De halfgeschooren acteur.
Le grand reisde met la thorilliere; de laatste hadt zich, uit hoofde eener ongesteldheid, in eenige dagen niet laaten scheeren. Omstreeks Lyon, zag la thorilliere een Kasteel, bewoond door eene Dame, welke hy voorheen kende. Hy kreeg het in den zin haar te gaan zien; le grand kon, wat hy ook mogt doen, hem niet afbrengen van dit opzet, en beweegen om de reis te vervorderen. La thorilliere stapte af in een Herberg, en vroeg om een Barbier: deeze werd opgezogt, terwyl de Acteur schoon linnen kreeg. Le grand wilde hem deezen gril betaald zetten, onderrigtte den Barbier welk een rol hy moest speelen, en gaf deezen een steekpenning. - Terwyl hy bezig was met la thorilliere te scheeren, vroeg le grand, ‘of 'er niet veel Struikroovers daar omstreeks waren?’ De Barbier antwoordde, met de uiterste bedaardheid: Zeer veel; doch het zal haast gedaan weezen. Ik heb, (zeide hy, al voort scheerende) eergisteren 'er vier gegeesseld en gebrandmerkt, gisteren 'er drie opgehangen; morgen moet ik 'er een radbraaken.... Hy hadt geen tyd één enkel woord meer te spreeken. La thorilliere, hem voor den Beul houdende, stiet den knaap van zich, en klom met een halfgeschooren Baard op 't Rytuig. Le grand verhaalde niet, voor dat zy te Parys gekomen waren, welk een trek hy hem gespeeld hadt.