
Alle deze beproevingen vrugteloos afgelopen zynde, beslooten wy om het kinds hoofd te verkleinen, waar toe wy ons te eerder bepaalden, naar dien het kind meer dan waarschynelyk reeds dood was.
Ik opende dan het hoofd, en naa het geledigd te hebben, drukte ik het zelve zoo veel doenlyk te saamen, en plaatste een stompen haak by het groote gat van het agterhoofd, aan welke ik met de eene hand trok, terwyl ik de andere om den hals van het kind geplaatst had, en op deze wyze bragt ik het kind, naa een zeer grooten tegenstand van het Lyf of Romp gehad te hebben, eindelyk naa buiten: de Verlossing wierdt vervolgens geheel volbragt en de moeder na behooren bezorgd, welke, schoon veel geleeden te hebben, nogtans zeer gelukkig ten tweeden maale van haar Kraambedde herstelde.
By deze tweede Verlossing had ik nog meerder licht gekreegen omtrent de waare naauwte van het Bekken, en was daardoor by my zelve geheel en al overtuigd geworden, dat het by deze Vrouw een volstrekte onmoogelyk was, om een kind van negen maanden dragts, hoe klein het dan ook mogt zyn, natuurlyk of door konst, levendig te doen gebooren worden; waarom ik my andermaal verpligt meende aan deze Kraamvrouw op het ernstige het gevaar te moeten voordraagen, waarin zy telkens zyn zoude, wanneer zy zig zwanger bevondt, en de volstrektste onmoogelykheid om by haar zonder eene Konstbewerking eene levendige vrugt te doen gebooren worden; ook beval ik haar, ter gelyker tyd, ernstig, om in gevalle zy des niet tegenstaande weder zwanger mogt worden, my voor al tydig kennis te geeven, op dat ik dan vooraf met eenige Konst- | |
| |
genooten alles zou kunnen beraamen wat tot haare volledige Verlossing te doen stond.
Hoe zeer ik nu wel gewenscht had, dat zy zig nimmermeer in het geval mogt bevinden, kwam zy nogtans my, in de maand April 1783, kennis geven, dat zy zig weder zwanger bevond, en geheel en al aan myne zorg zig wilde overgeeven.
Ik was reeds zeer gevoelig aangedaan, toen ik ten tweeden maale deze braave Vrouw had moeten bystaan; een ieder zal dus ligt kunnen bezeffen, dat my de zorge niet minder op het harte drukte, die ik nogthans gewillig op my genomen had, om ten derden maale haare Verlossing, ware het mogelyk, te bevorderen.
By myzelve ernstig en naauwkeurig naadenkende den staat van die Vrouw, met al het geen ik by de twee voorgaande Verlossingen ondervonden had, kan en wil ik niet ontveinzen, dat ik met schrik het uur te gemoet zag, waarin ik haar ten derden maale in baarensnood zoude moeten bystaan, te meer, om dat ik volkomen overtuigd was, dat 'er geene mogelykheid was, om by haar, door de algemeene Konstgreepen, een levendig Kind te doen geboren worden! Ik nam dus in ernstige overweeging, of, in haar ongelukkig geval, de Keizerlyke Snede, of wel de Doorsnede der Schaambeenderen, mogt te passe komen, en welke van deze twee de voorkeur verdienen moest?
De eerste konde ik, om derzelver eisselykheid en gevaarlykheid, met een gerust gemoed, aan deze ongelukkige Vrouw niet voorstellen; ik besloot veeleer tot de tweede, die der Schaambeenderen.
1. Om dat zy my toescheen minder gevaarlyk te zyn dan de eerste.
2. Om dat zy my voorkwam, minder afgryzen by myne Lyderesse te zullen baaren, en zy zelve eerder tót de laatste dan tot de eerste zoude zyn over te haalen.
3. Om dat ik vermeende, dat de verwydering, die door de Doorsnyding der Schaambeenderen geschieden konde, in dit geval groot genoeg zyn zoude, om aan het oogmerk te voldoen, te meer
4. Om dat 'er eigentlyk geene wanstalligheid in het Bekken plaats hadt, maar de oorzaak der voorige moeielyke baaringen alleen gezogt moest worden in de kleinte.
