| |
Aanmerkingen over de geaartheid in het huwelyksleeven, byzonder met betrekking tot de vrouwen.
(Uit het Engelsch van Mevr. griffith.)
aan de vaderlandsche sexe.
Mejuffrouwen!
‘De lyst onzer Stukjes, in ons Mengelwerk geplaatst, naaleezende, bevinden wy, langer dan gewoonlyk, en langer dan ons lief is, getoefd te hebben met onze Leezeressen eenig Vertoog, byzonder tot haar ingerigt, op te leveren. Wy haasten ons om die schade, als 't ware, in te haalen, en belooven, dit Jaar, meer dan in het verloopene, aan haar te zullen gedagtig weezen, en het bevallig deel onzer Begunstigeren te verpligten. Ontvangt hier eeni- | |
| |
ge Aanmerkingen over de Geaartheid der Egtgenooten, inzonderheid met betrekking tot de Vrouwen beschouwd, en gevloeid uit de welversneedene Vrouwlyke penne van Mevrouw griffith, wier verstandige Lessen, over andere soortgelyke onderwerpen, u meermaalen een aangenaam en nuttig onderhoud verschaften.’
Men heeft opgemerkt, dat Gelykheid van Aart een der voornaamste vereischten is tot Huwelyksgeluk. Nogthans is het mogelyk, dat eene al te groote Gelykheid van Gesteltenisse, in zommige gevallen, beide de Partyen ongelukkig kan maaken. Indien, by voorbeeld, twee Persoonen, van eenen lustigen en onbezorgden aart, zich door den Egtenband laaten zamenbinden, zullen zy beiden denken geregtigd te zyn om hunne vereenigde of afzonderlyke Vermaakneemingen voort te zetten, zonder zich te laaten bepaalen door eenige agt te slaan op het Huishouden, tot dat de noodzaaklyke middelen huns bestaans onherroepelyk weg en verspild zyn. - Of, wanneer een Paar van droefgeestigen aart eene Huwelyksverbintenis aangaat, zal de natuurlyke naargeestigheid hunner Gesteltenisse toeneemen door de onderlinge verkeering; de zwaargeestigheid hebbelyk worden, en de bezorgdheid tot de hoogte van angstvallige bekommerdheid opklimmen.
Uit deeze twee voorbeelden blykt genoegzaam, dat eene Gelykheid van aart alleen, schoon anderzins zeer bevorderlyk tot wederzydsche Genegenheid, niet altoos ten zekeren waarborge van Huwelyksgeluk strekke. Nogthans houd ik my ten vollen verzekerd, dat, waar eenig weezenlyk verschil plaats hebbe tusschen de Gevoelens en Zeden der Getrouwden, daar nimmer een Gelukkig Huwelyk stand greep, of kan stand grypen. Wy bewonderen natuurlyk de zodanigen, die wy liefhebben, en even natuurlyk volgen wy na 't geen wy bewonderen. De gelykheid, gebooren uit eenpaarigheid, en eene begeerte om te behaagen, heeft iets bekoorelykers, dan die enkel uit de Geaartheid hervoortkomt.
De Gevoelens van iemand aan te neemen is de heerlykste proeve van goedkeuring en hoogagting; en misschien wordt zulks in prys verhoogd, door onze Zelfliefde, naar gelange van de opoffering eener tegenovergestelde denkwyze, welke wy gedaan hebben.
Dat Gelykheid van Zeden, zo verre de Rede en Godsdienst dezelve gehengen, eene der onlosmaaklyke Pligten eener Huisvrouwe is, zal, myns bedunken, door niemand gelochend worden. Doch men treft Juffrouwen aan, die haare Believing al te sterk laaten doorstraalen, en zich gedraagen als of zy veel eer zich onderwierpen aan de Wetten van eenen Dwinge- | |
| |
land, dan voldeeden aan de aangenomene verpligting voor het Huwelyks Altaar, om lief te hebben, te eeren en te gehoorzaamen.
Dezelfde woorden of daaden, voortgebragt of verrigt op eene bevallige of onbevallige wyze, kunnen uitwerkzels te wege brengen zo verschillende als Liefde en Haat. Ik zou, derhalven, de zodanigen die na Huwelyksgeluk streeven, aanpryzen, in haaren Huislyken ommegang zo wel als voor het Toilet, aan de Bevalligheden te offeren. Welleevenheid is zo noodzaaklyk tot instandhouding des Huislyken Geluks, als dezelve met mogelykheid kan weezen in den algemeenen Ommegang.
