Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1784
(1784)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijAanspraak des markgraaven van Baden Durlach, by gelegenheid van het afschaffen eeniger slaafsche diensten en van eenige belastingen, in zyn markgraafschap.Aan de Heeren Schryveren der Algemeene Vaderlandsche Letteroefeningen.
myn heeren! ‘Met zo veel genoegen als een Menschenvrlend, in moore's Beschouwing der Maatschappy en Zeden in Frankryk, Zwitzerland, Duitschland, enz. geleezen heeft, de opgave van het Character des tegenwoordigen Markgraafs van baden durlach, door hem beschreeven als een Man van Geleerdheid, Verstand en een braaf Hart, Menschlievend en vol toevoorzigt op het welweezen zyner Onderdaanen; die het Staatsyvertoon der Duitsche Hofhouding alleen schynt aangenomen te hebben, overeenkomstig met eene zeer oude gewoonte zyns Lands; die geen ander Krygsvolk op de been heeft, dan zo veel noodig is tot deeze Hofhouding, schoon zyne inkomsten grooter, en zyne geldmiddelen in beter staat zyn, dan die van eenige Vorsten in Duitschland, welke nogthans steeds kleine Legers in soldy hebben; die te veel verstands bezit om niet te begrypen, dat het grootste Leger, 't welk hy met mogelykheid kan onderhouden, zyne Landen, tusschen de magtige Staaten van Frankryk en Oostenryk gelegen, niet zou kunnen verdeedigen; wiens aart en denkwyze hem te rugge houden van het vullen zyner koffers, door zyne Onderdaanen aan vreemde Mogendheden te | |
[pagina 255]
| |
verhuuren; en dit gebruik (of liever misbruik) van zyne onbegrensde magt over zyn Volk, als andere Oppermagtige Vorsten in Duitschland, te maaken. Gelukkig zou het voor 't Menschdom zyn, indien deeze onbepaalde magt altoos huisvestte in zulke billyke handen, als die des Markgraaven van baden, die dezelve geheel ten beste besteedt zyner Onderdaanen die hem aanbiddenGa naar voetnoot(*)! - Met zo veel genoegen, zeg ik, trof ik elders aan, eene Aanspraak van dien waardigen Markgraaf, in Wynmaand des voorleden Jaare, te Carlsruhe gedaan. De gelegenheid, by welke hy die voordroeg, beantwoordt even zeer als de Aanspraak zelve, aan de Characterschets door moore van hem gegeeven. Trouwens deeze Reiziger is, in dit treffen, alzins gelukkig, en de daaden der nog leevende Vorsten door hem gezien en beschreeven, beantwoorden volkomen aan zyne Kenschetzen, 't geen zyn Werk, zo aangelegen voor den Waarheid-, als aangenaam voor den Uitspanningzoekenden Leezer doet worden. - De gelegenheid by welke die taal van Vorstlyke lippen vloeide, was, dat hy, in zyne Staaten, eenige Slaafsche diensten en Belastingen hadt afgeschaft. Deeze daad van Goedertierenheid werd met een openbaar Vreugdefeest vereerd, op 't welk het Volk zynen Afgevaardigden gelastte, het getuigenis van erkentelykheid, en de dankzeggingen, der Onderdaanen by den Vorst af te leggen. Het antwoord, daar op door de Markgraaf gegeeven, waarin hy, op eene treffende wyze, de beginzels zynes Staatsbestuurs aan den dag legt, en hun lessen geeft in hunnen pligt, als Onderzaaten en Burgers, verdient te zyner eere, om de edelheid der begrippen, daar in voorgesteld, bekend te worden, en voor de vergetelnisse bewaard te blyven. - Geen beter middel weetende, om het onzen Landgenooten mede te deelen, dan door uw Maandwerk, laat ik de Vertaaling hier nevens gaan, en betuige, met verschuldigde hoogagting, te blyven, enz.’