5. Om dat de Lyderesse nergens eenige overblyfzelen hadt van de Engelsche Ziekte, maar volmaakt regt was,
| |
| |
zoo in de ruggestreng als in de verdere ledemaaten; zynde alle de deelen van haar lighaam zeer wel geproportioneerd, naa de geheele lengte van het zelve, die, naauwkeurig gemeeten zynde, naauwelyks 55 Rhynlandsche duimen hadde, dat is 4 voeten 7 duimen; terwyl de geheele uiterlijke omtrek van het zelve, over de Heupbeenderen gemeeten, niet wyder was dan 26 duimen.
By dit alles herinnerde ik my nog, dat de vernaauwing van het Bekken zoo zeer niet was in den afstand van het Heiligbeen tot het Schaambeen, als wel in den afstand van het eene Darmbeen tot aan het andere, welke eigentlyk te naauw was.
Op deze gronden vermeende ik, dat de doorsnyding der Schaambeenderen in dit byzonder geval van dienst konde zyn, en te kiezen was boven de Keizerlyke snede, en stelde dus aan deeze Lyderesse het ondergaan dier snede voor, waartoe zy bewilligde onder het uitboesemen van haar sterk verlangen en hoope, om, door dat middel, eindelyk eens moeder van een levendig kind te zullen weezen! Dit billyk verlangen dezer braave Vrouw om uit haar schoot eene levendige Vrugt gebooren te zien, haare kloekmoedigheid in het besluiten tot het ondergaan dier Operatie, de standvastigheid, waarmede zy by dit besluit volhardde, zelfs in weerwil der aanzoeken en afraadingen van anderen, die onvoorzigtig genoeg waren om haar de gemelde Konstbewerking op het allerzwartst af te schilderen, en het groot vertrouwen, ondertusschen, welke zy in dezen haaren kommerlyken staat op my stelde, verdubbelden mynen yver en oplettendheid heurwaards, zoo dat ik my te meer verpligt oordeelde, om aan myn geweeten en haar welzyn volkomentlyk te voldoen, nog met andere Konstgenooten en wel voornaamentlyk met mannen van meerdere bekwaamheid en ondervinding dan ik my durf toeëigenen, over haaren moeielyken toestand vooraf te moeten raadpleegen.
Hiertoe was my het geluk byzonder gunstig als ik in de maand September vernam, dat de Hooggeéleerde Heer camper zig in den Haag bevondt, oordeelende my by niemand beter te kunnen begeeven dan by een man, wiens uitmuntende kunde en bekwaamheid, in alle de takken der Ontleeden Heelkunde, niet alleen by elk een over bekend zyn, en met regt geroemd worden, maar die in het byzonder omtrent deze Konstbewerking zoo veel en meer dan anderen verdiend heeft.
Ik begaf my dan ten zynen huize, stelde zyn Hoogge- | |
| |
leerde het geval voor, met ernstig verzoek, de goedheid te willen hebben van die Vrouw ten mynen huize te komen zien, om haare omstandigheden te onderzoeken, het welk zyn Hooggeleerde my gunstig toestond.
Ik verstoutte my daar te vryer toe, om dat zyn Hooggeleerde altoos de Vriend van mynen braaven Vader geweest was, en my byzondere bewyzen van toegenegenheid gegeven hadt.
Op den daartoe bestemden tyd, verzogt ik, op zyn Hooggeleerdens goedkeuring en toestemming, mede de Wel Edele zeer Geleerde Heeren jorissen, van de laar en hasselman, Med. Doctoren: na aan de gezamentlyke Heeren den toestand der Vrouw, en al het geen ik by de twee voorgaande Verlossingen ondervonden had, voorgesteld te hebben, wierd de Vrouw zelve door hen gevraagd; en in het byzonder door de Heeren Prof. camper, en den Med. Doct. van de laar, afzonderlyk onderslaagen, en haare Heupen nauwkeurig nagegaan.
Beide deze Heeren kwamen met my overeen, dat 'er een vernauwing boven aan het kleine Bekken was, ofschoon zy niet nauwkeurig genoeg konden bepaalen, hoe verre die vernauwing zich uitstrekte, omdat het onmogelyk is het Bekken zo hoog te kunnen onderzoeken, als wanneer de Vrouwen werkelyk in arbeid zyn.