Salomo heeft ons, in zyne meesterlyke beschryving van eene Deugdzaame Huisvrouwe, de schoonste trek opgegeeven van het gedrag eener Vrouwe jegens haaren Egtgenoot. ‘Zy opent haaren mond met Wysheid, en op haare tonge is de Leer der Goeddaadigheid.’ En zeker, daar bestaat geen weezen in menschlyke gedaante, die zulk een voorkomen en aanspraak met smaad en onbeschoftheid zal van de hand wyzen.
Wy moeten, egter, byzonder zorge draagen ten opzigte van den Tyd waar in wy onze Mannen aanspreeken, ons niet by hun indringen op de uuren, die zy tot hunne zaaken en voor zichzelven geschikt hebben, en niet haastig die stilheid en afgetrokkenheid, welke veroorzaakt kan worden door zwaarigheden in hunne zaaken buitens huis, opvatten voor ongenoeglykheid of wederzin tegen iets binnen 't zelve.
't Is de pligt eener Huisvrouwe, niet alleen haare eigene Geaartheid naar die van haaren Egtgenoot te regelen; maar ook zo veel aandagts omtrent de zyne te gebruiken, als belette dat dezelve zich ooit in een ongunstig licht vertoone. Door oplettend, de geschiktste tyden waar te neemen, ten opzigte van de verschillende onderwerpen, over welken zy hem begeert te onderhouden, zal zy ongemerkt voor hem, en bykans voor haar zelven, het vermogen verkrygen om zyne toestemming of weigering te bestuuren.
Eene verstandige en deugdzaame Vrouwe deezen regel des gedrags volgende, tot het onderling voordeel van haaren Egtgenoot, en van haar Gezin, zonder eenige zelfzoekende inzigten, waarvoor laage zielen alleen vatbaar zyn, komt het naast aan het denkbeeld, 't geen de Stervelingen zich gevormd hebben van eenen Bescherm-engel, die, onzigtbaar, onze in twyfel hangende keuze bestuurt tot het geen best is, en onze ligt uitwykende stappen richt op de paden van Geluk en Vrede.
Tot dus verre heb ik dit aangelegen onderwerp der Geaartheid alleen uit één oogpunt beschouwd, voor zo verre het de Gesprekken der Gchuwden aangaat. Ik zal u toonen dat de
| |
| |
invloed daar van zich zeer algemeen uitstrekt, dat het een der hoofddrysveeren is, welke het werktuig van den Mensch wel doet gaan of ongesteld maakt, in elken stand en omstandigheid des leevens.
Zelden wordt 'er van eene ongetrouwde Juffrouw gezegd dat zy kwaadaartig is; en nogthans vindt men in de natuur zulke Monsters als jonge Feexen, die, schoon zy haaren kwaaden aart voor hunne Minnaars, en het gros haarer bekenden, weeten te bedekken, denzelven by haare Ouders, nadere Kennissen en Dienstbooden, laaten blyken. ‘Een weinig zuurdeesems verzuurt het geheele deeg,’ en een ongemaklyke Dogter zal ongetwyfeld een Huisplaag van eene Vrouw worden: want wanneer éénmaal eene stugheid van aart hebbelyk wordt, is 'er niets 't welk de kwellingen en bitterheden van eenen ongenoeglyken Aart kan verzagten. Iemand, van die Geestgesteltenisse, verspreidt, even als iemand met de pestziekte besmet, de besmetting van Ongenoegen rondsom haar heenen. Haare Ouders betreuren de slegtheid van haaren Aart, haare andere Bloedverwanten en Kennissen gevoelen, in stede van genegenheid, een afkeer van haar; en haare Dienstbooden klaagen, dat de last van dienstbaar te weezen, verzwaard en ondraaglyk gemaakt wordt, dewyl zy leeven onder de Dwinglandy van eene die zy noch voldoen, noch agten, noch beminnen kunnen.
Gelyk Ernsthaftigheid, zomtyds, slegts met eene andere naam voor Koelheid, dikwyls voor Wysheid genomen wordt, zo heeft men Vrolykheid meermaalen voor Goedaartigheid opgevat. Maar die soort van Vrolykheid, welke wy in de Zamenleeving aantreffen, die in de oogen een lach schept, en het geheele gelaat ontfronst, ontstaat, in 't algemeen, meer uit eene opwelling der Leevensgeesten, dan uit eene beraamde en met zichzelve bestaanbaare te werkstelling onzer vermogens om te behaagen, en is dikwyler het uitwerkzel van ligtzinnigheid dan van eene aangenaame Geaartheid. Dewyl zy eene toevallige oorzaak hebbe, moeten de uitwerkzels noodzaaklyk onbestendig weezen; dezelve is daarom onderworpen aan eene schielyke verdwyning, van welke men de rede niet weet, en waar aan hebbelyke Goedaartigheid geenzins onderhevig is.