Van het oogenblik af, dat ik het my eene gewoonte ge- | |
[pagina 256]
| |
maakt heb, om op myn Leevensstand te letten, ben ik langs hoe sterker overtuigd geworden, dat het Geluk eens Vorsten derwyze verknogt is aan het Geluk zyns Volks, dat het goed of 't kwaad van den eenen ook noodzaaklyk het goed of 't kwaad van 't andere worde. Ik kan, derhalven, geene Dankbetuigingen verwagten of ontvangen, wanneer ik iets tot bevordering van het welweezen myner Landen gedaan heb: want men heeft my geen dank te weeten voor eene daad, welke my genoegen geeft, vrede der ziele verschaft, en tot het einde brengt, 't geen ik my voorgesteld heb te bereiken: naamlyk te regeeren over een Vry, Ryk, Welbestuurd en Godsdienstig Volk. Doch ik ben wel zeer grooten dank verschuldigd aan den allerhoogsten, die my de gunste verleent, om de vervulling myner wenschen, ten deezen opzigte, te hoopen: en ik denk my van de tegenwoordige omstandigheid te mogen bedienen, om eenige bedenkingen en raadgeevingen voor te draagen aan de zodanigen, wier harten ontvanglyk voor dezelve zyn zullen. Indien het waarheid is, dat het Geluk eens Vorsten zo weezenlyk aan dat zyner Onderdaanen verbonden is, dat beider Geluk één geheel uitmaake, ontstaat zulks, buiten twyfel, daar uit, dat hunne belangen ten naauwsten veréénigd zyn, of, om dit anders uit te drukken, dewyl een Vorst met zyne Onderdaanen in de naauwste wederkeerige betrekkingen staat. Ieder Burger heeft naauwe betrekkingen op zyn Gezin, elk Gezin op de Plaats zyns verblyfs, elke Stad, Dorp, Burgt en Vlek, op het Landschap waar in het gelegen is, en elk Landschap op het geheele Land; en 't geheele Land op den Vorst, die, nevens zyn Gezin, en de zodanigen die hem in 't Staatsbestuur helpen, zyne betrekkingen op allen heeft. Allen zyn ze, derhalven, veréénigd door een nauwen band; en hun hoofdbelang is het algemeene welzyn. Desgelyks zal een Vorst, die zyn Pligt en zyn Belang kent, en, gevolglyk, zynen Onderdaanen genegen is, niets meer, niets anders verlangen, dan te regeeren over een Vry, Ryk, Welbestuurd en Godsdienstig Volk: even zo vordert ook het Geluk van elk, hoofd voor hoofd, dat hy, zo veel in hem is, volgens de betrekkingen, waar in hy zich geplaatst vindt, toebrenge, tot de vervulling van dat verlangen. Ieder Burgerstaat is niets anders dan een groot Gezin, welks Leden zich vereenigd hebben, om een oogmerk gemeen aan allen te bereiken; elk moet, derhalven, | |
[pagina 257]
| |
tot het algemeen Geluk medewerken, door 'er in te deelen. Hy, die de Vryheid wil genieten, behoort die van eenen anderen niet te ontrusten: want in alle Maatschappyen is de Vryheid niet anders, dan het genot zyns eigendoms, onder de bescherming der Wetten. 'Er kan geene Vryheid plaats hebben zonder Wetten, die den Snoodaart bedwingen, wanneer hy wil beschadigen, en by gevolge inbreuk maaken op de Vryheid zyner Medeburgeren. De Vryheid is alleen voor de Goeden, de Snooden kunnen ze niet genieten: want kwaad te doen is niet vry te zyn. Wanneer de Boosdoender zelfs de strengheid der Wetten ontsnappe, kan hy, op 't eigen oogenblik, dat hy zyne Rede gebruikt, niet nalaaten te zien, dat hy zichzelven benadeelt, door zyne nutte betrekkingen op de Maatschappy te schenden. Alle ondeugd, alle misdryf, is eene overtreeding, of eene dwaasheid; de Deugd alleen brengt ons ter Wysheid. Hy, die de Wetten, de goede Orde, de Deugd, en den Godsdienst eerbiedigt, en geene schennis daartegen begaat, door zyn gedrag, is de weezenlyk Wyze, de waarlyk Vrye, Man: want hy begeert niets, 't geen men hem kan weigeren; maar alleen 't geen tot zyn geluk en dat van anderen kan strekken; hy ontmoet nooit tegenkantingen en vereenigt zich met zyne Broederen, door den zagten band van Liefde en Vertrouwen; hy heeft hoogagting voor zichzelven, als Mensch, als Christen, en als Vaderlandsminnaar. 