Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1784
(1784)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 231]
| |
Eerste brief.myn heer!
Schoon het u bewust is, uit eene lange Verkeering en veelvuldige Briefwisseling met my, dat ik, in geenen deele, een vyand ben van de volslaagendste vryheid des onderzoeks, in zaaken van den Godsdienst; geheel verzekerd, dat dit de beste en indedaad de eenige bekwaame weg is, om de Waarheid na te speuren; nogthans moet ik bekennen, dat de stellige, heftige en onheusche wyze, op welke de Godsdienstgeschillen doorgaans gevoerd zyn, door lieden van allerlei Aanhangen en Gevoelens, een zedig, vreedzaam, en goedaartig Mensch met regt omzigtig maakt, hoe, en met wien, hy een verschilstuk ten opzigte van den Godsdienst behandelt. Wat my betreft, ik kan, op geenerlei wyze, myne goedkeuring geeven aan het leerstellig voorkomen en de onredelyke driftvervoering der meeste Geschilvoerderen: en beslooten hebbende, geen agt te slaan op enkel onbeweezene verzekeringen, of heeten verstandloozen yver, voor bewys op te neemen, kan ik, met eene vry groote bedaardheid van geest, den uitslag afwagten van bykans alle Godgeleerde geschillen - my wegens niets dan de waarheid bekommerende, ben ik gereed haar hartlyk te omhelzen, uit welk een hoek dezelve ook moge opdaagen. En hoewel ik, na dit alles, my zelven dikwyls verlegen vinde, om te bepaalen aan welke zyde de Waarheid, of zelfs de grootste waarschynlykheid is, zou ik, nogthans, (indien ik my daar door niet te veel aanmaatigde voor iemand van myn jaaren en leevenstand,) de strydende partyen raaden elkander de hand van vriendschap toe te reiken: naardemaal het verschil tusschen hun, menigwerf van veel | |
[pagina 232]
| |
minder beduidenis is, dan zy, in de hette der twistredening, 't zelve vertoond hebben: en mogelyk zou 'er een middel van bevrediging kunnen voorgesteld worden, 't geen, van wederzyde goedgekeurd, weinig plaats voor eenig verder geschil zou open laaten. Gy, myn Vriend, hebt na eene lange en uitgebreide Studie, u geheel eigen gemaakt, alle de onderscheide Godgeleerde Begrippen, die, van de eene Eeuw der Christenheid tot de andere, de Kerk verdeelde, in duizend Partyschappen scheurden, en, in den eigenlyksten zin des woords, tot een Strydende Kerk maakten. Welk nut heeft deeze uitgestrekte kennis van deeze Godgeleerde Geschilvoeringen; deeze Heilige Stryden met pen en tong, in de Kloosters, op de Hoogeschoolen, en op de Predikstoelen gestreeden, u toegebragt? - Hoe! ‘Gy zyt deezer Geschillen geheel en al moede geworden.’ - Ik wenschte van harten, dat dit het slimste van uw geval ware. Doch ik twyfel deswegen grootlyks. Gy hebt de Waarheid gezogt door alle de verwilderingen der Mystike Godgeleerdheid, met den Heer paschal, den Aardsbisschop van Kameryk. - ô Vernuft! hoe verderflyk zyn uwe vlammen ontstooken aan het Altaar van valschen Godsdienst! - De Waarheid, door u gezogt, hebt gy daar niet gevonden, maar ook, 't geen gy van dezelve mogt hebben, verlooren. - Een ander pad inslaande, meende gy dezelve aan te treffen langs de distelige en doornagtige wegen van Schoolsche Godgeleerdheid, met calvinus, arminius, clarke en waterland; doch, schoon steeds afgaande op een gewaande reuk, miste gy altoos het nagejaagde wild; en nu geheel vermoeid van de jagt, en te onvrede over den ongelukkigen uitslag, zoekt gy uit te rusten in de donkere schaduw van Twyselaary, gereed om den eersten, die het bestaat u in uwe rust te stooren, te antwoorden. ‘Waarheid is alleen een schepzel der verbeelding - een verschynzel door de sterke kragt van dezelve voortgebragt: 't welk ons, in de naspeuring van 't zelve, altoos te leurstelt, en, de Rede voor eenigen tyd geheel verbysterd hebbende, ons ten laatste doet nederstorten in den poel der Atheïstery of der Geestdryvery.’ Ik geloof, voor zo verre ik u, myn Vriend, ken, dat gy weinig gevaar loopt van in den laatsten te vallen. Uw gesteltenis heest niets van het Geestdryvende in zich. De koelzinnige en bedaarde Wysgeer wendt zyne schreden el- | |
[pagina 233]
| |
ders heen. Hy is de Tegenvoeter van den krankhoofdigen Geestdryver. De Rede van een Dweeper levert geen tegenwigt op, om tegen zyne Verbeelding op te weegen. De laatste slokt (om my van pope's uitdrukking te bedienen) alle andere vermogens der ziele op: en, wanneer dezelve losgelaaten wordt, 't welk het geval moet weezen, indien alle beginzels van bestuur en beteugeling ophoudt met werken, zullen zich de jammerlykste vertooningen van Geestlyke Don Quixotery en Heilige Doolende Ridderschap opdoen; die Molens voor Reuzen kasteelen aanziet, en eene weerlooze kudde Schaapen voor Krygshelden, dezelve met alle magt bevegtende. - Doch ik verwagt geenzins u immer tot zulk een heirtocht gewapend te zien. Uw gesteltenis helt 'er niet toe over; en, ik wensch dat dezelve het nooit doe, of tot een nog even gevaarlyk uitersten overslaat. Ik zie de Geestdryvery aan als zeer nadeelig voor de Maatschappy; maar 't schynt my toe, dat de Twyfelaary van een nog schadelyker aart is. Die koelheid - die gevoelloosheid van lust, welke wy doorgaans by den volstrekten Twyfelaar aantreffen, dreigt het Menschdom met een alleronvriendlykst gelaad. Ongeloof brengt naargeestigheid te wege, en de geheele ziel wordt als door een vergiftigen damp omgeeven. Het ondermynt den grondslag onzer beste hoope, het neemt de vermaaken en geneugten des leevens weg, en verbittert den kelk des tegenspoeds zodanig, dat dezelve ondrinkbaar worde. De gezette Twyselaar heeft een hart zo duister als de Afgrond, in 't zelve wordt licht nog overeenstemming gevonden. De fynder snaaren der Menschlykheid zyn verbrooken; en alles is wangeluid. 't Geen onze groote shakespeare zegt van den Man die gevoelloos is, voor de kragt der Muzyk, mag met meer klems overgebragt worden op den koelen en vreugdloozen Twyfelaar, ‘men vertrouwe dien Man niet!’ Indedaad, ik wilde hem niet tot myn' Vriend hebben: want, hoe zouden wy, wier Zielen zich vaneen verwyderen, elkander kunnen ontmoeten in Vriendschaps heiligen Tempel. Myne Ziel is voor de zyne niet geschaapen. Hy moet gelyksoortige zoeken, op plaatzen waar Onkunde den looden scepter zwaait om het Verstand te verstompen, en de gevoelens van het Hart te verdooven. - Vriendschap wordt dan edel en verheven, sterk en duurzaam, wanneer zy haare gaven toebrengt voor 't Altaar van den | |
[pagina 234]
| |
Godsdienst. - Godsdienst bevestigt de vereeniging der Zielen, de blydschap en hoop, welke dezelve schenkt, verspreiden eene kalmte en bedaardheid in het hart, en doen den Mensch eenstemmig handelen. | |