Na een welgewikte en welgewogene raadpleeging, was het algemeen gevoelen, vermids de ondervinding tweemaalen de onmogelykheid geleerd had, om deze kleine en een nauw Bekken hebbende Vrouw van een levendig Kind te verlossen, dat de doorsnyding der Schaambeenderen de eenigste Konstbewerking was, welke in deze Vrouw met eenige hoop van een gelukkigen uitslag beproefd, en in het werk gesteld konde worden.
Ik zoude my voorzeker aan de grootste ondankbaarheid schuldig maaken, wanneer ik hier niet openlyk en ongeveinsd erkende de groote verpligting, welke ik ter dezer zaake aan den gemelden Hoogleeraar camper hebbe, als die niet alleen deze raadslagen wel heeft gelieven by te woonen, en my volvaardig zyne kundigheden en raad over de beste wyze, om die bewerking uit te voeren, mede te deelen, maar zelfs, met terugschuiving van zyn voorgenomen vertrek, twee dagen daarna de Operatie zelve op een Vrouwelyk Cadaver, door zyn Hooggeleerden ten dien einde ontboden, in onzer aller tegenwoordigheid te verrigten.
Het besloeg zo, dat, ter zelver tvd, de Hooggel. Hee- | |
| |
ren sue van Parys, en löder van Halle, in den Haag gekomen zynde, deze Heelkundige Lessen ten mynen huize bywoonden; zig verwonderende, dat, daar de wydberoemde Heer camper, deze Snede zo uitvoerig beschreeven hadde, de Buitenlandsche Genees- en Heelmeesters van dezelve, echter, als nog geene genoegzaame kennis droegen.
Om terug te keeren, erkenne ik openlyk hier uit veel, ja zeer veel, nut getrokken te hebben, en dat ik daaraan hoofdzaaklyk den zo gelukkigen uitslag dezer Operatie, niet weinig, te danken hebbe.
Dus in alles gehandeld en gedaan hebbende, wat my met een gerust geweeten konde in staat stellen, om deze Operatie te kunnen en te mogen onderneemen, wagtte ik met een bedaard gemoed het tydstip af, wanneer deze Vrouw in arbeid komen zoude; het geen op Maandag, den 20 October 1783, gebeurde.
Ik wierd des 's namiddags, ten 4 uuren, by haar geroepen, zy klaagde my over eenige ligte pynen in de lendenen, welke reeds den geheelen nagt, als ook dien geheelen voormiddag, geduurd hadden; by myne onderzoeking bevond ik haar nog in het opkomen van den arbeid te zyn; tegens half agt uuren, haar weder bezoekende, bevond ik haar in vollen arbeid, het Orificium Uteri, of Baarmoedersmond, ruim geopend, en het water groeijende; terstond hier op, liet ik de Heeren jorissen, van de laar en hasselman waarschouwen; maakende my intusschen gereed, tot het doen der Operatie.
Als deze Heeren alle spoedig gekomen en tegenwoordig waren, beneffens de Stads Vroedvrouw van dyk; nadat de vliesen van zelfs gebroken waren, en het water kort te voren afgelopen was, wierd haar een lavement gezet, en ik ontlastte door de Catheter, de pis uit de Blaas, op dat dezelve, in baarende, altoos hoog boven, en digt tegens, het Schaambeen liggende, geen gevaar loopen zoude van gekwetst te worden; dit verrigt zynde, plaatsten wy deze kloekmoedige Moeder op een Rustbedde, zo vlak als voor haar draaglyk was, op den Rug; om dat de vooroverhangende Buik niet toeliet, dat zy geheel en al plat op haaren Rug liggen konde; voorts onderzogt de Heer van de laar met my den staat van het Bekken, en de ligging van het Kind.
Wy bevonden, zo na als wy met de hand gissen konden, de grootste vernauwing van het Bekken, in den afstand van het eene Os Hium, of Darmbeen, tot het andere, en dat die
| |
| |
tusschenruimte, op zyn best, drie duimen wydte hadde, en den afstand tusschen het Schaam- en Heiligbeen, van omtrent vier duimen.
Het Kindshoofd, schoon nederwaards gekeerd, lag nog boven het kleine Bekken, dierhalve beslooten wy eenpaarig, om, zodra de Doorsnede gedaan zoude zyn, het Kind te keeren, en by de voeten af te haalen, ten einde, daardoor, de Verlossing, zo veel mogelyk, te verkorten, en de kragten der Vrouw te spaaren.
