| |
| |
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen betrekkelyk.
Verhandeling over enige hoofddeugden der Nederlanderen.
Een Zedeschryver is verpligt zo wel de deugden, als de ondeugden, zyner Landgenoten op te halen, wil hy de regte vrtigten van zynen arbeid plukken, en het ware doel van zyn schryven treffen. - Deze waarheid kan van geen weldenkend mensch met enigen grond van rede gewraakt worden; want, wanneer men aan de goede hoedanigheden der menschen den verdienden lof niet weigert, dan worden zy sterk aangespoord, om dezelve gestadig voort te zetten; dewyl tog de scherpste prikkel, om iemands goede hoedanigheden aan te kweken, is, denzelven den verdienden lof te geven. - Onze Landgenoten, de Nederlanders, zyn gewis geenzins zonder gebreken; men heeft integendeel grote en veelvuldige reden om hier over te klagen, en hen deswegens te berispen. Ze zyn zeer genegen om die van anderen over te nemen, en daar mede hunne eigen te vermenigvuldigen. Iemand, die dit zou willen ontkennen, zou ene onverschonelyke eigenliefde voor zyne Natie betonen. - Dan, als men regt zal spreken, en zonder vooroordeel vonnissen, is ons Vaderland in de daad noch minder door buitensporige gebreken besmet, dan andere Gemenebesten, of Koningryken; alwaar dezelve veelal tot ene veel grotere hoogte gestegen zyn, dan tot nog toe onder ons. Natuurlyke gebreken, die in ons Land geboren zyn, worden, 't is waar, door ene verkeerde zugt van navolging, door vele uitlandsche gebreken, vermeerderd. Maar desniettegenstaande heerschen 'er by andere Volken nog vele gebreken, die onder ons niet gevonden worden, en waarvan wy natuurlyk afkerig zyn. - Ieder Land heeft zyne byzondere Ondeugden. Deze zyn gewls maar al te veel ook onder onze Landgenoten, en worden, van de Ouders op de Kinders, als door de geboorte overgeplant. - De geaartheid, de temperamenten, schynen voor dezelve geschikt, om ge- | |
| |
redelyk mede te werken. Van dien aart is by zeer velen onzer de trek tot onmatig drinken. Het gemeen heeft veelal een te sterken trek naar drank, en misgaat zich al dikwils in dronkenschap. Fatzoenlyke Lieden drinken
dikwils onmatig Wyn, en ondermynen daar door niet zelden hunne gezondheid. - Dit gebrek, schoon het thans mogelyk tot een minderen trap by ons heersche, dan wel in vorige dagen, is en blyft nochtans een heerschend gebrek onzer Natie. - Onze Lieden van Opvoeding beginnen het merendeels voor zeer onwellevend aan te zien, iemand meer Wyn op te dringen, dan hy lust; en waarlyk het is een plompe onwellevenheid, iemand tot iets minder dan een redeloos Dier te willen maken. Het is te wenschen, dat men hier omtrent meer en meer verlicht worde, om het schandelyke daarvan regt te zien; en dat ook het gemeen de verderfelyke schadelykheid van zich, in 't drinken van sterken drank, te buiten te gaan, moge leren kennen. - Wat de overige gebreken aanbelangt, als pragt, overdaad, ligtvaardigheid, ongebondenheid, onkuisheid, brooddronkenheid, ongodistery, laffe spotterny, vooral met geheiligde dingen, en allerlei andere buitensporigheden; van deze kan men met regt zeggen, dat ze meest oorspronkelyk by onze Naburen thuis horen; en door onze Natie, uit ene loutere zugt tot navolging, slegts overgenomen zyn. Onze Voorvaders althans waren beroemd wegens hunne Liefde voor den Godsdienst; toen zy voor Godsdienst en Vryheid hun goed en bloed opofferden. - En, naar het getuigenis van Tacitus en anderen, waren onze oude Batavieren zeer kuisch en ingetogen; ook hadden zy van pragt en overdaad enen volstrekten afkeer. Het tegenwoordig bederf der Zeden is des geenzins oorspronkelyk by onze Nederlanders; maar grootlyks van den kant onzer Naburen by ons ingeslopen. - Het verkeer onzer Natie met vreemde Volken, door het uitbreiden van onzen Koophandel en Zeevaart, heeft zekerlyk veel toegebragt tot het bederf onzer zeden. Zy, die andere Landen bezoeken, worden ligt besmet door de ondeugden der zulken, met welken zy verkeren en veel te doen hebben.
Wy hebben niet ongeschikt geoordeeld deze aanmerking, over de gebreken der Natie, vooraf te laten gaan; dan laat ons nu tot ons hoofdbedoelde komen, en de voornaamste Deugden onzer Nederlanderen beschouwen;
| |
| |
slaande inzonderheid het oog op dezulken, die onder ons oorspronkelyk zyn; en waar door de Nederlanders al voorlang boven andere Volken hebben uitgeblonken.
