Proeven met de nux vomica in de vallende ziekte.
Door J. SidrenGa naar voetnoot(*).
Een Jongeling van dertien jaaren, van een zwakkelyk Ligchaamsgestel, wierd in de maand October 1778, met ligte trekkingen bevallen, die in korten tyd zeer hevig wierden. De gewoone Geneesheer, als mede de Ouders, vielen op de gedagten, dat hier wormen aanwezig waren, te meer daar niet alleen de Lyder reeds in zyne vroegste jeugd daarmede was behebt (geplaagd) geweest, en hy telkens vóór den aanval, pynen op de Borst en in den Onderbuik gevoelde. - Ik gaf hem, ten dien einde, zagte en vervolgens sterke wormdryvende middelen, en bovendien nog van tyd tot tyd braakverwekkende en purgeermiddelen: dan dit alles was vruchteloos, de Lyder kreeg zomwylen tweemaal 's daags aanvallen van Stuiptrekkingen, zonder dat men eenige verdere tekenen van wormen bespeurde. - Vervolgens gebruikte de Lyder den gantschen winter het Seltzer-water. In de maand February 1779, wierd de Ziekte zo hevig, dat 'er dagelyks vier a vyf aanvallen kwamen, zonder dat men den aanval door eenige voortekenen konde vermoeden. - Dit echter scheen vreemd te zyn, dat, wanneer iemand den aanval konde voorzien, en men den Lyder terstond in de vrye lucht bragt, de aanval oogenblikkelyk verminderde of geheel ophield. - Voor 't overige konde men niet bemerken, dat verandering van spyzen, of eene sterkere of zwakkere beweeging, nog de honger, nog het eeten, eenige verandering in de Ziekte veroorzaakte. - Vermits nu de beste Geneesmiddelen geene hulpe aanbragten, liet ik den Lyder tweemaal 's daags, agt grein van de Nux vomica inneemen, met dat gewenschte gevolg, dat, na verloop van veertien dagen,