't Is in deezen zin, dat de geest der Vryheid veel moet toebrengen aan den voorspoed eens Volks: dewyl dezelve hem verzekert van 't genot zyns eigendoms, en voor allen den weg open zet, om hun staat te verbeteren. De eerste voortbrengzels der Aarde, gelyk de vrugten des Land- en Veebouws, des Wynoogsts en der Mynwerken, enz. zyn de eerste bron van allen Rykdom. Zonder deeze voortbrengzelen, kunnen wy niet voldoen aan de behoeften van de hoogste noodzaaklykheid; zonder deeze, heeft de Handwerksman geen stofse om te verwerken, en de Koophandeldryver geen goederen. Alle leevensstanden hebben, overzulks, belang by de vermenigvuldiging der eerste voortbrengzelen van de Aarde: dan vaart de Landman wel, de Handwerker en de Kunstenaar vinden werk, en de Koopman bezigheid; zich door den Handel, een goeden winst bezorgende voor zyne waaren, vóór en naa derzelver bewerking. De Maatschappy wordt ryk en bloei- | |
[pagina 258]
| |
jende; alle de belangen, van den Vorst tot den Ossendryver, zyn veréénigd: allen winnen zy door de vermenigvuldiging der voortbrengzelen. Niemand moet, overzulks, eenen anderen benadeelen: doch veel eer de een den ander tragten te ondersteunen; dat de Ryke zynen armen Medeburger niet zoeke te verdrukken, dat hy hem niet voor 't hoofd stootte, door zynen trots; maar hem met vriendelyke heuschheid bejegene, werk verschaffe, en de behulpzaame hand biede om tot een beter lot te geraaken; dat de Arme, op zyne beurt, den Ryken niet benyde, en zich niet schaame over zyne Armoede. De Armoede van een braaf en deugdzaam Man strekt hem tot grooter eere, dan de kwalyk verkreegene Rykdom eenen Snoodaart; dat de eerlyke Arme het zich tot geen schande rekene, voor zyne Rykere Medeburgeren te arbeiden. Zyne getrouwheid, opregtheid en werk, moet hem bestaan verschaffen. De vereeniging der kragten voor het algemeene welzyn brengt eenstemmigheid voort. - Bewoonders der Steden, zoekt voor geenen afgeknevelden laagen prys van den Landman de goederen te koopen, welke hy bearbeid en vergaderd heeft in het zweet zyns aanschyns: zyn werk vordert kosten: de kosten maaken een gedeelte uit van 't geen gy moet geeven, voor alles wat hy u van de voortbrengzelen des Lands levert. Het overschot, naa den aftrek dier kosten, komt den Arbeider toe. Die som maakt de vrye Rykdom uit, welke in den Staat omloopt, alle Leden van denzelven doet leeven, naarmaate hy regt hebbe om 'er van te genieten, of het zich door zynen arbeid bezorgt. Hoe grooter deeze somme zy, hoe beter de Staat vaare, hoe bloeijender de Handwerken, de Kunsten en de Handel zyn. Verzoekt, begeert, derhalven, nimmer bepaalingen tegen de vryheid, in 't vertier van voortbrengzelen des Lands: van derzelver goedkoopen prys hangt het zuiver overschot af. Overvloed, geene Waarde, is Rykdom; Schaarsheid en Duurte is Armoede; Overvloed en Goedkoopheid geeven alleen Schatten. - Bewoonders der Steden, of liever, alle gy Ambagts-, Werklieden en Handelaars, tragt nooit, door uitsluitende Regten, kluisters te smeeden voor den Handel uwer Medeburgeren en Landsgenooten: gy benadeelt u zelven, door den Staat te benadeelen. Vryheid is de ziel des Handels; indien gy deeze anderen ontneemt, berooft gy u van hunnen bystand, van hunnen steun, van hunnen arbeid. Schuwt den Nyd, en | |
[pagina 259]
| |
bovenal die Baatzoekenheid, welke anderen misgunt, 't geen wy nuttig voor onszelven vinden. Bewoonders van deezen Staat! Ingezetenen van allerleien rang! myne Vrienden! myne Medeburgers! Liefhebbers van uw Vaderland! Vrye Duitschers! Gy, die een der vrugtbaarste en aangenaamste Landstreeken van Duitschland bewoont, waar in, zints meer dan zevenhonderd jaaren, uwe Vaders, gelyk gy, gewoond hebben, onder het bestuur van het Huis van zoehringen, waar ui ik afstam; vereenigt u met my, die door de Godlyke Genade uw Hoofd geweest ben, nu omtrent zeven- en dertig jaaren: niet voorbygeloopen zonder moeite, tegenspoed en smerte, doch ook onder de schaduw der zegeningen van den allerhoogsten. - Vereenigt uwe kragten met de myne, uit liefde tot het algemeene welweezen; doe my