| |
Leevensbyzonderheden van den wydberoemden Albert van Haller.
(Vervolg en slot van bladz. 170.)
Voornaamlyk bevlytigde haller zich thans op de Physiologie. Deeze was, zints lang, door niets beduidende Stelzels geschandvlekt, en ging bezwaard met een hoop onverstaanbaare bewoordingen. Haller was een naauwkeurig en diepdenkend Natuurkundig Wysgeer, en gaf niet voor, elk deel deezes uitgebreiden taks der Geneeskunde te kennen, eer hy dertig jaaren in de arbeidzaamste naspeuringen gesleeten, en, in een groot aantal Verhandelingen zeer uitvoerig, ieder stuk van aangelegenheid, de Ademhaaling, den Omloop des Bloeds, de Formeering der Beenderen, en de Voortteeling betreffende, onderzogt hadt.
Aan de eerste uitgave, gaf hy den nederigen Tytel van Proeve. In dit Werk onderzogt hy de gevoelens van elk Schryver, over de Physiologie. Verscheiden derzelven werden door hem verworpen, verscheiden verklaarde hy breedvoeriger; doch over alle velde hy geen oordeel. Dit Boek is in handen van elk Geneesheer en Natuurkundigen. Een berigt hier van te geeven, zou noodloos zyn; het beoordeelen aan vermetelheid grenzen.
De Uitgave van dit Werk maakt het Tydperk eener Omwentelinge in de Ontleedkunde. Haller's Leerlingen mogten zich beroemen, dat de Physiologie niet langer
| |
| |
dienstbaar was aan de verwilderde bovennatuurkundige begrippen; maar steunde op daadlyke stukken, door proefneemingen bevestigd.
Verscheide Schryvers vielen op dit Werk aan. In alle de geschillen, betoonde hy zo veel braafheids als kunde. Nogthans voelde hy zich op 't diepst gegriefd door lametrie, die een Stelzel van Materialismus bouwde op zyne ontdekkingen, ten opzigte van eene eigenschap der Dierlyke Natuur, door hem Irritabiliteit geheeten. Haller's Godsdienstige begrippen, van zyne vroegste jeugd af gevormd, waren onwankelbaar gebleeven: en hy zag met afgryzen, dat hy aan de wereld werd voorgesteld, als een Voorstander van het Materialismus. Hy schreef een antwoord, door een tegenschrift van lametrie gevolgd. Hier op vervaardigde hy eene breedvoerige en uitgewerkte wederlegging, die hy gereed stondt uit te geeven, toen lametrie stierf: wanneer hy ontdekte, dat zyne kieschheid hem ten doel van spotterny gesteld hadt.
Haller's Lessen bepaalden zich niet tot de Ontleedkunde, hy onderwees ook de Kruidkunde, en vervaardigde een lyst der Planten, in de Artsenytuin te Gottingen. Zyn Stelzel was van zyn eigen maakzel, schoon hy, nu en dan, de Schikkingen van tournefort, linnaeus en jussieu overnam. Gemaklykheid hieldt hy voor het eerste en voornaamste, en hier aan offerde hy menigmaal geregeldheid en eenpaarigheid op.
Om den arbeid zyner Leerlingen te verpligten, en hun oordeel te bestuuren, ontwierp hy het plan van vier Bibliotheeken, - Een over de Ontleedkunde - Een over de Plantkunde, - Een over de Heelkunde; - - En een over de daadlyke Geneeskunde. In ieder deezer, stelde hy zich voor, een breede lyst van Boeken op te geeven, met een verslag van de Stoffen daar in behandeld, van het nieuws daar in te vinden, en zyn oordeel over 't vertrouwen, 't welk men op ieder Schryver mogt stellen. Zyne eerste proeve was eene Verklaaring van de wyze, om boerhaven's Stelzel der Geneeskunde te bettudeeren: waar in hy de verdiensten van veele Schryveren, leevenden en dooden, aanduidde, door een grooter of kleinder aantal tekentjes, voor den tytel van elk Werk geplaatst.