Tweede brief.Maar wat is myn oogmerk in dit schryven? - Uw welzyn, myn waardste Vriend. Ik bemin u in myn hart, en kan u niet ten prooy laaten aan het Ongeloof, zonder u nogmaals aan dat hart te drukken, en u eenige gedagten mede te deelen, welke Vriendschap my instort, en door de bedaarde Rede, zo ik hoop, zullen onderschraagd en bevestigd worden. God verhoede het! dat ik u Schipbreuk zie lyden op de klippen van Ongeloof, en weggesleept in golven van zielverderslyke dooling. - Dikwyls heb ik gezidderd op de Schildery myner eigene Verbeelding, ontroerd door de schriklyke vreeze, voor uwen volkomen afval van het Christlyk Geloove! Gy hebt, ondanks de onophoudelyke naspeuring door u aangewend, de Waarheid, tot hier toe gemist: en, daar gy dezelve niet gevonden hebt op de paden, door u tot nog ingeslaagen, denkt gy dat ze geheel en al niet kan gevonden worden. Ik bid u geef het niet op, eer gy nog ééne proeve, nog ééne pooging gedaan hebt - ééne proeve, ééne pooging, welke ik u, door myne eigene ondervinding van derzelver nutheid, met te grooter vertrouwen kan aanpryzen: want ik heb myne Twyfelingen gehad zo wel als gy. Zy bestaat eenvoudig hier in, Beoefen de Heilige Schriften op zichzelven. Onderzoek de inwendige Blykbaarheden, welke deeze Boeken met zich draagen, deeze brengen de beste bewyzen met zich. Let op eenige der sterkste steunzels van het Christendom. Ga na de Voorzeggingen, die vervuld zyn, of nog zigtbaar haare vervulling in de wereld bekomen - de Wonderwerken zo veelvuldig, zo openlyk gedaan tot staaving van den Christlyken Godsdienst - het goedertieren oogmerk - het heilige einde waar toe dezelve strekt - de eerlykheid en eenvoudigheid - de edelmoedigheid en belangloosheid der eerste Verkondigeren - de aller aandagt verdienende Verspreiding dier Leere, door (naar den mensch gesprooken) de allerongeschiktste middelen - de | |
[pagina 235]
| |
wonderbaare Instandhouding, en heerlyke Zegepraal van het Christendom, ondanks de heftigste tegenkantingen, en de vereenigde poogingen der wereldlyke magten. - Onderzoek, zeg ik, deeze stukken met aandagt en onpartydigheid, en zeg my, op uw geweeten, of gy kunt denken, dat onze Godsdienst uit een minder bron dan van den god der Waarheid zelve kan voortvloeijen. Uit de veréénde kragt deezer baarblyklykheden, zult gy zien, dat het Christendom een Godsdienst is, gegrond op Gebeurtenissen - op zodanige Gebeurtenissen, als weinig plaats open laaten voor verbeelding of veronderstelling; maar die blykbaar zyn voor de zinnen van menschen van allerlei character, begrip, en landaart, die, by den toets des scherpsten onderzoeks, zo geloofwaardig zyn in 't licht van onpartydige Geschiedkunde beschouwd, als de Verrigtingen van leonidas, alexander of cesar. Ik wil zeggen, zy zyn even geloofwaardig als eenige Gebeurtenissen, door de Geschiedenis van eeuw tot eeuw overgeleverd. Dat geen, 't welk zo veele eerlyke, niets kwaads beoogende, en onbaatzugtige Persoonen, ruim zeventienhonderd jaaren geleden, verdeedigden met zulk eene onbezweeke standvastigheid, voor welks belangen, zy gereedlyk hun eer, hun rust, hun goederen en alles opofferden - dat geen, 't welk de strengste pynigingen, door de vondryke wreedheid verzonnen, en de onmenschlykheid volvoerd, 't welk de bedreigingen van Priesters en Vorsten, met al den schrikbaarenden toestel des Marteldoods, hun niet kon beletten te verkondigen, te verdeedigen, en daar in te roemen - dat geen - doch waar toe zou ik hier breeder uitweiden? - Deeze weinige bedenkingen moeten ons overtuigen, zo wy niet geheel bevooroordeeld zyn, dat het Christendom de herkomst niet kan hebben van Bedrog, of de droomen der Geestdryverye - maar een Godsdienst is gegrondvest op daadlyke Gebeurtenissen, ten hoogste het geloof verdienende van elk, die het Licht liever heeft dan de Duisternisse, en Zekerheid boven Twyfelaary bemint. | |
