Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1784
(1784)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBrief of berigt, wegens de afzetting eener vrouwe borst: aan den heere G. Greeve, Beroemd Stads- Heel- en Vroedmeester, enz. te Utrecht.
| |
[pagina 101]
| |
zy negenmaalen gekinderd had, een stoot tegen de regter Borst, en, ingevolge hier van, eene kleine Scirrheuse verharding, welke, van tyd tot tyd grooter wordende, eindelyk de geheele Borstschyf innam, en pynelyk wierd, 't welk haar aanspoorde naar hulp om te zien, na dat zy haar ongemak reeds drie Jaaren gedragen had. Hier toe raadpleegde zy de bekende, [en te onrecht beruchte] Bagyntjes, zonder hulp te erlangen; integendeel, deze Geestelyke Dochters beschouwden haar ongemak van dien aart te zyn, dat de aanlegging huns middels niet baaten zoude, en lieten haar ongetroost, onder het veelbeduidende schouder optrekken, (toen de Lyderes verlangde te weeten, of haar ongemak hulpeloos en gevaarlyk was,) vertrekken. Niet te vreden met de afwyzing van gemelde Meesteressen, kwam zy den 12den July mynen raad en hulp verzoeken. - Ik vond de geheele Borstschyf knobbelagtig en zeer hard, of Scirrheus, en de Lyderes, op de eerste voorstelling, tot de wegneeming, zeer genegen. - Zy was, buiten dit ongemak, voor 't overige, gezond, en op dezen tyd ontdekte ik geene andere, van de Borst afgelegene klieren, opgezet of verhard, althans geene inwendige aangedaane Borstklieren, waar omtrent men zeer naauwkeurig onderzoek, wil men de afzetting der Borsten, volgens den voorzigtigen en verstandigen raad van Professor camper, met gewenschten uitslag in 't werk stellen, behoort te doen, kwamen in bedenking. Een zeer ongunstig kenteken, (schoon niet in staat my af te schrikken,) vertoonde zig egter, en verwekte by my eenige bedenking: daar ontlastte zig uit den tepel geduurig eene bruine, en zomwylen bloederige, scherpe stof. - Volgens het gevoelen van de beste en beroemdste Heelkundigen, word dit verschynzel niet, dan in die Scirrhi, welke op 't punt staan van kwaadaartig te worden, en eerlang in eene opene en woedende kanker uit te bersten, waargenomen. Althans le dran, aan wiens getrouwe en egte Waarneemingen, niemand zoo min, dan aan zyne ongemeene kunde, twyfelt, zegt hieromtrent. - ‘Het gebeurt veelmaalen, dat 'er uit eene kwaade Borst, verscheide maanden lang, uit den tepel, of zelfs uit de huid rondom den tepel, eene dunne bloederige stof, of eene etteragtige wei, zweet. Het ongemak der Borst neemt daar door niet af, maar wan- | |
[pagina 102]
| |
neer deze uitlekking ophoud, neemt het gebrek (hy bedoelt de Kanker,) heel schielyk toe.’ Hierom scheen het my toe, dat de Afzetting, de eenige kans, ter herstelling, en voorkoming van eene woedende Kanker was, en dat dezelve, tydig geschiedende, gewenschte gevolgen hebben konde; indagtig het geen de kundige a. balthasaar, in zynen Brief, aan Doctor j. voegen van engelen, in het Genees-, Natuur- en Huishoudkundig Kabinet geplaatst, zegt: - ‘Indien de kanker kan en mag weggenomen worden, dan spreekt het van zelfs, dat de Afzetting de kortste en veiligste weg is;’ te meer, dewyl de klierige Borstschyf, schoon geheel en al ontaard, voor 't overige van de Borstspier los ware, en de beroemdste Heelkundigen in soortgelyke gevallen, indien men ze niet alle van onkunde en ontrouw beschuldigen mag, veelmaalen geslaagd zyn; ook vond ik my verpligt, liever dit hulpmiddel te beproeven, dan haar aan het dreigend noodlot over te geeven: want, alschoon men al eens vaststelde, dat de Afzetting een onzeker hulpmiddel ware, zoo blyft het ondertusschen, naar