Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1784
(1784)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 242]
| |
van de TongGa naar voetnoot(*), deze Ziekte, zo ik meen, in een geheel nieuw licht gesteld, de ware oorzaak 'er van getoond, en daar tegen een genoegzaam zeker hulpmiddel aangewezen. - Ik had gehoopt daar in te konnen berusten; maar de byzonderheid van een nieuw geval, waar van ik geen voorbeeld weet, doet my het zelve opgeven, tot staving niet alleen van myn vorig gezegde, maar ook tot volmaking van de Historie dezer, by vele nog onbekende, Ziekte. Den 26sten April 1784, bragt men, in het byzyn van den Heer Dr. hopman en den Heelmeester bolsius, een Meisje van elf jaren aan myn huis, welks Tong, zes weken, anderhalvenduim, Rynlandsch, buiten den mond had gehangen. - Ziende, dat dit Meisje vele zweren en roven in den Nek had, gaven my de Ouders te kennen, dat het zelve, schurft zynde, met eene kwikzalve was gesmeerd geweest; en, dat daar op, het Hoofd, de Keel en de Tong, geweldig waren gezwollen, en het Meisje hevig aan het kwylen geraakte en nog steeds kwylde; dog, dat de roven in den Nek, wegens de Spaanschevlieg-plaasters, welke men gelegd had, om de Tong te rug en in den mond te trekken, waren voortgekomen. De Tong was, als naar gewoonte, buiten den mond veel breder en dikker. Maar alzo dit Meisje meest altoos op de regte zyde gelegen en gekwyld had, was de Tong en het binnenste der Wang, aan die zyde, rauw geworden, en van agteren, tot in den regten liphoek, aan elkander vast gegroeid. Terwyl de Heer hopman de goedheid had, om de Tong met een linnenlapje te vatten, en na de linke zyde te brengen, poogde ik, met eene stompgepunte schaar, dezelve van de regte zyde der Wang los te snyden; maar het Meisje maakte zulk eene hevige beweging, dat my dit onmooglyk was. Ik stak dan myn vinger in den mond, en scheidde dezelve, vry gemaklyk, geheel los. Al aanstonds, en zo ras zy het hoofd vóóröver bukte, om het bloed te ontlasten, zakte de Tong nog een halvenduim buiten den mond, en toonde den ronden kring, daar in, door de beknelling der voorste tanden, gemaakt. Zo dat de Tong, indien zy niet was vastgegroeid, twee duimen buiten den mond zou gehangen, en, waarschynlyk, nog verder uitgezakt hebben. | |
[pagina 243]
| |
Het bloeden, door koud water gestild hebbende, leidde ik een strookje linnen op het hoofd, het welk beneden de ooren afhing, en ik bond een twede strook linnen, ruim een duim breed, en eene elle lang, tegen de uitgezakte Tong, op het agterhoofd vast; noodzakende alzo dezelve, dat ze ruim een duim dieper in den mond kwam. En op dat deze band niet zou verschuiven, knoopte ik de afhangende einden van de eerste strook, die over de ooren hing, boven op het hoofd. Ik gebood het Meisje altoos op den rug, en met het hoofd zeer laag, in het bed te leggen, het speekzel neer te slikken, en, geduurig, door een klein trekpotje, een weinig water, met witten wyn en doijeren van eijeren gemengd, te doen drinken; ten einde het gekwetste te verzagten; de Tong in beweging te houden; het weder vastgroeijen te beletten; en, door het gedurig slikken, de Tong te doen naar binnen gaan. Dien eigen avond het verband vernieuwende, zag ik, dat de Tong nauwlyks een halven duim buiten de tanden, en, den volgenden dag, 'er geheel binnen was. Maar zo ras ik haar zittende den mond deed openen, en het hoofd vóóröver buigen, zakte de Tong wederom een halven duim buiten denzelven. Ik ging op dezelfde wyze nog vier dagen voort, terwyl het eeten gemaklyk, en het spreken duidelyker, wierd. Den zesden dag liet ik haar opstaan, en, zonder band tegen den mond, door het huis gaan; met bedreiging, dat, zo de Tong wederom uitzakte, de band ook als dan wederom zou gelegd worden. En, op dat de nog vergrootte Tong enigzins mogt inkrimpen, liet ik haar nu geduurig een weinig roodenwyn in den mond houden, en langzaam doorslikken. Twee dagen daar na, zy toen wélvarende, nam ik afscheid. Schoon de met regt beroemde louis, by het uitzakken der Tong, herhaalde Aderlatingen, buikzuiverende Klysteren, verandering van Lucht, het openen van de Kikvorsch-Aderen en het aanleggen van Bloedzuigers, aanraadGa naar voetnoot(*); kan ik nauwlyks geloven, dat ze, by eene Tong, welke enige weken buiten den mond gehangen heeft, van enigen dienst konnen zyn. - Het te rug binden van de Tong, het liggen op het agterhoofd, en het neerslikken | |
[pagina 244]
| |
van het speekzel, zyn, gelyk ik voorheen en ook nu getoond heb, het voorname, zo niet het eenigst, hulpmiddel. Ik meen dit klein berigt dan te mogen en te moeten eindigen, met myne VIIIste gevolgtrekking, uit myne voorgaande Verhandeling, over deze Ziekte, naamlyk: dat in de grootste Eenvouwigheid de hoogste Wysheid uitblinkt; en dat zy, die zig daar van weten te bedienen, Het allergelukkigst slagen: eene waarheid, die in alle Wetenschappen doorgaat.
's Hertogenbosch, den 6den May, 1784. |
|