Haller waagde door dien stap zyn rust en invloed. Hy was, niet te min, overtuigd van de nutheid zyns plans, en twyfelde niet het zelve te volvoeren. In de
| |
| |
voortzetting deezes Werks, toonde hy zyne groote oordeelkundige bekwaamheden. Juistheid van begrip, voeglyke schikking der denkbeelden, gingen gepaard met beknoptheid en eigenaartigheid van uitdrukking.
De Gottinger Naleezing, van nieuw uitgekomene Werken, was eenigen tyd aan den gang geweest. Haller keurde het Werk goed, en nam verscheide gewigtige deelen op zich. In den geheelen kring der Geneeskundige Weetenschap, de Natuurlyke Historie, de Natuur-, de Scheid-, de Delfstof- en Huishoudkunde. Hy voegde 'er by, berigten van Zee- en Landreizen, de opgaave van de Verhandelingen der Academien en Societeiten, tot bevordering van Letterkunde en Wysbegeerte, en beoordeelingen van Geschiedkundige Werken.
Zyne Geleerdheid blonk hier, met nieuwen luister; en de agting, welke hy zich, door zyne oorspronglyke Werken, verworven hadt, vermeerderde, door de uitgebreidheid zyner Kundigheden, in dit Geletterd Tydschrift doorstraalende.
Eene wederzydsche zugt tot de Weetenschappen was de grondslag eener bestendige Vriendschap tusschen den Baron van munchausen, eersten Staatsdienaar des Keurvorsts van Hanover en haller. In deeze Vriendschap vondt de laatstgemelde steeds bescherming en bystand, en zy verschafte den eerstgenoemden het verstandigst vermaak. Dezelve bragt ook, aan de Hoogeschool van Gottingen, de weezenlykste voordeelen aan. Want, geduurende haller's verblyf aldaar, rigtte de Koning van Groot-Brittanje een School van Heelkunde op, als mede eene Academie der Weetenschappen, een Gasthuis voor zwangere Vrouwen, waar de Vroedkunde onderwezen werd; een Tekenschool, waarin de Leerlingen alle de voorwerpen der Natuurlyke Historie natekenden; daarenboven werdt 'er eene verzameling van Ontleedkundige Toebereidzels aangelegd. - Op haller's aanzoek, bouwde de Regeering van Gottingen eene hervormde Kerk, ten dienste der Hoogleeraaren en Studenten van de Protestantsche Godsdienstbelydenisse; onder zyn opzigt werd het voltrokken.
Haller zette het Plan voort, om den kundigen Heer mylius na America te zenden, tot het doen van Waarneemingen en het maaken van Verzamelingen. Verscheide Vorsten en een groot aantal Geleerden, traden in dit ontwerp; doch de dood van dien jongen Heer verydelde hunne oogmerken. Zyne Groot-Brittannische Majesteit wil- | |
| |
de hem tot den Adelstand des Ryks verheffen: de Tytel van Baron werd hem opgedraagen; doch hy wees dien van de hand. In Zwitzerland staan zulke Eertytels gebrandmerkt als tekens van trotsheid: die Tytel zou, egter, zyn Familie voordeelig geweest zyn, was hy te Gottingen gebleeven. - Geduurende zyn verblyf aan die Hoogeschool, genoot hy openbaare hoogagting in de grootste maate. Hy zag zyne poogingen, om den roem dier Kweekschoole in top te heffen, bykans boven zyne wenschen slaagen. Zyn Naam werd onsterflyk door zyne Schriften; Nieuwe Ontdekkingen beloonden zyn vlyt, en verzoetten zynen arbeid. - In het Huislyk leeven was hy, nogthans, zo gelukkig niet. Hy verloor twee Vrouwen, de eerste by zyne aankomst te Gottingen, de tweede weinig maanden naa hun trouwen. Zyne derde Vrouw paste hem op in zyne laatste ziekte, en overleefde hem.
De Liefde tot zyn Vaderland, - die Liefde, welke in een Zwitzer nooit werdt uitgebluscht, en zyne zieklyke gesteltenisse, deedt hem, naa eene uitlandigheid van zeventien jaaren, in het Jaar MDCCLIII besluiten, derwaards weder te keeren, en zyne dagen te Bern te eindigen. In den Jaare MDCCXLV, hadt hy zyn Geboortestad bezogt, en hy was tot Lid van den Souvereinen Raad verkooren, 't welk hem den weg baande, om verscheide bedieningen in de Regeering te bekleeden.
