| |
Leevensbyzonderheden van den wydberoemden Albert van Haller.
Misschien is de Leevensbeschryving, onder alle de takken der Geschiedkunde, de vermaaklykste en nuttigste, en nimmer neemt dezelve eene bevalliger gedaante aan, dan wanneer zy een verhaal boekt van die weinige Gelukkigen onder de Stervelingen, die den kring der Weetenschappen uitgebreid en de Zeden hunner Medemenschen verbeterd hebben.
Albert van haller, wiens Leevensbyzonderheden wy thans onzen Leezeren mededeelen, levert een door- | |
| |
slaand bewys op, dat de Kunsten met de meeste kragt bloeijen, wanneer zy op den stam der Deugd geënt zyn, en dat de Bekwaamheden, ten dienste des Menschdoms aangewend, een goeden uitslag medebrengen, den bezitter en beoefenaar tot Eertrappen opvoeren, en eenen onsterflyken Naam geeven.
Deeze groote Man was de Zoon van nicolaas van haller, Advocaat en Kanselier in het Landschap Bern; hy zag het eerste Leevenslicht op den achttienden van Wynmaand des Jaars MDCCVIII. Zyne Moeder, anna maria enguel, was de Dogter eens Lids van den Souverainen Raad des gemelden Gemeenebests.
Albert gaf reeds zeer jong uitsteekende blyken van Vernuft. Het bleek alzins dat hy een werkzaamen geest, een bekwaamheid tot werken, een vast geheugen, en smaak bezat tot het maaken van nutte en aartige verzamelingen.
Zyn Gezin hadt altoos in Godsvrugt uitgeblonken, en zyne Ouders leerden hem vroeg aan zynen Schepper gedenken. Terwyl de Godsdienst zyn Zedelyk Character vormde, bevlytigde hy zich met ongemeene naarstigheid om zyn Verstand met kundigheden te verryken. Negen jaaren oud zynde kon hy uit het Grieksch overzetten, en verstondt de eerste beginzels der Hebreeuwsche Taale. Ten zynen eigenen gebruike stelde hy een Chaldeeuwsche Spraakkunst op. Trok, uit bayle en moreri, een Geschiedkundig Woordenboek, 't geen hy vervolgens verscheurde.
Haller werd tot den Kerkdienst geschikt, en gesteld onder het opzigt van een Leermeester, die meer uitstak door de vervolging, waar aan zyne Godsdienstige begrippen hem hadden blootgesteld, dan door zyne Geleerdheid of Goedhartigheid. De handelwyze deezes Leermeesters was streng en hard, schoon haller's teder gestel, zulks niet vereischte, en hy op die wyze tot de Letteroefeningen niet behoefde aangezet te worden.
De geneigdheid des Leerlings tot de Weetenschappen was onverwinnelyk, en deeze strengheid, in stede van dezelve uit te dooven, bragt alleen een Latynsch Hekeldicht tegen zyn Leermeester voort. Haller bereikte toen slegts tien jaaren; doch de behandeling van deezen orbilius maakte eenen zo diepgaanden indruk op zyn jeugdig gemoed, dat het gezigt van dien Man hem naderhand altoos eenen schrik aanjoeg.
Dertien jaaren oud zynde, verloor haller zyn Vader, en, schoon hy weinig bezat behalven zyne natuurlyke be- | |
| |
kwaamheden, kreeg hy vryheid om een Beroep te kiezen, en zyne Letteroefeningen te bepaalen tot die takken, welke meest met zyne geaartheid strookten.
Eenigen tyd sleet hy op de openbaare Schoolen, waar zyne ongemeene bekwaamheden welhaast uitschitterden. Een opstel, geschikt om in 't Latyn vertaald te worden, gaf hy in 't Grieksch over: en voor den gewoonen tyd onderging hy het onderzoek in de Taalen.