Alles nu te vooren wel beraamd, en al, wat tot de Konstbewerking noodig was, in gereedheid gebragt zynde, ondernam ik, in tegenwoordigheid der gemelde Heeren, deze Operatie.
Ik droeg voorloopig zorg, dat de bezwangerde Buik, die zeer sterk voorover hong, met een breed servet door de Vroedvrouw opwaards gehouden, en den Clitoris zo veel mogelyk na eene zyde gedrukt wierd. Na nauwkeurig het midden, of de plaats der Symphysis bepaald te hebben, nam ik een zeer smalle Bistorie, in een stysstaand hegt gevat, of liever een smal Scalpel met een ronde punt, en deed eene insnyding door de uiterlyke deelen boven de sleuf der Vrouwelykheid, waarop terstond veel bloed vloeide, dog myn vinger van de linkerhand gezet hebbende op de oorsprong van het bloed, hield de vloed terstond op.
Ik herhaalde myne insnyding, tot dat ik op de kraakbeenige samenvoeging der Schaambeenderen kwam, welke ik allerduidelykst gewaar wierd; toen drukte ik het mesje wat sterker aan, en voelde duidelyk, dat ik zo als het behoorde, tusschen de beide Schaambeenderen was; voorts verlengde ik die opening eerst opwaards, tot ik zeker was dat de Schaambeenderen aan hun bovengedeelte los waren, en vervolgde toen myn snede benedenwaards, tot dat de Schaambeenderen van onderen mede los waren; altyd myn snymes steil, dat is opwaards, houdende, om te vermyden, dat ik, met het agtereinde van hetzelve, de uiterlyke deelen niet meer kwetzen zoude dan noodig was. Ik wierd nu in het zekere overtnigd, dat de insnyding geheel verrigt was, doordien, op het zelfde oogenblik, de Schaambeenderen van den anderen weeken, en reeds myn vinger tusschen dezelve vry en zeer gemakkelyk toelieten. Vervolgens voort zullende gaan, tot het afhaalen van het Kind, liet ik de Vrouw met het Onderlyf, zo veel mogelyk, op den rand van het Rustbedde plaatzen, zettende elk been met
| |
| |
een geboogene knie, in den schoot van eenen Medehelper, en liet de Vrouw wel vasthouden.
Toen bragt ik myne hand met gemak binnen, en keerde het Kind spoedig, waarop ik het Kind by de beenen zagtkens doorhaalde, en het hoofd met groot gemak naar buiten bragt, zodat het 'er, als het ware, van zelfs doorviel; het Kind (zynde een Jonge) was zodra niet gebooren, of schreeuwde luidkeels, het welk geene geringe blydschap baarde aan my, en aan alle de tegenwoordig zynde omstanders; en wel inzonderheid aan die kloekmoedige Moeder, die, ter behoud van het leven van die Vrugt, het waare pand haarer Echt, zig wel hadt willen overgeven aan de onzekerheid van de uitkomst, en aan de smerte van deze Konstbewerking; die zy my echter naderhand betuigd heeft niet zo groot te zyn geweest, als zy zig wel voorgesteld hadde: als ik de Nageboorte afgehaald hadde, liet ik de Vrouw wederom vlak geheel uitgestrekt op den Rug liggen, verbond de wonde met droog plukzel, en lag den Beugel, door den Hooggeleerden Heer camper ten dien einde uitgedagt, aan; welke beschreeven is door zyn Ed. in zynen Brief, aan den Heere van gesscher, in de Nieuwe Vaderlandsche Letteroeffeningen, Vde Deel, 2de St. pag. 386.
Voorts lag ik op de wond eenige drukdoeken, en sloot den Beugel toe, waardoor inmiddels de verloorene vastigheid in de onderste ledemaaten hersteld wierd; want zodra de Doorsnede der Schaambeenderen geschied was, hadt de Lyderesse, gelyk natuurlyk volgen moest, de kragt van haare beenen geheel en al verlooren, en konde zig met dezelve, door steuning, geene hulp meer verschaffen.