celsus wyze Spreuk, zeker, dat het beter is een onzeker hulpmiddel te beproeven, dan de Lyders hulpeloos aan hun noodlot over te geeven; te meer, indien dat hulpmiddel, door getrouwe en kundige Waarneemers veelal goed bevonden is. Op zodanige gronden stelde ik myne Lyderes, de wegneeming van de geheele Borst, zoo gemakkelyk, en aanneemelyk voor, als mogelyk, en geoorloofd was, ten einde haar niet af te schrikken. Naar eenigen tyd, en na vooraf, ook den raad van den Hoogleeraar bonn, welke met de myne volmaakt strookte, ingenomen te hebben, besloot zy tot deze Heelkundige bewerking zeer kloekmoedig. Onverwagts, en even voor ik gereed stond het handwerk te beginnen, bespeurde men eene verharde klier onder den Arm, welke noodwendig geoordeeld wierd, (zoude de Operatie wel slaagen,) weggenomen te moeten worden. - Hierom zag ik van de gewoone wyze van Afzetting, welke ik my had voorgesteld te zullen volgen, af; beginnende de incisie van onder den Arm, ten einde wel verzekerd te zyn, gemelde klier, aldaar, weg te neemen, of het reeds daar heen verspreide kankergift geheel en al te ontwortelen, het welk my, om hier in door de bloeding als anderzints niet verhinderd te worden, best | |
[pagina 103]
| |
toescheen. - Deeze incisie vervolgde ik zoo verre, als ik noodig en veilig oordeelde, om niet te vroegtydig de Mams-slagader van een te scheiden, welke my, buiten deze voorzorg, hinderlyk had kunnen zyn. Hierom, tot op die hoogte genaderd zynde, vertoonde zig ook geene bloeding van aanbelang, althans geene zodanige die in staat was my in het handwerk te kunnen hinderen, en derhalven was ik in staat, om gemakkelyk, en op de gewoone wyze, de Borst op nieuw, met myne vingeren van de ribben af, en tot my, trekkende, van de Borstbeenszyde eene tweede incisie te beginnen, dezelve te doen doorgaan tot in de eerste, en aldus de Operatie te voltrekken. Door soortgelyke voorzorg, had ik het genoegen te zien, dat de Mams-slagader, niet, dan op 't einde der Kunstbewerking, doorsneden wierd, en gelegenheid verschafte, (door de kundige hand van den Heere labée, welke dit vat volmaakt digt sloot, ondersteund,) om het verband genoegzaam droog aan te leggen, zodanig daar door aanplakkende, dat 'er naderhand geene bloeding weder verscheenen is. In het doen der Kunstbewerking, had ik, ten opzigte van het kankergezwel, en 't geene daar aan vermaagschapt was, niets gespaard, dan wat het vel aanbelangde; hieromtrent had ik, zoo veel my mogelyk was, en veilig toescheen, de spaarzaamheid in 't oog gehouden, ten einde eene spoedige geneezing, naar kunstvermogen, te bevorderen. Zoodra de verëttering der ontbloote deelen genoegzaam scheen, bevorderde ik dit oogmerk verder, door de randen van 't vel, met strooken kleefpleister, en een voeglyk verband, tot elkanderen te doen naderen. - De geneezing vorderde, schoon langzaam, tot aan den 19den October, en wierd zekerlyk zeer begunstigd door de toediening van de Cort. Peruvian. Dan, niettegenstaande alle aangewende zorgen, en alhoewel de zweer plat en zuiver was, niets dan een weinig vel behoevende, zoo hield de heeling op, en dezelve bleef onveranderd tot den 5den November. Maar, den 6den dito het verband afneemende, zag ik, met verwondering en leedweezen, het reeds byna voltrokken velteken, ter grootte van een guldenstuk, losgebroken; laager in het zelve vel- of lidteken, ontdekte ik twee kleine zwarte stipjes, of verstorvene huidplekjes. | |
[pagina 104]
| |