Achttien maanden op het School doorgebragt hebbende, kreeg hy verlof om een Schoolmakker, wiens Vader te Bienne woonde, te bezoeken. Deeze was een uitmuntend Arts; doch tot geestdryvens toe gesteld op de Wysbegeerte van descartes. Overeenkomstig met die Wysgeerige begrippen, waren de beginzels, welke hy zynen jeugdigen gast inboezemde. Haller lag zich, ondertusschen, meer op de Dichtkunst dan op de Wysbegeerte toe, en vervaardigde verscheide Dichtstukken, welke hy met leevensgevaar redde, wanneer het huis, waar in hy woonde, afbrandde: hy wenschte zichzelven geluk met de behoudenis van 't geen hy toen voor een onwaardeerbaaren schat hieldt.
Welhaast nogthans, liet hy de Dichtkunst vaaren, om zich geheel op de Wysbegeerte toe te leggen; en zyn ryp oordeel deedt hem besluiten om die eigen voortbrengels zyns Vernufts, slegts twaalf maanden geleden, met zo veel gevaars, uit den brand gered, aan de vlamme op te offeren. Onder deeze Dichtstukken waren verscheide Hekeldichten; deeze soort van Verzen scheen het best aan haller te gevallen. In gevorderder Leeftyd leerde hem, egter, zyne kennis van de menschlyke natuur, en aangeboorene goedhartigheid, dat een dengzaam Man maar zelden gebruik moet maaken van eene straffe, die niet kan verbeteren.
Haller's neiging helde over tot de beschouwing der Natuure; om aan deeze te voldoen besloot hy zich op de Geneeskunde toe te leggen. Door deeze keuze sloot hy zich niet buiten Staatsbedieningen; schoon dezelve daar toe niet aanleidelyk was: dewyl de Regeering van Bern Geleerden onder haare Leden toelaat; doch de Bedieningen zyn tot een zeker getal van Familiën bepaald.
In den Jaare MDCCXXIII vertrok hy na Tubingen, en zette zyne Studiën, met onvermoeiden yver, voort, onder camerarius en duvernoi. Met zyn zestiende jaar begaf hy zich op reis; zyn afkeer van den wyn, veroor- | |
| |
zaakt door het zien der ongeregeldheden der Studenten te Tubingen, beveiligde hem voor veele gevaaren, welke hy anders, in zo vroeg een leeftyd aan zichzelven overgelaaten, zou geloopen hebben.
Te Leyden kwam hy in 't Jaar MDCCXXV: waar toen de groote boerhave bloeide. Deeze ontdekte ras de zeldzaame bekwaamheden zyns Leerlings; en hy trof een Hoogleeraar aan, die niet alleen de treffelykste kundigheden bezat; maar ook de begaafdheden om Studenten aan te moedigen, en tot werkzaamheden uit te lokken. Binnen kort, egter, vondt hy zich genoodzaakt een reisje te doen, tot herstelling zyner gezondheid. na Neder-Duitschland. Niet lang bleef hy uit Leyden, en beklom, by zyn wederkomst, de waardigheid van Doctor in de Medicynen.
Haller vertrok, in den Jaare MDCCXXVII, na Engeland, en verkeerde gemeenzaam met Sir hans sloane, wiens verzameling van Natuurlyke Zeldzaamheden toen aller aandagt trok. Hy maakte kennis met plumtree cheselden en douglas, die toen als eerste lichten in de Kunst blonken.
Oxfort bezogt hebbende, stak hy na Frankryk over. Zyn verblyf te Parys duurde korten tyd: want een Buurman viel klagtig over hem, wegens den stank eens Cadavers, 't geen hy ontleedde. Hy ontdekte dat de wetten tegen de zodanigen, die doode lichaamen opdolven, zich ook tot de Ontleedkundigen uitstrekten, en verliet een land, waar in hy veronderstelde dat een naspeurder van weezenlyke waarheden zich aan onmiddelyk gevaar vondt blootgesteld.
Om deeze naspeuring te ontwyken begaf hy zich na Bazel, en beoefende de Wiskunde, onder john bernoulli. Ook lag hy zich toe op de Plantkunde, dus lang, uit een wederzin daar tegen, onbestudeerd gelaaten: hy vorderde dermaate in deeze nieuwlings ter hand genomene Weetenschap, dat hy een Plan vormde van een Werk over dezelve, als hy nauwlyks de gemeenste Planten kende. Dit Werk voltooide hy naderhand, en gaf het in 't licht, onder den tytel: Enumeratio Methodica Stirpium Helvetiae Indigenarum, enz.