Derde brief.De allergewigtigste Gebeurtenis, by welke het Christendom het hoogste belang heeft, is de Opstanding van christus: deeze mag de pylaar en vastigheid van ons Geloof | |
[pagina 236]
| |
heeten. De bewyzen voor dezelve waren niet kortstondig en oppervlakkig; maar herhaald en naauwkeurig. Onze gezegende Zaligmaaker vertoonde zich niet in een afgelegen hoek, aan een of twee byzonder daar toe uitverkoorene Persoonen - maar aan alle zyne Apostelen - aan vyfhonderd Persoonen, op éénmaal, welker grootste gedeelte nog in leevenden lyve was, toen Apostel paulus zich openlyk op hun beriep, als getuigen van jesus Verryzenisse. Bedrog ontduikt het Onderzoek; maar dit groot, dit weezenlyk, bewys voor de Godlykheid der Christlyke Leere, nodigde het naauwkeurigst Onderzoek uit, als, in 't geval van den zwaargeloovigen thomas, en stondt de proeve uit met toeneemende baarblyklykheid. De eischen van mahometh waren gegrond op list en onbeschaamdheid aan zyne zyde, op blind geloof en verstandloozen schrik aan de zyde des Volks. Zy werden alleen ondersteund door geweld van magt, en de eislykheden des Oorlogs. De gezigten en openbaaringen van deezen Aardsbedrieger, vielen voor in het Hol Hira. Hy alleen zag en ontving ze. Niemand was heilig genoeg, om toegelaaten te worden tot dit heilig verblyf, en zyne verkeering met Hemelsche Weezens. De verciering van zyne veelvuldige reizen, na de Hemel, verschafte hem vertellingen, zeer geschikt om het Gemeen te vermaaken en te verbaazen: doch zy bragten hem in groot gevaar om allen Geloof te verliezen, wanneer iemand onderzoekensgezinder dan de rest, begeerde ooggetuigen te weezen van deeze Hemelvlugt? hy verzogt daarom altoos verschoond te mogen zyn, eenige deezer vreemde verrigtingen voor 't oog der menigte te vertoonen. Het mogt deezen nederigen Propheet te hoogmoedig gemaakt hebben, als de wereld gezien hadt, hoe diep hy in de gunst der Hemelingen deelde. Gabriël was zyn Geleider, als hy ten Hemel reedt; doch het zou de kieschheid onzes Propheets gestooten hebben, indien de wereld gezien hadt, hoe en door wien hy opgepast werd, in dien tocht. Maar, om ernstig te spreeken. - Vergelyk het Character van jesus, met dat van dien bedriegenden Arabier. Hoe zeer verschillen hunne eischen; hoe wydverschillend worden ze onderschraagd! Deeze is nederig en zagtmoedig van harte: zyn eenige eerzugt was god te dienen, en goed te doen in de wereld. De ander, een zich alles | |
[pagina 237]
| |
aanmaatigend luidrugtig Bedrieger, een wellustig, een wreed Geestdryver. Een Ryk op te rigten, was zyn oogmerk - list en geweld waren de middelen daar toe - zyne Openbaaringen moeten niet hooger dan voorwendzels geteld worden: als ontvangen en overgeleverd, enkel op zyn woord en gezag. - De Wonderwerken van jesus, daarentegen, geschiedden in 't openbaar, voor de oogen van vriend en vyand; was 'er eenig bedrog in geweest, het kon der ontdekkinge niet ontkomen weezen. | |