Gemakkelyk bezeft UWEd. welken uitslag ik my toen van deze Kunstbewerking konde belooven. Waarlyk, ik vreesde niet weinig dat de weg tot myne veröordeeling, ten dezen opzigte, gebaand was, en eene op nieuw uitberstende en moordzieke kankerwoede myne Lyderesse verslinden zoude! Althans, toen ik den volgenden dag bespeurde, dat ook gemelde zwarte stippen, ieder in gaaten, ter grootte van een hollandschen stuiver, veranderd waren. Den 7den van bovengemelde maand, was ik reeds bedagt, en herinnerde my, 't geen ik in myne PrysverhandelingGa naar voetnoot(*) aangetekend heb. ‘De Afzetting zal altyd gelukkig slaagen, indien men dezelve tydig genoeg doet, vooral wanneer de kanker door eene uitwendige oorzaak voortgebragt is, of haaren eersten oorsprong genomen heeft, volmaakt los ligt, en de Lyders voor 't overige gezond, middeljaarig, althans niet te oud nog verzwakt zyn. Dog in ongunstige voorwerpen of gevallen, die uit eene inwendige oorzaake voortgekomen zyn, de Afzetting doende, kan het gebeuren, dat de kanker, na de wegneeming, met des te grooter woede wederkeere, het zy op dezelfde of op eene andere plaats. Men zal dit toeval evenwel veel kunnen verhoeden, en eene welgedaane Afzettinge te hulp komen, door een Causticum op elken arm te plaatsen, om, wanneer de verëttering van de wonde begint op te houden, door de verëttering op de armen, de kankeragtige stoffen, welke met de vogten vermengd zyn, af te leiden. Le dran heeft dit, in zyne Raadpleeg. p. 60. na het wegneemen der kankeragtige Borsten, zeer goed gevonden, en zeer goede gevolgen daar van gezien. Mogelyk zoude de schil van het Bois de Garou, niet minder dienstig zyn. Althans le dran heeft de Afzettingen, onder zoortgelyke voorzorgen, zeer goed bevondenGa naar voetnoot(†).’ Dit gaf my aanleiding de schil van het Bois de Garou, aan den Arm van dezelfde zyde des gebreks, ter beproeving aan te leggen; dan, zoo lange deze geene genoeg- | |
[pagina 105]
| |
zaame afleiding maakte, veranderde de miskleurigheid niet, en het reeds vernietigde velteken wierd dagelyks grooter; zynde de omtrek der zweer, die zoo wel in diepte als omtrek toenam, op de minste aanraaking, allergevoeligst. Niet zonder redenen vreesde ik een geheel ongelukkigen uitslag van dit handwerk te zullen ondervinden, terwyl ik myne Lyderesse, op alle mogelyke wyzen, in haare opgevatte hoop van herstelling te gemoet kwam, en sterkte, zonder iets van wegens gegronde vrees van het tegendeel te laaten blyken. Niet weinig was ik verwonderd en te vreden, over eene even spoedige omkeering van zaaken, welke weder nieuwe hoop, ter gelukking van myne geneezings-intentien opleverde, toen ik den 11den November bespeurde, dat de ontvelling, door de schors van de Garou aan den Arm, eene ruime hoeveelheid ichor geloost had. Van dien dag af, ontdekte ik geen scherp vogt meer uit de Borstzweer vloeijen: integendeel eene goede, witte, balsemagtige etter bedekte dezelve, en begunstigde derwyze de heeling, dat deze, den 19den van laatstgemelde maand, reeds voltrokken was. Niettegenstaande de herstelling haarer volkomene gezondheid, en een zeer sterk en duurzaam beloovend lidteken, vond ik, veiligheidshalve, raadzaam, de etterdragt aan den Arm bestendig te doen aanhouden, om dezelfde redenen als ik zoo even gemeld heb. Nog een zeer geruimen tyd, en in eene ruime hoeveelheid, liet ik met het gebruiken der Cort. Peruv. aanhouden; althans myne Lyderesse verzekerde my onlangs, hier mede tot aan het laatste van December voortgevaaren te zyn. Den 20sten en 29sten van Slagtmaand, wierd zy door verscheiden beroemde Genees- en Heelkundigen beschouwd, en voor volkomen geneezen erkend: dan, deze geneezing was ook onbestendig, zy trof, den 4den December, het ongeluk van te vallen; een der voorbygangers rukte haar in eens, by den regter Arm aanvattende, op, en hier door wierd het lidteken, het welk zig van de Borst tot onder den Arm uitstrekte, vanëengereeten! Den 5den dito haar weder ziende, vond ik eene ontvelling, ter grootte van een twee stuivers stukje. Eene eenvoudige en zagte behandeling heeft haar, (niettegenstaande deze tergende beproeving, gelyk men het zoude | |