De Vrouw, verder na behooren bezorgd zynde, wierd te bedde gelegd, en een Medehelper by haar geplaatst, om acht te geeven, of 'er zig ook eenige bloeding of ander toeval mogt komen op te doen.
De nagt wierd tamelyk wel doorgebragt, dog de slaap was gering geweest; wy bevonden de Lyderesse des anderen morgens, ten negen uuren, redelyk wel, klaagende over geene weezenlyke ongemakken.
Des avonds haar weder bezoekende, bevonden wy haar by uitstek, en boven verwagting, wel, alzo zy dien dag eenige uuren gerust geslaapen hadt; dog men ontdekte, dat de pis haar ongevoelig afliep, waardoor wy genoodzaakt waren haar droog te leggen en te verbedden, voorts ging de kraamzuivering zeer wel.
| |
| |
Den tweeden dag, Woensdag den 22 October, bevonden wy de Lyderesse koortsig; de uiterlyke wond begon Etter van zig te geeven, en de Borsten zetten zich sterk op.
Na dezen dag ging alles volmaakt wel, zonder toevallen, uitgezonderd het tegen wil en dank afloopen van de Urine. Dan, na den zesden dag van haare Kraam, begon zy weder eenig voorgevoel te hebben, dat haar water zoude afloopen; te weeten, zy gevoelde aandrang tot wateren, ofschoon het op dat zelfde oogenblik haar ontliep; welk ongemak vervolgens langzaamerhand beterde, zonder dat 'er eenige Medicamenten voor gebruikt wierden: zodat zy, na den twaalfden dag, haar water op een Ondersteek willekeurig loosde, en haar niet meer ontliep.
Omtrent den Beugel, moet ik aanmerken, dat dezelve, by de eerste aanlegging, wel in allen deele volkomen aan het oogmerk beantwoordde, om de Schaambeenderen nauwkeurig aan elkanderen te houden; dog, niettegenstaande dezelve zeer dik met laken, baay en zeemleder bekleed was, werkte de drukking daarvan op de Heupbeenderen zo geweldig, dat de Lyderesse dagelyks zeer daarover klaagde, het welk, ofschoon wy op die plaatzen, daar zy de meeste smerte gevoelde, gestadig dikke drukdoeken aanlagen, niet verminderde, maar by aanhoudendheid de Lyderesse zo gevoelig hinderde, dat zy, op den dertienden dag, des 's nagts den Beugel zelve losmaakte, weshalven wy genoodzaakt waren, den Beugel geheel weg te neemen, en in deszelfs plaats eene breede lederen Riem aan te leggen, welken 7 duimen breed, en, met drie gespen voorzien, de Heupenbeenderen omvatten; zynde gemaakt van goed Turksleder, waarop een lap baay, en over hetzelve zeemleder genaaid was.
By het verbinden, had ik alleen nodig de onderste gespen los te maaken, zodat dezelve altoos geslooten bleef, en geen de minste ongemak aan de Vrouw toebragt.
Op den twee- en dertigsten dag na de Operatie, was de wonde volkomen geneezen.
Hoe zeer de Lyderesse ons toen verzekerde, dat zy reeds haare voorige kragten in de onderste ledemaaten weder bekomen hadt, beslooten wy nogtans, uit voorzorge, om haar tweemaal daags telkens, slegts een paar uuren, op haar rustbedde te laaten zitten; tot dien tyd toe was zy altoos in een liggende gestalte gehouden, en het was niet, dan op Vrydag den 28 November, als wy haar voor
| |
| |
de eerstemaal lieten overeinde staan, en ook een weinig gaan.
Na dien dag, begon zy langzamerhand meer beweeging te doen, zo dat zy thans volkomen in staat is om te wandelen; verrigtende haare huizelyke bezigheden als voorheen, en genietende, beneffens haar Kind, een volmaakte gezondheid.
Dit is, zo ik vertrouw, genoeg, om den kundigen Leezer te onderrigten van de waare gesteldheid dezer Vrouw, opgemaakt uit een nauwkeurig en onzydig onderzoek, en het geen de ondervinding daaromtrent by haare twee voorgaande Verlossingen heeft doen zien, mitsgaders van de gronden, waarop de Konstbewerking ondernomen, en van de wyze waarop dezelve door ons verrigt is.