Vierde brief.Dan, eer ik voortgaa om de blykbaarheden van christus Opstanding nader op te helderen, zal ik eenige weinige bedenkingen in 't midden brengen, wegens de Egtheid van de Boeken der Schriftuur in 't algemeen, en in 't byzonder van die verhaalen, welke de lotgevallen van jesus betreffen: want gy zult alle myne redenkavelingen voor drogredenkunst en bespiegelende veronderstelling houden, als ik dezelve niet doe steunen op het onwankelbaar voetstuk van welbevestigde en egte Gebeurtenissen. Als een Man, die afkeer heeft van den naam te draagen eens ligtgeloovigen, zult gy ongetwyfeld, op alles, wat ik tot nog gezegd heb, vraagen, en ik stem toe, deeze vraag is zeer natuurlyk en eigenaartig: ‘Hoe weeten wy dat de Boeken, die deeze gevallen vermelden, niet valsch zyn? Waar zullen wy, buiten dezelve, ons vervoegen, om de waarheid, van 't geen ze vermelden, te verzekeren en te bekragtigen?’ Hier op moet ik u eenvoudig antwoorden, dat wy, ten dien einde, niet buiten dezelve behoeven te gaan. Indien ik verlang te weeten den staat der dingen in 't algemeen, of de natuur en omstandigheden van eenige byzondere Gebeurtenis, in een vergelegen land, of lang geleden voorgevallen, moet ik my vervoegen tot de verhaalen van die tyden. - Ik moet de Geschiedenissen, die in 't algemeen, of met meer byzonderheid, spreeken van de Gebeurtenis, omtrent welke ik onderrigting verlang, onderzoeken. Indien ik, dezelve geraadpleegd hebbende, derzelver Egtheid in twyfel trek, behoor ik, als een vriend der Waarheid en Onpartydigheid, de redenen by te brengen, welke my bepaalen om myn geloof op te schorten. - Of de zaaken, welke zy vermelden, zyn ongerymd en tegenstrydig in zichzelven, - onbestaanbaar met de bekende characters dier tyden en andere weezenlyke omstandigheden, | |
[pagina 238]
| |
- of zy worden twyfelagtig gemaakt, zo niet volstrekt wedersprooken, door een hooger en beslissender baarblyklykheid, steunende op egter en beter bevestigde verhaalen. - Wanneer iemand, genegen om met voorzigtige stappen voort te gaan, in zyne naspeuringen, deeze omstandigheden, welke strekken tot het bekragtigen van eenige geschiedverhaalen, wikt en weegt, en geene rechtmaatige reden vindt om eenige byzondere gebeurtenissen, daar in voorkomende, te verwerpen, of daar aan 't geloof te weigeren, zal hy, die eenige verdere blykbaarheid voor derzelver waarheid eischt, met rede aangezien worden, als ongerymd en ongeregeld handelende. Wilde hy dan dat dezelfde gebeurtenissen andermaal voorvielen, enkel te zyner voldoening? Indien de voetstappen daar van, in de Jaarboeken nagelaaten, hem niet voldoen, kan 'er niets bygebragt worden om zyne vermeende zwaarigheden weg te neemen: hy moet, in deeze gevallen, een Ongeloovige blyven. Om dit stuk, zo gemeenzaam my mogelyk is, op te helderen. Veronderstel, by voorbeeld, dat ik een verhaal zou geeven des Invals van julius cesar in Groot-Brittanje, - van den tegenstand, dien hy ontmoet, - van het vernieuwen zyns aanslags, - van de zwaarigheden, welke hy moest doorworstelen eer hy zyn oogmerk bereikte, en andere omstandigheden, de geschiedenis van deezen Tocht vergezellende. - Te midden van dit myn berigt stuitte my iemand, met de vraag: ‘Ik bid u, myn Heer, van waar weet gy dit alles? Gy zyt niet in staat om eenig ooggetuigen by te brengen van 't geen gy verhaalt, gy hebt nooit iemand gesprooken, die het bywoonde?’ - Welk een antwoord zou men verwagten om dien Vraager te voldoen, dan dat men noodwendig de toevlugt moest neemen tot cesar's eigen verhaal van deeze gebeurtenissen? Ik kan my op geen beter getuigen beroepen. Ik geef den Vraager het Boek over, en wys hem de plaatzen waar cesar spreekt van den Inval, enz. - Vraagt hy my verder, ‘Hoe zyt gy verzekerd van de egtheid dier Verhaalen? Kan het Boek zelve niet verdicht weezen?’ Dan tragt ik de egtheid te bevestigen, door aan te merken, dat het van eeuw tot eeuw overgeleverd is gelyk wy het thans hebben, zonder eenige verandering, die de hoofdzaaklyke gebeurtenissen betreft, - dat het sterke inwendige merktekens van waarheid draagt, - volmaakt beantwoordt aan de tydsgesteltenisse waar in het geschree- | |