[pagina 106]
| |
kunnen noemen, of de geneezing duurzaam zyn zoude,) ook van dit toeval gered. Zy was den 11den dito weder volkomen geneezen. Niets kan men, onzes bedunkens, voor zekerder bewys, van eene geweezene plaatzelyke Kanker, door de Aszetting, houden, dan wanneer 'er soortgelyke omstandigheden, als in ons geval, plaats hebben; en wanneer nog daarenboven, het gemaakte lidteken, het zy door toevallige of andere omstandigheden beproefd, en getergd wordende, desniettegenstaande weder te regt gebragt kan worden, en bestendig geneezen blyft. My dunkt ik hoor UWEd. deze Opmerking of Vraag reeds voorstellen. Zoude men niet te regt twyfelen, aan een gelukkigen uitslag, in soortgelyke omstandigheden en toevallen, als 'er in gemelde geval vertoond zyn, indien de etterdragt aan den Arm verzuimd was? Althans uit het voorgevallene, tusschen den 6den en 11den November, schynt zulks gemaklyk en duidelyk opgemaakt te kunnen worden! Zie daar, Wel Edele Heer! reeds verscheidene Vraagen van UWEd. beantwoord; de overige zal ik, zoo kort mogelyk, oplossen. Eerste. Is de beweeging of spanning der Borstspier niet telkens hinderlyk, en een beletzel geweest, om de volkomene sluiting der wonde te voltrekken? Voor zo verre de verhindering in de geneezing, door de beweeging van den Arm, en dus door de spanning der Borstspier, kon te weege gebragt worden; heb ik zulks door de rust aan te beveelen, en zoo veel kunstmogelyk was, de beweeging te beletten, met den Arm aan die zyde, en 't bovengedeelte, met het windzel, het welk voor 't overige de Borst bedekte, te omvatten, en tegen het ligchaam aan te sluiten, met gewenscht gevolg voorgekomen. Tweede. (In eene laater tyd.) Is het lidteken ook zodanig ingetrokken, en de huid op de Borstspier vastgehecht, dat het gevaar loopt, van weder op te scheuren? Door voorgemelde hegtpleisters, waarmede het vel van den omtrek der wonde, staande de geneezing, bygeschoven en bepaald wierd, is de wond, en dus ook het lidteken, zeer verkleind geworden, en bied weinig oppervlakte ter openscheuring in de gewoone beweegingen aan, en derhalven de Borstspier voor het grootste gedeelte met on- | |
[pagina 107]
| |
geschonden vel gedekt, heeft 'er geene merkbaare spanning, maar gemakkelyke glying in de beweeging, plaats. Derde. Bespeurt men ook op andere plaatzen verschynzelen van Scirrhi of Kanker? Een naauwkeurig onderzoek, eenigen tyd naar de volkomene geneezing gedaan, doet my deswegens volmondig, neen, antwoorden; want, alle die plaatzen, alwaar men uitwendig aan 't ligchaam klieren ontdekt, en daar men bygevolg zodanig kenteken zoude moeten gewaar worden, zyn tot heden niet opgezet, nog Scirrheus, veel min Kankeragtig, ontäard; maar integendeel zagt, en op het aanvoelen onmerkbaar. - Die plaatzen, welke niet voor het uitwendig gevoel vatbaar zyn, kan men veilig welgesteld vooronderstellen; dewyl de Lyderesse nog geene ongemakken of pynen, waar uit eene ongesteldheid van het klierweezen op te maaken is, heeft waargenomen. Vierde en laatste. Mag, en moet men, in eene enkelde plaatzelyke Scirrhus of Kankergezwel, die den geheelen Arm beslaat, met aandoening der Oxelklieren, in zoo verre die voor het mes vatbaar zyn, om weggenomen te kunnen