De gevolgen, die ik uit 't geval, en het geen ik daar in ondervonden heb, voor my zelve afleide, zonder echter myn gevoelen daaromtrent aan anderen te willen opdringen, zyn dezen; dat deze Konstbewerking op zigzelve, noch gevaarlyk, noch moeijelyk te verrigten is; dat de uiterlyke wonde niet grooter behoeft te zyn, dan de hoogte der Schaambeenderen, en dat het lighaam, waar in myns bedunkens deze Operatie te passe komt, niet buitengemeen kwalyk gemaakt zyn moet, dat is dat het Bekken aan de eene zyde niet merkelyk nauwer zyn moet, dan aan de andere, alsmede dat de vernauwing van het Bekken niet moet gevonden worden in den afstand van het Os Pubis, tot het Os Sacrum; eindelyk, dat, zal de Doorsnyding der Schaambeenderen van eenen gewenschten uitslag zyn, en eene genoegzaame verwydering te wege brengen, de vernauwing plaats moet vinden in den geheelen omtrek van het Bekken: want, in gevallen, waar de vernauwing bepaaldelyk gevonden wordt in den afstand van het Os Pubis tot het Os Sacrum, twysele ik zeer, of de Sectio Symphysis aan het oogmerk zal beantwoorden.
In welke gevallen de Hooggel. Heer camper, de Konstbewerking ook nooit heeft voorgesteld, maar alleen, wanneer de haak noodzaaklyk gehouden wordt; spreekende het van zelve, dat in zulke vernauwde Bekkens van 2 tot 3 d. of iets meerder, welke van de meeste tegenstreevers dier Operatie voorgesteld worden, de Keizerlyke Snede alleen overblyft, om dat het voordeel dier Doorsnyding, eigentlyk en alleen, na myne gedagten, gelegen is in de verwydering van den geheelen omtrek des Bekkens, even gelyk, wanneer men een Hoepel van een vat, ter plaatze daar de twee ein- | |
| |
den aan elkanderen geslooten zyn, doorsnydt, de verwydering van den Hoepel niet lynregt van den eenen kant tot den anderen geschiedt, maar naar evenredigheid in zyn geheelen omtrek.
Hoe groot nu die verwydering van het Bekken in het voorgemelde geval, door de Doorsnyding der Schaambeendereu veroorzaakt, geweest zy, kan ik niet juist bepaalen, ook komt het 'er niet op aan. Dan dit ben ik verpligt naar waarheid te betuigen, dat die Doorsnyding en de daarop volgende verwydering, my nu meerdere ruimte verschaften, dan ik nodig had, om 'er het Kind, dat echter gezond, kloek, sterk, en van vollen dragt, en wel van het grootste soort was, door te haalen.
Men ziet uit deze bygebragte aanmerkingen, dat ik geenzins met sommigen van gevoelen ben, dat de Sectio der Symphysis ossium pubis, in alle gevallen de plaats van de Sectio Caesarea zonde kunnen bekleeden: neen, de Sectio Caesarea is dan eigentlyk geschikt, wanneer 'er zodanige mismaaktheid of nauwte in het Bekken plaats heeft, dat 'er geen Kind noch geheel, noch stuksgewyze, door gebooren kan worden; en in deze gevallen stelle ik, dat de Sectio Synchondroseos niet van het bedoelde nut zyn zal, maar wel, in gevallen, waar in de vernauwing slegts zo groot is, dat, ofschoon de Tang of Hefboom de vereischte hulp niet aanbrenge, de Vrouw echter verlost kan worden; de Doorsnyding der Schaambeenderen komt my dan als het geschiktste middel voor, om de onaangenaame en wreede Konstbewerking van de opening en verkleining van het Hoofd eener Vrugt te ontgaan; die te wreeder klinkt, om dat de haak dikwers in het Hoofd van levendige Kinderen ongelukkig geslaagen is, gelyk by den beroemden van deventer, en anderen, gezien kan worden, omdat men meerendeels over het leven der Kinderen, in dit geval, geheel niet oordeelen kan.