In 't eerste Jaar naa zyne wederkomst te Bern, werd hy by 't lot tot Overheid verkooren: deeze wyze van verkiezing houdt te Bern stand. Hy bevondt zich thans in een nieuwen kring geplaatst; doch in deezen waren zyne kundigheden van uitsteekenden dienst. Staande zyne Overheidsbediening, werden de Zoutwerken tot volkomenheid gebragt. Hy sloeg nauw agt op het Weeshuis; hy ontwierp een plan voor een School, waar in de Kinderen van vermogenden opgetoogen konden worden tot bedieningen van het Gemeenebest. Hy haalde de Regeering van Bern over om de bezoldingen der Kerklyken te vermeerderen, op dat zy eenigermaate onafhangelyk mogten weezen, en in staat om de armen daadlyk by te staan, zo wel als om hun te troosten. Hem werd de uitdeeling deezer vermeerderde bezoldingen toevertrouwd.
Te Bern is een Raad van Gezondheid, die het gemeene volk, ten tyde van ziekte, ten dienste staat. Haller wendde zynen invloed aan, om de Wetten van deezen Raad beter te regelen, en poogde de nieuwigheden van
| |
| |
eene soort van Kwakzalvers, in Zwitzerland bekend onder den naam van Meiges, kragtloos te maaken.
Haller zat eenigen tyd in den Opper-Raad, en in de Kamer der Apéllen van het Duitsche gedeelte des Cantons: en, ter gelegenheid der onlusten te Geneve, werd hy, nevens drie anderen van den Grooten Raad, benoemd om den geheimen Raad van Staate by te woonen. Zyn pen voerde hy ten algemeenen nutte; hy schreef eene Onderrigting om de Ziekte onder het Rundvee voor te komen; en gaf de handelwyze op, die men te volgen hadt met Verdronkene of Verstikte Persoonen. Terwyl de Staatszorgen hem onledig hielden, stelde hy een Staatkundig werk op; een gedeelte daar van gaf hy in 't licht, in drie stukken. In het eerste beschreef hy een Volk, gelukkig door de wysheid van een deugdzaam alleenheerschend Vorst. - In het tweede, werden de Edelen en het Volk verondersteld, deel in de Regeeringe te hebben, terwyl de Vorst de balans hieldt tusschen hunne verschillende belangen. - In het derde schilderde hy de Adelregeering af. - De Beschryving der Volksregeering zou een vierde Stuk hebben uitgemaakt; doch wy mogen, met grond, gissen, dat haller vreesde den aart des Staatsbestuurs, te Bern standgrypende, te ontrusten, en dat hy daarom zyn plan nooit voltooide.
De waarneemingen van het Overheidsampt stremden zyne Wysgeerige naspeuringen niet, noch verhinderden hem als Arts. Haller zette zyne Werken voort, bragt zyne Bibliotheeken in orde, en begon zyne Werken, onder zulk eene verscheidenheid van tytels verspreid, te verzamelen. Tot het Supplement van de Encyclopedie vervaardigde hy verscheide Artykels, de Genees- Ontleed- en Natuurkunde betreffende. Tot volmaaking zyner Verzamelinge van Planten, aan Zwitzerland eigen, ging hy nu en dan het Gebergte bezoeken.
Haller was, eer hy Gottingen verliet, tot bestendigen Voorzitter der Academie verkoozen; en, by 't afsterven van den Kanselier, mosheim, droeg zyne Majesteit van Groot-Brittanje hem het Kanselierschap op. De Opperraad van Bern bestemde, om hem te houden, een Jaargeld; dit deedt hem afzien van dien veel voordeels- en eersbeloovenden post.
De Koning van Pruissen benoemde hem tot het Kanselierschap der Hoogeschool te Halle; de Graaf orlow noodigde hem na Petersburg. Geen deezer schitterende aan- | |
| |
biedingen kon hem aan zyn Geboorteland vastgehegt, bekooren. Van den Koning van Zweeden ontving hy de Orde van de Noord-Star, en hy vondt zich vereerd met het Lidmaatschap van bykans alle geleerde Genoodschappen in Europa. Rejzigers van het hoogste aanzien en rang bezogten hem; geduurende zyne laatste Ziekte, heeft hy met den Keizer van Duitschland een lang gemeenzaam gesprek gehouden.