worden, onäangezien de twyfelagtige oorzaak van in- of uitwendig, volgens eene goede Heelkunde, het handwerk ter uitroeijing beproeven? Volgens goede Heelkundige Waarneemingen van de beroemdste Mannen, in de Schriften der Ouden, volgens het getuigenis der Nieuweren, de Proeven der tydgenooten en onze eigen Ondervinding, kan, mag en moet, een ScirrhusGa naar voetnoot(*), ook die kankeragtig genoemd kan worden, of liever het kankergezwel zelve, weggenomen worden; onäangezien de aangedaane Oxelklieren, zoo lange ook deze, veilig, en geheel met de aangedaane Borst kunnen medegenomen worden, en in die gevallen, inzonderheid, alwaar eene uitwendige klierbelediging gelegenheid gegeeven heeft, tot eene plaatzelyke kankerverbastering. - En, wat aanbelangt uwe meerdere gewichtige bepaaling tot die gevallen, alwaar de oorzaak van het kankergezwel | |
[pagina 108]
| |
onbekend, of twyfelagtig is; hieromtrent beken ik gaarne, dat eene zeer naauwkeurige oplettenheid en oordeelkunde te pas komt, ten einde soortgelyke Heelkundige bewerking aan te pryzen, bovenal uit te voeren, af te wyzen of te veroordeelen. Voor my, zoo lange ik niet beter onderrigt worde, niets van het eigenaartige gift kenne, of voor zoo verre de oorzaaken eener kankeragtige Scirrhus ons onbekend zyn, en eene kankeragtige ontaarting der klieren plaatzelyk is, geloof ik voor zeker, dat de geheele ontworteling, door middel van 't mes, het eenige zeker geneesmiddel zyn kan; en het schynt my toe, uit het geen anderen, en my zelven, meermaalen gebleeken is, eveneens te zyn, of eene uitwendige belediging eenig klierwezen aanleiding tot soortgelyke kankeragtige ontaarting gegeeven heeft; dan, of eene kankeragtige gesteldheid in het lighaam aanwezig, door eene ons onbekende oorzaak, zig in de mam of elders plaatst en openbaart, indien maar de geheele massa des bloeds niet met het kankersmet vergiftigd verondersteld kan worden; het zy door eene algemeene kankeragtige verbastering der vogten, of door verbreeking van die bekende blaasagtige bewaarplaats van het kankergift in het midden van sommige plaatselyke kankergezwellen, huisvestende, het welk gelegenheid geeft, dat deeze smetstof, onder vogten opgenomen en medegevoerd wordende, het handwerk verbied, door veele klierige ongesteldheden allerwegen, kennelyk, te vertoonen. Indien de kankeragtige ongesteldheid der klieren, altoos, afhing van eene algemeene besmetting of kankeragtige ontaarting der vogten, en dat dit altoos vooraf plaats had, eer 't zelve in eenige klier zig openbaarde, en dat dus, de Kanker nimmer afhing van eene uitwendige belediging, of plaatzelyk zyn kon; dan zoude de wegneeming in geen geval, hoe ook genaamd, slaagen kunnen, en men zoude aan alle Waarneemingen, welke het tegendeel bewyzen, met reden twyfelen, zoo niet het geloof ontzeggen kunnen; ook zoude daar uit noodzaaklyk volgen dat de uitslag eener gelukkige geneezing doet blyken, dat het kliergebrek, 't welk men weggenomen heeft, geen Kanker, maar eene verharding van eenen anderen aart, moet geweest zyn. Dan, wie zal zoo dwaas zyn, zulk eene Theorie, die de beste en getrouwste Heelkundige Waarneemingen den bodem inslaat, te omhelzen, en zyne Lyders op dien voet | |
[pagina 109]
| |