Hoe men nu vooraf weeten kan, welke die bedoelde gevallen zyn, waar in men, zonder zyne toevlugt tot de Sectio Caesarea te neemen, met de Sectio Synchondroseos volstaan kan, is, mynes oordeels, wanneer men door voorgaande Verlossingen geene gelegenheid gehad heeft, om de gesteltenis van het Bekken der Vrouw te leeren kennen, volstrekt niet te bepaalen, voor dat de Vrouw in arbeid is, dewyl, in den staat van enkelde Zwangerheid, noch hand, noch pelvimeter, in staat is om zo hoog te komen, dat men de waare vernauwing of mismaaktheid bepaalen
| |
| |
kan; maar wel, wanneer de Vrouw in arbeid is, nadien alsdan alle de deelen, door de wyze voorschikking der Natuur, geopend zyn.
| |
Nareden.
Als de Hooggel. Heer d.h. fischer, Professor in de Verloskonst aan de Academie te Gottingen, my, in het begin van November des vorigen Jaars, op Klein Lankum een bezoek gaf, beval ik hem, voorneemens zynde den Haag te gaan zien, om deeze Vrouwe té bezoeken, en voorzag hem daartoe met Brieven van voorschryving aan de Heeren van de laar en damen. Zyn Ed. schreef my den 28 Nov. uit den Haag, het volgende, in een Latynschen Brief. - ‘Heden heb ik de Vrouw, door uwen raad behouden, en haar Kind, met ongemeen vermaak, gezond, en welvaarende gezien. De wonde is byna geheel geslooten. Haast zal zy het bed verlaaten; zy staat en gaat zonder eenige smert of moeijelykheid, gelyk ik met myne oogen, als zy dit eerst onderstond, gezien hebbe. - Dan, hoe het komt, dat zy uwen band, wegens de pynen, niet langer dan 5 dagen heeft konnen veelen, begrype ik niet. De Heer damen heeft 'er een van leder laaten maaken, van welken zy zonder hinder als nog gebruik maakt. Deeze schynt my toe te zwak, en te zagt te zyn; doch dit doet niets tot de zaak zelve.’
Het getuigen van een verstandig en kundig man, en een onzydig ooggetuigen, bevestigt de waarheid van het verhaal, van den Heere damen, ten vollen.
Gaarne wil ik gelooven, dat de knelling van den Beugel, die niet opzettelyk voor haar lighaam gemaakt, slegts tot een modél gediend hadde, haar eindelyk verveelde; echter vertrouwe ik, dat een slappe band, van den beginne af aangelegd, niet minder onaangenaam geweest zoude zyn, en dat een Beugel, te voren van passe gemaakt, even als by de Breuken, de voorkeur verdienen zoude. In dit geval, evenwel, deed de Heer damen zeer voorzigtig, om den Beugel tegen eenen lederen band te verwisselen.
Ondertusschen had ik eene zeer groote en wettige begeerte, om ooggetuigen te zyn van deeze gezegende herstelling, als zynde deeze Konstbewerking, indedaad, de voornaamste, die, met behoorlyk beleid gedaan, het eerste
| |
| |
Tydperk van deeze nieuwe manier gezegd kan worden uit te maaken.
Myne omstandigheden vergunden my, ondertusschen, geene gelegenheid om naar den Haag te reizen, voor het midden van Juny. Ik stelde toen den Heer damen voor, om die Vrouw wederom te zamen, in byzyn van den beroemden Geneesheer jorissen, te onderzoeken; en wel zo, dat wy, yder afzonderlyk, op een briefje zouden stellen, 't 't geene wy gevonden hadden, opdat wy door geen voor-oordeel misleid zouden worden. De hoofdpunten van ons onderzoek kwamen zo volmaakt overeen, dat wy dezelve, op de volgende wyze, met onze handtekeningen bevestigden.
Copie.
Onderzoek van de gevolgen der gedaane Konstbewerking der Doorsnede, van de Symphysis ossium pubis, gedaan den 20 October, 1783; door den Heere damen, aan de Huisvrouwe van Casper Stols, in 's Hage.
De ondergetekende, p. camper, van de laar en damen, hebben des avonds ten agt uuren, deezen 23 Juny 1784, ten huize van den Heere damen, den staat der geneezene Schaambeenderen, van de Vrouwe van Casper Stols, op nieuws onderzogt en eenpaarig bevonden:
Dat de Schaambeenderen onbeweegelyk waren vereenigd aan de binnenzyde van het Bekken, hebbende eene kleine verhevenheid langs die vereeniging, welke nogthans geen halve stroobreedte hadde: en welke in Vrouwen, die, zulk eene Konstbewerking niet ondergaan hebbende, dikwyls veel aanmerkelyker gevonden wordt.