ten grave mede neemen de streelende vertroosting, dat ik een Volk agterlaat, gezegend en ryk; - ryk bovenal in goede zeden en deugden. - Weest arbeidzaam en braaf; - bemint uw Vaderland; - betragt de Spaarzaamheid zonder Gierigheid; - dat zy, aan welken god rykdommen geschonken heeft, dezelve niet verkwisten in overdaadige genietingen; - laat de weelde, welke reeds onder u is ingekroopen, haaren verdervenden invloed niet wyder uitbreiden: deeze doet nog meer nadeels, door de Zeden te bederven, dan door de middelen te verslinden; - voedt uwe Kinderen op in de Deugd; leert hun Waarheid lief hebben en leugen haaten; onderwyst hun, boven al, door uw voorbeeld; dit is een heilige pligt, door god u opgelegd; gy zyt dien aan uw Land, aan uzelven, aan uwe Kinderen, verschuldigd; zy zullen zegen op uwe hoofden, de steunzels van uwen ouderdom, en de kragt van den Staat weezen, indien zy Deugd en Braafheid geleerd, en zich gewend hebben den Godsdienst te eerbieden. Dat het Voorschrift, ons gegeeven door den grootsten aller Zedeleeraaren, tot een altoosduurende regelmaat onzer Zeden, van ons gedrag, strekke, en het voorwerp onzer navolging zy. Doet anderen, gelyk gy wenscht dat u geschiede; dit is de Wet en de Propheeten! Een agtenswaardig Godgeleerde van onzen tyd, over dit Gebod spreekende, betuigt: ‘Vorsten, ziet daar al uwe Wysheid, en de gezondste Staatkunde; Vaders, ziet daar den besten grondregel tot de Opvoeding uwer Kinderen; Onderwyzers, ziet daar de verstandigste leerwyze, om uwe Kwee- | |
[pagina 260]
| |
kelingen te vormen: niets kan het hart der Broederen, der Vrienden, en der Egtgenooten, nauwer aaneenverbinden, dan dit Gebod!’ - Maar, myne Vrienden, kan onze wil en vermogen, of liever, kan de Menschlyke zwakheid, op zichzelven, die Wet volbrengen? Wy hebben hier toe een veelvermogender bystand noodig. De Godsdienst, welke de harten zo zeer vermeestert, moet ons zyne hulpe bieden: de geheele Natuur is daar aan onderworpen: dewyl dezelve van den Maaker der Natuure afdaalt. Bedienaars van den Godsdienst, gy, die de post bekleedt om den Wil van god den Volke bekend te maaken, - den Wil van god, welken hy door de Stem der Natuure en der Openbaaringe predikt, tot u vervoeg ik my; indien gy overtuigd zyt van het aanbelang uwer Bedieninge, spant dan alle uwe kragten in, om goed te doen; indien gy overreedt, doordrongen, en geraakt zyt van de Waarheid des Godsdiensts, dien gy verkondigt, zult gy den weg gebaand vinden tot de harten der zodanigen, die aan uwe zorgen zyn toevertrouwd. Wanneer de overtuiging eens in de harten plaats heeft, wordt het Geloof werkzaam; en de begeerte, om de Geboden van den Godlyken Insteller des Godsdiensts te volbrengen, opregt: dan krygt de zwakke kragt, en de zegeningen des Hemels bekroonen onzen arbeid en onze poogingen; dan kunnen wy door Deugd en Godsdienst vereerd worden: want de waare Eer is niets anders dan het getuigenis van ons geweeten, dat onze Daaden zo zuiver zyn, als het beginzel waar uit zy voortkomen. De toejuiching des Volks kan ons niet tot Eere strekken, dan in zo verre ons Geweeten dezelve goedkeurt: maar, dewyl wy over onzen Naasten moeten oordeelen, op dezelfde wyze, als wy wenschen dat zy ons beoordeelen, en de verborgen schuilhoeken des harten ons onbekend zyn, moeten wy elke goede daad pryzen, of wy moesten van de onzuiverheid des roerzels overtuigd weezen. - Eertytels, Ampten, Rykdommen, enz. schenken alleen Eer aan die ze door hunne verdiensten bekomen; dan geeft ons Geweeten ons getuigenis, dat wy zo edel denken als doen; dan gevoelen wy, zodaniger wyze, onze Waardigheid, dat wy verlies van 't Leeven minder zouden tellen, dan 't verlies van Eer. Dat wy, derhalven, door Deugd, Eer en Godsdienst, | |
[pagina 261]
| |
geleid en aangespoord, langs hoe meer onze vermogens zamenpaaren, om een Vry, Ryk, Welbestuurd en Godsdienstig Volk te vormen. Dit is 't éénig voorwerp van alle myne Wenschen, van alle myne Poogingen. |
|