de mogelyke hulp ontzeggen. Wat regt tog, hebben wy verkreegen, of zouden wy ons aanmaatigen, om de beroemdste Mannen, door verdiensten geëerbiedigd, ten dezen opzigte van ontrouw, of onkunde, te beschuldigen, daar wy niet beter, misschien minder, de Kanker kennen, dan de oudste Heelkundige Leermeesters. Immers, deze hebben hunne Theorie, op menigvuldige ondervinding gegrond, en dat is de regte weg, om op zekere gronden a posteriori gevolgtrekkingen te maaken, en een leerstelsel aan te bieden. - Zulk een leerstelsel kan, mag, en moet men omhelzen, in plaats van zulk een, daar de ondervinding gewrongen, en verklaard word, naar eene Theorie die men uitgedagt heeft, en voor nieuw en bewezen wil opdisschen: is dat niet tegen alle regelen eener gezonde oordeelkunde? Niet in alle gevallen, het is waar, zal de Afzetting altoos slaagen; maar, heeft men daarom het regt om te stellen, dat, by alle mislukte bewerkingen alleen, en niet by de welgeslaagde, vooräf, een Kank rgezwel plaats had? Is dat wel iets anders, dan den uitslag eener kunstbewerking beöordeelen, naar eene Theorie, welke men gedagt heeft met de gezonde reden overeen te stemmen, dan die op geene andere dan wankelbaare gronden steunt, en gebouwd is op die enkelde ongelukkig uitgevallene handwerken, welke, kort na deszelfs uitvoering, door eene woedende Kanker, op dezelfde, of eene andere plaats, gevolgd zyn? - Hoe heeft men tog kunnen opmaaken, dat, bygevolg, de wegneeming der Vrouwe Borsten, in alle gevallen van Kanker, altyd afgeraaden, en veröordeeld behoorde te worden? Indien dit doorging, dan zouden wy immers heel veel andere kunstbewerkingen op denzelfden prys waardeeren, en heel veel menschen onze hulp ontzeggen moeten, om reden dat men nimmer zeker is van eenen gelukkigen uitslag onzer uitvoeringen. Om dit met een voorbeeld op te helderen, zoude men kunnen vraagen: Wanneer een Arm of Been, om reden van een aanmerkelyk Beenbederf, of Koudvuur, nodig en noodzaakelyk geoordeeld wierd af te zetten, en zulks met een gewenschten uitslag uitgevoerd wierd; maar dat, kort daarna, het koudvuur aan den stomp, of op eene andere plaats, door verborgene oorzaaken, weder verscheen, en de Lyder deed sterven; zoude men daarom de afzettingen voor altoos, en in alle andere gevallen, veroordeelen, | |
[pagina 110]
| |
en afkeuren? Om te bewyzen dat dit het zelfde en niets anders gezegd is, zoude zeer weinig moeite kosten; en dat zulk eene veroordeeling van soortgelyk Heelkundig handwerk ongegrond zoude zyn, zal ieder Heelkundige gemakkelyk bezeffen, en van weinigen aangenomen worden. Ik vleije my uwe Vraagen, voor het tegenwoordige, voldoenend beäntwoord, en uwe gegronde bedenkingen opgelost te hebben: met reden derhalven zoude ik hier eindigen kunnen, dan, ik vinde het nodig, den toestand van myne Lyderes, tot op heden, nog kortelyk te moeten mededeelen, dewyl daar uit te meer de volkomene en welgeslaagde kunstbewerking, en de duurzaame geneezing, blyken zoude. De maandelyksche ontlasting verscheen, by myne Lyderes, op den gewoonen tyd, agt dagen na de Operatie, en, van dien tyd af tot op heden, houd dezelve eenen geregelden loop. Van den 11den December tot op heden, heb ik haar van tyd tot tyd gezien, en bevonden, dat het lidteken, zoo wel op de Borstspier, als onder den Arm, volmaakt wel blyft, sterk genoeg om de beweegingen te kunnen verdraagen. - Op myn aanraaden, niettegenstaande zig alles gunstig opdoet, draagt zy nog aanhoudend de etterdragt op den regter Arm, welke zeer aan het oogmerk voldoet. Heb ik voldaan aan uwe begeerte, met de mededeeling deezes gevals, kort, egter naauwkeurig, wat de omstandigheden belangen, op te stellen; ontvang dezelve met die toegenegenheid en zugt om nuttig te zyn aan 't Menschdom, u byzonder eigen, van uwen welmeenenden Vriend, die met waare hoogachting wegens uwe verdiensten, onderlinge, hartelyke, en gulle vriendschap, zig noemt.
Wel Edele Heer, Geachte Vriend!
UWEd. zeer D.W. Dienaar g.j. van wy. Amsterdam, 23 February, 1784. |
|