Hoe zeer onderscheiden deeze twee hoedanigheden ook zyn mogen, hebben zy, nogthans, eene eigenschap, beide gemeen, en teffens onderscheiden van 't geen aan eenige andere gelukkige begaafdheid kan toegeschreeven worden: te weeten, dat zy het verdienstlykst moeten geagt worden, wanneer ze minst natuurlyk zyn. - Een Sloof kan uit haare gesteltenisse goedaartig, en een Feex, door eene gunstige vlaag, lustig vrolyk weezen; doch die soort van Goedaartigheid, welke het gevolg is van Verstand, Deugd en Dankerkentenisse aan de
| |
| |
Voorzienigheid, zal eenpaarig zyn in haar voorkomen, en bestendig in haare bedryven; zy zal niet, even als een Aprilsche dag, het eene oogenblik den Zomer en het andere den Winter verbeelden; noch gelyk de brandende hette van July, met de helderheid der middagzonne, een naderende donderbui voorspellen; doch klaar, bedaard, en onberoerd, tot het laatste uur voortblinken.
Zulk eene gezegende Zielsgesteltenisse moet noodwendig het geluk, 't welk dezelve gevoelt, aan anderen mededeelen. ‘Gelyk een vlakke stroom,’ om hier de woorden van Dr. blair te gebruiken, ‘kaatst zy elk voorwerp in deszelfs waare evenredigheid te rugge, en met de fraaiste kleuren; terwyl onrustige en woelige geesten, gelyk beroerd water, de beeldtenissen der dingen verminken, by stukken te rug kaatsen, en aan die alle de wanschiklyke beweeging mede deelen, welke alleen uit eigen beroerdheid voortkomt.’
Deeze bevalligheid heeft een dubbelen eisch op de aandagt der Vrouwen: want woede, jalousy, of eenige andere laage driftvervoering, misvormen het schoonste Aangezigt bykans zo veel als zy de Ziel vernederen, en kunnen de beminnelykste van de bekoorelyke Sexe geheelenal doen ontaarten van haare aangeboorne welgevalligheid.
Maar 'er is een hooger en sterker beweegreden, dan eenige der tot nog gemelde, ‘om onze Zielen in Bedaardheid te bezitten,’ indien wy ons het voorregt aanmaatigen om onszelven Christenen te noemen. Zal eene, in de Schoole van eenen lydenden Zaligmaaker onderweezen, met woedend onbescheid, de weezenlyke of ingebeelde ontvangene beledigingen durven wreeken? Of kan zy knielen voor den Throonder Genade, en den God des Vredes en der Goedwilligheid jegens den Mensch, om vergiffenis en bescherming bidden, terwyl haar hart gedreeven wordt door een geest van kwaadaartigheid en wraak, ten opzigte van haar Medeschepzel, zo broos als zy zelve? Dit ware niets minder dan een hoon den Godsdienst aangedaan, niets minder dan een spel van Godsdienstoefening gemaakt!
Wy zyn verzekerd, dat god den Hovaardigen versmaadt en den Nederigen zyne Genade geeft. Zullen wy dan de hartstreelende en verrukkende gedagten, dat wy onder het opzigt en de beschutting staan van eene Alvermogende Voorzienigheid, weg werpen, om den Moloch te offeren? en het geboorteregt der Verlosten wegschenken, om het jammerzalig voorregt te verwerven van onszelven te plaagen? Want de Voorzienigheid heeft het wyslyk beschikt, dat alle kwaadaartige Driften van 's Menschen gemoed, den geenen, die ze bot vieren, beroeren. Vrede woont nimmer, waar nyd, woede of haat, huisvest.
Naardemaal het Huwelyk onder de Christenen, van eene
| |
| |
Godlyke Instellinge is, moeten alle Getrouwden een voegelyk gedrag jegens elkander aanzien, als de volbrenging van eenen Godsdienst-pligt. Het bevorderen van Eensgezindheid, Vrede, Orde en Geluk, in de Huisgezinnen, is de onderlinge en onlochenbaare pligt van Man en Vrouw. - Deeze regel ééns vastgesteld, en met de daad te werk gesteld zynde, zullen de Losbandigen zelve erkennen, dat het Huwelyksleeven de gesukkigste staat op aarde is; doch, wanneer Tweedragt, Onmin, Verwarring en Elende, de plaats dier hoogstwenschlyke Huisgoden inneemen, moeten wy met den Eerw. tillotson bekennen, dat zulk een Staat ‘een kleine Hel is, door welke wy tot een grooter gaan.’
Laat het, derhalven, myne Leezeressen, uwer hoofdzorge aanbevolen weezen, dit troostloos denkbeeld om te keeren, en, door de zagtheid uwer Zeden en inschiklykheid van uw Aart, den Huwelyken Staat tot een kleinen Hemel te maaken, en, den weg tot een grooter. |
|