Aan den bnitenkant, was de aaneengroeijing mede zeer duidelyk, alleen was 'er, een weinig onder het midden van de Schaambeenderen, eene plaats, welke gevoelig en pynelyk was, als men 'er op drukte, zynde een weinig bol.
Het scheen den Heere camper toe, dat daaronder eenige stoffe was, die zig wel uiterlyk ontlasten konde, gelyk die te voren een weinig etter gegeeven hadde.
De Heer damen meende, dat het slinker Schaambeen een weinig laager was, dan het rechter: dit onderscheid is, om deszelfs geringheid, niet opgemerkt door de Heeren camper en van de laar.
| |
| |
De waterweg was van binnen beweegelyk, henen en weder, en nog zo niet bevestigd, als in andere Vrouwen.
By wylen konde zy het water, overeinde staande, niet houden; liggende, zeer wel; ook ontliep haar geen water eenige dagen na elkanderen.
Voor het overige was alles natuurlyk; ook was haare gang stevig, en wel zo, dat deeze Vrouw zelve, met haar Kind op den arm, naar het huis van den Heer damen gekomen was.
Eenige weeken na de Konstbewerking, als zy wederom gaande en staande was, openbaarde zig de rechter Liesbreuk, welke zy lang te voren reeds, dog niet zo groot, gehad hadt: deeze wierd door eenen gemakkelyken band ingehouden. Voor het overige was zy, zo als ook haar Kind, gezond en welvaarende.
Ter bevestiging van deeze waarheid, hebben wy deezen met onze ondertekening gesterkt.
's Hage, den 23 Juny, 1784.
(onderstond.)
petrus camper.
a. van de laar.
j.c. damen.
Ten einde netter over de vereeniging van den waterweg met het Schaambeen te oordeelen, ontleedde ik eenige dagen daarna, den 3 July, op myne terugreize naar Friesland, te Amsterdam, deeze deelen in een Vrouwelyk lyk; en bevond, dat 'er geene waterweg op gevoel konde onderscheiden worden. By gelegenheid, Vrouwen om andere gebreken onderslaande, heb ik acht gegeeven op dit verschynzel; en nimmer eene beweegelykheid van den waterweg, of iets daarna zweemende, konnen gewaar worden: zodat deeze beweegelykheid een gevolg schynt van de ondergaane Konstbewerking. Het zal derhalven noodzaaklyk zyn, deeze Vrouwe, na verloop van eenigen tyd, andermaal te onderzoeken.
Zie daar Myne Heeren! een waarachtig verhaal van den uitslag deezer nieuwe Konstbewerking; welke ik niet twyfele, of UWE. zullen dezelve, tot nut en voordeel van onze Landgenooten, wel willen onder uwe lofwaardige Letteroefeningen plaatzen.
Eene aanmerking op de krombuiging van Levret's Tang,
| |
| |
waarvan de Heer damen op de 476 Bladzyde gewag maakt, moet ik hier by voegen. Dat, namelyk, de staale werktuigen dikwyls zo slegt gehard zyn, dat zulk eene doorbuiging dikwerf, en zonder nadeel van het Kind, gebeurt. Het heugt my te Londen, in den Jaare 1748, by den Heere W. Smellie, een zyner Tangen, door een zyner gewezene Toehoorers gebezigd, geheel verboogen gezien te hebben. De Hesboom, my, door wylen den Heere Boom geschonken, boog, schoon dikwyls door my met voordeel gebruikt, eindelyk by eene zwaare klemming geheel door, waarvan het Kind geen het minste letzel kreeg, en volmaakt wel voer. Ik liet een anderen maaken, en in de holte nog eene staale laaf leggen; welke in een soortgelyk geval mede aanmerkelyk doorboog. Zedert gebruike ik een dikken ronden styl met een handvat, even als die van den Heere titsing, met agterlaating derhalven van den Ring; en, van dien tyd af aan, is my dit niet meer gebeurd. Genoeg is het, dat zulke inbuigingen meerder een bewys zyn van de weekheid van het staal, dan van het aangelegde geweld.
Klein Lankum, den 12 Septemb. 1784.
petrus camper. |
|