[pagina 239]
| |
ven is, en waar van het verhaal oplevert; - en, om deeze blykbaarheid nog sterker te maaken, voer ik andere Geschiedschryvers aan, (die of gelyktydig met cesar waren of naby genoeg aan dien tyd leefden, in welken hy schreef, om de gebeurtenissen, door hem geboekt, te bekragtigen,) als bykomende blykbaarheden voor derzelver waarheid. By aldien hy, naa dit alles, volhardt in de waarheid van cesar's verhaal van zyn eigen Krygstocht te ontkennen of in twyfel te trekken, kan ik niet meer met hem vorderen: ik moet hem aan zyne eigene onverzettelyke styfzinnigheid overlaaten, en aan de veragting die hy zich op den halze haalt, door den ongerymden eisch van eene grooter baarblyklykheid, dan de natuur der zaake, met mogelykheid, kan gehengen. Alle Waarheden kunnen niet tot een en dezelfde soort gebragt worden. Zy verschillen in derzelver natuur en hoedanigheden, en vorderen zeer onderscheide stappen van bewys tot derzelver opheldering en betoog. Eene wyze van redenkavelen voegt aan zeker slag van Waarheden, die geheel niet overeenkomt met den aart van andere. Eene Gebeurtenis en een Wiskundig voorstel kunnen even waar zyn, nogthans moet derzelver bewys op een zeer verschillenden trant worden ingerigt. Het bewys van het Wiskundig voorstel ligt in het voorstel zelve opgeslooten, het hangt geheel niet af van uitwendige of bykomende blykbaarheid. Het bewys der Gebeurtenisse steunt geheel op Menschlyk Getuigenis, in veele gevallen zo onseilbaar als het striktste Wiskundige beroog. Zouden wy niet voor zotten, en geschikte persoonen voor het dolhuis, gehouden worden, indien wy niet geloosden, dat 'er een Land als Japan, en een Eiland als Otaheite, was, schoon wy het weezenlyk bestaan dier plaatzen alleen kunnen bewyzen, door het vereenigd en geloofwaardig getuigenis van Anderen. - Ik maak deeze eenvoudige aanmerkingen, om u te overtuigen, dat het Geloof op Menschlyk Getuigenis niet zo los en wankel staat, als het afgemaald wordt door hun, die de Geloofwaardigheid der Euangelie Geschiedenis twyfelagtig zoeken te maaken. Al ons geloof van voorledene af afgelegene gevallen kan alleen tot deeze soort van Getuigenis gebragt worden. | |
Vyfde brief.Dat nu de Boeken der Schriftuure egt zyn, mogen wy in | |
[pagina 240]
| |
alle opzigten gelooven, om dezelfde reden, waarom wy eenig oud Geschiedverhaal voor egt houden. En in alle gevallen komt het bewys, voor oerzelver egtheid, eenvoudig hier op uit, - dat zodanige Schriften aangehaald zyn, en tot dezelve geweezen is, als de weezenlyke en erkende voortbrengzels van derzelver Schryveren of Tydgenooten, (want, indien zy egte verhaalen van Gebeurtenissen behelzen, verschilt het weinig wiens naam zy draagen,) door volgende Schryvers van gevestigd gezag, zonder dat 'er, tot den tegenwoordigen tyd toe, eenige weezenlyke verandering in gekomen zy. Nu hebben wy een veel sterker blykbaarheid voor de egtheid der gewigtigste Boeken der Schriftuure, dan wy bezitten, om