Toen haller in zyn twee- en twintigste jaar getreeden was, keerde hy na zyn Geboorteland te rug, en kleefde de ontwerpen, door hem gevormd, onlosmaakelyk aan. De Weetenschappen werden 'er niet zeer bemind, en zyne bestendige beoefening derzelven wekte dikwyls de
| |
| |
spotterny tegen hem op. Doch deeze was niet in staat om hem van het eens ingeslaagen pad af te brengen: al te zeer was hy verknogt aan de Letteroefeningen, de Wysbegeerte, en zyne Hoofdstudie, dan dat lacherny de drift zyner naspeuringen kon stremmen.
De Dichtkunst hadt haare oude aantrekkelykheden weder by haller gekreegen, hy ontleende zyne denkbeelden van de Natuur zo als hy dezelve waargenomen hadt, te midden van de altoos besneeuwde Alpische Bergen. Nu eens waren Wis- en Zedekundige stukken de onderwerpen zyner Verzen; dan eens beschreef hy de aangenaamheden van het Landleeven; de voordeelen der Vriendschap, en de verrukkende aanvalligheden eener deugzaame Verkeering. Op eenen anderen tyd schilderde hy de Ondeugd met haare eigene afzigtige kleuren, boezemde den vloek uit over Geveinsdheid en Onverdraagzaamheid, terwyl zyne beschryvingen van den waaren Godsdienst denzelven teffens een aanvallig en eerbiedwekkend voorkomen gaven. - Aan den invloed van hallers twee Vrienden, de Heer stahelin, naderhand Hoogleeraar te Bazel, en den Heer gesner, Hoogleeraar te Zurich, heeft de wereld zyne wederkeering tot de Zanggodinnen te danken. Zyne Dichtwerken werden ras in 't Fransch vertaald. Wysbegeerte en Dichtkunst gingen hand aan hand. Europa las, met verrukking, de voortbrengzels van eenen Dichter, die een Duitscher was, en een Arts.
Hy gaf zich, nogthans, aan de Dichtkunst niet over, dan alleen om zynen geest uitspanning te verschaffen, wanneer dezelve door langduurige en afmattende naspeuringen was afgesloofd. Deeze belemmerde hem dus, in geenen deele, om de grondslagen te leggen van die wyduitgestrekte Kundigheden, welke bykans alle Weetenschappen bevatten. Noch de lotwisselingen in een verder gevorderden leeftyd, noch de veelvuldigheid zyner bezigheden, trokken hem af van het voortzetten zyner Letteroefeningen. Zyn geheugen was sterk, en hy hadt zich gewend om alles in eene zeer juiste orde te schikken. Hy maakte uittrekzels, wanneer hy las, van alles 't geen hem gewigtig scheen; en verzamelde een schat van de veelvuldige ontdekkingen aller Eeuwen en aller Volken.
Een natuurlyk gebrek zyner oogen verhinderde hem in zyne thans geliefde Studie der Plantkunde. In de Jaaren MDCCXXX en MDCCXXXVI bezogt hy het gebergte Jura en de A pen; hy beklom de Ysbeddingen, met veel
| |
| |
moeite en gevaars, en doorzwierf ze, in zyne Kruidkundige naspooringen. Dan hy bepaalde zich, op deeze tochten, niet tot de Plantkunde alleen. Zyne aandagt vestigde zich even zeer op het Dierenryk, en dat der Delfstoffen.
Zo talryk werden de Voorstanders van haller, zo veel vermogend zyne Vrienden, en zo algemeen erkend was de uitsteekenheid zyner bekwaamheden, dat, in den Jaare MDCCXXXIV, het Gemeenebest van Bern, hem eene openbaare plaats toeschikte om lessen in de Ontleedkunde te geeven. Hy werd aangesteld tot Geneesheer van het Gasthuis, en tot Opzigter der Boeken en Gedenkpenningen der Stad. Deeze bragt hy in orde, en maakte 'er lysten van in het eerste jaar zyner aanstellinge.