Maatigheid strekte ten steunpylaar van haller's natuurlyk zwakke lichaamsgesteltenis. Desniettegenstaande was hy onderheevig aan ontsteekingen, en moest veel van de Jicht lyden. Een ongemak in de blaas tastte hem in de laatste jaaren aan, en was, naa veel smerts daar aan geleden te hebben, voor hem doodlyk. Opium alleen verleende hem pynstilling, en door het gebruik hier van was hy in staat zyne Letterbezigheden voort te zetten: weinig dagen vóór zyn dood, vondt hy in het beschaaven zyner Werken zyne geliefdste bezigheid. Ook streelde hem het gezelschap van goede Vrienden; genoodzaakt zyne kamer te houden, vondt hy in de getrouwe oppassing zyner Vrouwe, en de Vaderlievende bezorgdheden zyner Kinderen, den verzagtendsten troost. Geduurende de tusschenpoozen van pyn, voleindigde hy zyne Physiologie, en stelde een geregeld Dagverhaal op van zyne Kwaal, 't welk hy aan het Gottingsche Hoogeschool zondt. Hy gevoelde de aannadering des doods zonder ontsteltenisse, en merkte steeds het afneemen zyner zintuigen op. Hy hadt zyn Leeven gesleeten in het voordeel zyner Medemenschen, door zyne Studien, te bevorderen; in geen der groote Geboden de Godlyke Inzettingen overtreeden. Hy wagtte zyne ontbinding zonder schrik, en onderwierp zich aan 's Hemels wil met de geduldigste onderwerping.
Den twaalfden van Wintermaand des Jaars MDCCLXXVII, was de laatste dag van haller's Leeven. Hy voelde zyn pols dikwyls; eindelyk betuigde hy zyn Vriend, de Heer rosselet, die hem oppastte: Myn Vriend! de pols slaat niet meer! Nauwlyks hadt hy deeze woorden geuit, of hy gaf den geest. Dit Jaar was noodlottig voor de Geleerde Wereld. In minder dan acht maanden stierf jussieu, haller, linneus, voltaire en roussrau.
In den ommegang was haller aangenaam en leerryk. Zyne uitgestrekte Geleerdheid maakte zyn gezelschap gevallig voor lieden van verscheiden smaak. Hy sprak onbelemmerd, kort, en kragtig. Zyn getrouw Geheugen,
| |
| |
gepaard met een juist oordeel, stelde hem in staat om zynen opgelegden schat van kundigheden, ten meesten nutte, te besteeden. Zyne Gemoedsbeweegingen waren edel, en werden ligt gaande gemaakt. Hy was Godsdienstig zonder des een vertoon te maaken, en zyne liefde tot de Deugd vertoont zich allerwegen in zyne Schriften.
Van Persoon was haller groot, welgemaakt. Zyn Gelaad stond deftig, en duidde veel zielskragt aan. Hy hadt elf Kinderen. Eén deezer is Lid van den Souverainen Raad te bern, en volgt het leevensplan door zynen Vader aangenomen; zyn tyd verdeelende in het dienst doen aan zyn Vaderland en het beoefenen der Weetenschappen. Haller bragt zyn meesten tyd door op zyn Boekvertrek. Hy vondt zich steeds omringd van zyne Kweekelingen, zyne Vrienden, zyne Medeburgers, zyne Vrouw en Kinderen. Zyne zwaarlyvigheid, de zwakte van gezigt, en eene hebbelykheid van klein te schryven, bragten te wege dat hy de laatste jaaren met meer moeite studeerde. Nogthans vervorderde hy zyne Studien met een onverdoofbaaren yver. Wanneer hy ongesteld was, toonde hy zich onverduldig om zyn werk weder aan te vangen. Hy las of schreef zo ras hy van tafel opstond, en de nagt was dikwyls half om, eer hy zyn arbeid staakte. Met één woord, zyn geheele Leeven scheen eene offerande van zyne Vermaaken en van zyne Gezondheid, aan zyne zugt voor de Weetenschappen. |
|