het gezag te staaven van eenige andere Schriften ter wereld: dewyl zy veel meer aangehaald zyn, en 'er veelvuldiger toegeweezen is van den tyd af dat ze geschreeven wierden tot heden, dan eenig ander Boek. Deeze byzondere oplettenheid, omtrent de Heilige Schristen, moet toegeschreeven worden aan 't groot gezag, 't welk zy kreegen: dewyl men ze aanmerkte als van 't hoogste gewigt voor de belangen en 't geluk des Menschdoms. Het levert een bewys van veel klems op, om de egtheid der Verhaalen des Nieuwen Testam nts te staaven, dat zy niet bedekt of verborgen wierden voor het onderzoek der Weetgierigen, op een tyd, dat de Gebeurtenissen, daarin vermeld, zeer bekend waren, en gemaklyk konden nagespeurd worden. - Men verspreidde dezelve onbeschroomd, in een tydperk, dat het gemaklyk viel de valschheden, zo zy 'er in gevonden wierden, te ontdekken, en toen niets dan klaare en eenvoudige Waarheid het licht kon verdraagen. - Zy werden na andere Landen gezonden, in vreemde taale overgezet, op een tyd, dat het de wereld aan geen geleerde, schrandere en doordringende oordeelende de Mannen ontbrak. Het verdient onze opmerking, dat het Christendom niet is ten voorschyn gekomen, in eene Eeuw van onweetenheid, onder een onkundig en niets onderscheidend Volk, buiten staat om eene bedriegery te ontdekken, door schranderder koppen gesmeed, om de ligtgeloovigen en niet denkenden te misleiden; doch eerst zich vertoonde in eene Eeuw van Letterkunde en Beschaafdheid, toen Kunsten en Weetenschappen bloeiden. - Die Leer werd verkondigd te Rome, en schielyk verspreid in de Grieksche Staaten, toen beide deeze Landen het hooggeroemde toppunt van | |
[pagina 241]
| |
volmaaktheid en beschaafdheid beklommen hadden, 't welk ze tot voorbeelden stelden der beschaafde Volken van alle volgende Eeuwen. De onderscheide Vertaalingen van de Boeken des Nieuwen Testaments, in andere taalen, ten dien tyde, stemmen met elkander overeen, als mede met de aanhaalingen der oude Schryveren, in elk stuk van aanbelang: in 't weezenlyke zyn ze even 't zelsde als het Afschrift, 't welk wy thans gewoonlyk volgen. Wy mogen ook als eene byzonderheid, onzer aandagt waardig, vermelden, dat de Geschillen, tusschen de Christenen gevoerd, als de Christenheid in onderscheide Secten en Partyschappen verdeeld wierd, van de eerste Eeuwe af tot onze dagen toe, door een reeks van etlyke honderd Jaaren, van veel gewigts zyn, om de oorspronglyke verhaalen van de gronden onzes Algemeenen Geloofs te versterken: naardemaal de Schryvers van de strydigste beginzels, in Godsdienstige Verschilstukken, onderling zamenstemmen, om zich op de Heilige Bladeren ten bewyze te beroepen, en, om hunne onderscheide Gevoelens te beweeren, aanhaalingen daaruit bybrengen. In het lang verloop der Godgeleerde Verschillen, heeft men den Bybel als uitgeput, om 'er bewyzen voor elke party uit te haalen; en in alle de Schriften der oude Geschilvoerderen, ons ter hand gekomen, vinden wy de Texten, welke zy aanhaalen, (uitgenomen de toevallige onnauwkeurigheden der Overschryveren,) wat de groote zaak betreft, dezelfde met die in onze Asschriften: weshalven wy vast mogen stellen, dat de Boeken der Schristuure de egte voortbrengzels zyn dier Eeuwe, aan welke zy over 't algemeeen zyn toegeschreeven; en hier uit volgt, dat zy eene genoegzaame blykbaarheid opleveren voor de Gebeurtenissen, waar op de Geschiedenis der Christenheid steunt. |
|