Zyn eigen Vaderland trok, egter, alleen de vrugten niet van zyne zonderlinge bekwaamheden. Koning george de II rigtte te Gottingen een Plant- Ontleed- en Heelkundig Hoogleeraarschap op, en beriep tot die post haller, met grond vertrouwende, dat zulk een Man den bloei van die Hoogeschool op het kragtdaadigst zou bevorderen. - Hy aanvaardde dit Koninglyk beroep, en verliet, met zyne Vrouw en drie Kinderen, zyne Geboortestad Bern, waar zyne jongheid hem ten hinderpaal strekte om eenig voordeelgeevend Staatsampt te verkrygen. - De hoop, nogthans, om een onafhangelyk bestaan te verkrygen, was de eenige beweegreden niet om na Gottingen te trekken. Zyne Hekeldichten, schoon hy ze der vlamme hadt opgeofferd, waren te Pern niet vergeeten. Zyne Ontleedkundige naspeuringen zouden min bepaald, en zyne gelegenheden om vorderingen in Weetenschappen te maaken, veelvuldiger zyn op zulk eene Hoogeschool. Hy besloot, derhalven, uit Bern na Gottingen te gaan, tot het waarneemen van het hem opgedraagen Hoogleeraarschap.
De reis derwaards was vermoeiend en verdrietig. By den zwakken staat zyner gezondheid kwam, dat hy het land niet kende, en de last der Kinderen op een zo verren weg. By zyne aankomst viel het rydtuig om, en zyne beminde marianne, wier persoonlyke aanvalligheden, vóór zyn Huwelyk, zyn hart vermeesterd, en wier zagte zielshoedanigheden hem naa 't zelve nog nauwer aan haar verknogt hadden, stierf aan de gevolgen van een ongemak in dien val bekomen.
Haller kwam dien schok niet terstond te boven: hy vondt zich op een grooten afstand van zyne Vrienden en Bloedverwanten verwyderd, in een vreemd Gewest. Met
| |
| |
den tyd, nogthans, leerde de braafheid van zyn hart hem troost zoeken, in Letteroefeningen, Gezelschap, en bovenal in den Godsdienst. Zyne Amptgenooten ontdekten, welhaast, dat het gerugt niet zonder grond zo zeer tot zynen lof gesprooken hadt. Zy deeden hun best om zyne zwaargeestigheid te verdryven: en de Heer huber, een Man van groote Geleerdheid en Kunde, wierd, door de Regeering van Hanover beroepen om hem tevens in den aanvang te ondersteunen.
De taak eens Hoogleeraars in de Geneeskunde is zeer zwaar. Hy moet letten op ieder gewigtige ontdekking; de werking der Geneeskundige voorschriften in elke kwaale nagaan; alle zyne kundigheden op de ondervinding doen rusten. De zwakheid van 't menschlyk gestel doet het ligt van streek geraaken: in de Geneeskunde is de onzekerheid nimmer veilig, en de dwaalingen zyn altoos gevaarlyk. - Hy moet niet alleen openbaare Lessen aan zyne Leerlingen geeven; maar ook letten op hunne byzondere Studiën; hunne geaartheden kennen, en hunne bekwaamheden juist opweegen; de traagen aanspooren, en, die te wild een vlugt neemen, beperken; zyn tyd aan hun onderwys toewyden, en de bevordering van hun welweezen zich ten hoofddoel stellen.
Deeze flauwe schets van de pligten eens Hoogleeraars, in de Geneeskunde, kan onze Leezers vertoonen op welk eene wyze haller te Gottingen te werk ging. Zyne pligten waren gewigtig; doch zyn arbeid was onafgebroken. Staande dit tydperk, heeft hy zyne uitgebreidste Werken opgesteld, zyn Roem als Schryver gegrondvest, en zyn Naam der Onsterflykheid gewyd.
(Het Vervolg by de eerste gelegenheid.) |
|