Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1784
(1784)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 459]
| |
Zonderlinge zelfmoord van een slaaf.(Uit ramsay's Essay on the Treatment of SlavesGa naar voetnoot(*).)
Een Slaaf, quashi geheeten, was in 't Huis van zyn Heer opgebragt, en diens Speelmakker van zyne kindsheid af geweest. Veele goede hoedanigheden bezittende, werd hy, door zynen Heer, tot Opziender over de Slaaven aangesteld, wanneer deeze by erfenis de Plantadie ten deele viel. Hy behieldt voor zynen Heer de tedere genegenheid, welke hy in zyne kindsheid voor zynen Speelmakker gevoeld hadt: en het Ontzag, 't welk de betrekking van zyn Heer hem inboezemde, werd verzagt door de Liefde, die de herdenking aan hunne kinderlyke gemeenaamheid, in zyn hart, leevendig hieldt. Hy hadt geen belang, onderscheiden van dat zyns Heeren: en, in diens afweezen, verdubbelde hy zyn oppassenden vlyt, ten einde de zaaken hier by niets mogten lyden Met één woord, hier was de tederste en nogthans sterkste, en oogschynlyk onverbreekbaarste band, die Heer en Slaaf kon te zamen binden. Schoon de Heer genoegzaam kon oordeelen, wanneer hy wel gediend werd, en gereed was, om die hun post naar eisch waarnamen te beloonen, betoonde hy zich onvergeeflyk, als 'er iets misdreeven werd; en wanneer 'er slegts eene schynbaare rede van verdenking was, liet hy te gereed vooroordeel de plaats van bewys bekleeden. Quashi kon zich, tot genoegen van zyn Heer, niet verontschuldigen van iets gedaan te hebben, strydig met den Tugtregel, op de Plantadie gebruiklyk, en werd gedreigd met de schandelyke straffe van gegeesseld te worden; hy kende zyn Heer al te wel, om te twyfelen aan het volvoeren der gedreigde straffe. Een Neger, die manlyke jaaren bereikt heeft, zonder eene eigenlyk gezegde geesseling te ondergaan, gelyk dit zommigen, by goed geluk, ten deele valt, inzonderheid als zy door eenige bekwaamheid boven hunne Medeslaaven uitsteeken, is groots op de gladheid van zyn huid, door geen geesselslagen geteisterd: en hy zou meer moeite doen om zulk eene geesseling te ontgaan, dan veelen van ons laagste soort van volk, om de galg te ontkomen. 't Is niet zeldzaam, dat een anders zeer geschikte Neger zichzelven doodlyk wonde, om dat een Opziender hem, wegens een beuzeling of uit grilligheid, ge- | |
[pagina 460]
| |
slaagen, of met de geesselzweep gedreigd hebbe, wanneer hy oordeelt het niet te verdienen. Quashi vreesde voor deeze wonde aan zyne Eer, en maakte ongemerkt weg te komen, om dezelve te ontgaan. 't Is niet ongewoon, dat Slaaven, die verwagten gekastyd te zullen worden, wegens eenig misdryf, of uit hoofde van de opvatting huns Heeren, na den eenen of anderen Vriend van hunnen Meester zich vervoegen, en hem verzoeken, dat hy hun t'huis brenge en Middelaar zy. Dit heeft men zo nuttig gevonden, dat Menschlievende Heeren zich verheugen over zulk eene tusschenspraake, en heimlyk dezelve bewerken, om de noodzaaklykheid te vermyden van beuzelingen streng te straffen; het zou anderzins onvoorzigtig gehandeld weezen, een opgemerkte misslag ongestraft te laaten doorgaan: door dit middel wordt het gezag en de tugt bewaard, zonder tot strengheid te komen. - Quashi ging, derhalven, heen; beslooten hebbende zich te verschuilen, en zyn huid ongegeesseld te bewaaren, tot hy gelegenheid vondt om een Voorspraak te verwerven. Hy verborg zich in de Neger-hutten van zyn Heer, en zyne Medeslaaven waren te eerlyk, en hadden te veel genegenheid voor hem, om den Heer de schuilplaats deezes weggeloopenen te ontdekken. Indedaad, het is nauwlyks mogelyk, in eenig geval, den eenen Slaaf tegen den ander te doen getuigen, zo veel meer eerlykheids bezitten zy dan de Europeaanen van een laage afkomst, over 't algemeen. De volgende dag was een Vreugdedag: dewyl zyns Meesters Neef meerderjaarig geworden was. Quashi hoopte in dien vreugdetyd een gunstigen luim aan te treffen; doch eer hy zyn oogmerk kon volvoeren; misschien juist als hy uitging om iemands tusschenspraak te zoeken, ontmoette hy zyn Heer onverwagt, in 't veld wandelende. Quashi, hem ontdekkende, zette het op de vlugt; de Heer, een vlug en sterk Man, hem agter na. Quashi struikelde, zo als de Heer zyn hand uitstrekte om hem te grypen. Zy vielen beiden, en worstelden. Quashi was desgelyks een sterk Karel, en zyn drift zette hem kragt by. Eindelyk, na veel worstelens, waar in nu de een dan de ander boven lag, kreeg quashi de overhand, en ging op zyn Heer, die nu buiten adem was, zitten, en hieldt hem onder. Op 't oogenblik dat de Heer dus onmagtig lag, haalt quashi een scherp mes uit de zak, en terwyl de ander vol schriks den doodsteek verwagtte, sprak de Slaaf hem toe: ‘Myn Heer, van een Kind af werd ik met u opgevoed; een Jongen zynde, was ik uw Speelmakker; ik heb u als myzelven bemind; uw belang te bevorderen was myn eenig oogmerk; ik ben onschuldig aan 't geen, waar van gy my verdenkt; was ik schuldig geweest, myne verknogtheid aan u mogt voor my gepleit hebben. Nogthans hebt gy my veroordeeld tot eene straf, van welke ik altoos de schand- | |
[pagina 461]
| |
lyke merktekens zou hebben moeten draagen; langs deezen weg kan ik dezelve alleen ontgaan!’ - Deeze woorden gesprooken hebbende, haalde hy uit al zyn magt het mes door zyn eigen keel, en viel dood neder op zyn' Heer, die bevlekt met dit bloed oprees. |
|