Hieronder verdient zekerlyk de eerste plaats hunne oude Batavische zugt voor de Vryheid, verenigd met hunne Vaderlandliefde, die hen kloekmoedig, lydzaam en standvastig, alles voor 's Lands welzyn doet onderstaan. - Hoe heerlyk blonken die aangeboren, die natuurlyke deugden onzer Nederlanderen niet uit, toen, om van gene vroegere tyden te gewagen, een zwaar juk van verdrukking op hunne schouderen gelegd werd, - door de wrede en ysselyke bloedplakaten, van Keizer Karel, en zyn ontmenschten Zoon Philippus; welken niets minder bedoelden dan de Vryheid, en in den Burgerstaat, en in den Godsdienst, volstrekt te onderdrukken? - Met welk een taai geduld verdroegen zy, een tyd lang, het gewigt van de knellende banden der verdrukking en slaverny? - Tot den uitersten trap van wanhoop getergd, toonden zy zich nog onderdanig aan hare Overheid, en waren beminnaars van den Vorst, die hen als een Tyran regeerde.
Dan eindelyk, lang getergd, wierpen zy het juk eensklaps van hunne schouders, en betoonden een geduld en standvastigheid, in 't midden aller tegenheden, die noit weerga kende. - Noch ysselyke bloedplakaten tegens de ketters ingerigt; noch wrede beulen, noch opgeregte moordschavotten, konden de standvastigheid der Nederlanderen doen wankelen. - Men mogt de Rechters tot de wreedste en ongehoordste vervolgingen aanzetten; nochtans bleef het hart der Nederlanders onbewegelyk, en weigerde te bukken onder den zwaardrukkenden last van geweld en tiranny. - Ene onafbeeldelyke standvastigheid bezielde aller harten. Goed en bloed was niet te dierbaar om opgeofferd te worden aan 's Lands Burgerlyke en Godsdienstige Vryheid. Ook waren onze Nederlandsche Rechters veelal wars van die wreedheid, daar zy toe wierden aangezet door bloeddorstige Tirannen; en wendden alle moeite aan om de vervolgden en schuldig verklaarden te verschonen: des ontmenschte vreemden gewoonlyk die vonnissen moesten uitvoeren, welken den Nederlander zo tegen de borst stietten. Onze Vaderlandsche Geschiedenissen van die dagen leveren een aantal van getuigenissen van dit alles: en even zo tonen de latere Geschiedschriften, dat die zelfde zugt voor
| |
| |
Vryheid, die eigenste Vaderlandliefde, met geen minder kloekmoedigheid, lydzaamheid en standvastigheid, door alle tyden heen, en ook nog in onze dagen, het gemoed van Neerlands Volk bezielde.
Naast deze opgemelde deugden voege men wyders het loflyk character van onze Natie, met opzigte tot haren gewonen levenstrein. Nederigheid en Spaarzaamheid, Yver en Naarstigheid, straalden gemeenlyk in hare bedryven door. Aan die deugden onzer Voorvaderen zyn wy veelal onze grootheid, ons geluk, verschuldigd. - Hier door is Neerland uit de laagte tot eene grote hoogte geklommen. Doch, zedert de weelde onder ons heeft beginnen veld te winnen, is deze hoofddeugd der Nederlanderen merkelyk verbasterd. - Onze Naburen hebben ons al veel van onze Voorvaderen doen ontaarten, en by ons een levenstrein weten in te voeren, te voren geheel vreemd onder de Nederlanderen. - Echter is onze Natie tot heden zo ver niet van 't spoor gedwaald, of de Nederlanders zyn, over het algemeen gerekend, in vergelyking van andere Volkeren, nog de Nederigsten en de spaarzaamsten: in yver en naarstigheid munten ze nog steeds uit. - De wellust mag een groot deel hebben doen ontaarten; de Natie, over het algemeen, blyft desniettegenstaande de Nederigheid nog aankleven en beminnen. - En wat de Spaarzaamheid, den Yver en de Naarstigheid betreft; ze zyn en blyven, hoe zeer ook de verkwisting en de overdaad onder ons, door den wellust en de weelde ingevoerd, veld gewonnen mogen hebben, evenwel hoofddeugden onder de Nederlanderen; waar door wy, tot nog toe, van alle andere Volken in Europa onderscheiden worden. - Wy, Nederlanders, worden nog allerwegen geroemd, als een naarstig en yverig Volk; terwyl wy, door onze Spaarzaamheid, het nuttig gebruik van onze vlyt en naarstigheid weten te maken.
Laat ons nu verder ene aanmerking van ene andere natuur hier aan hegten; die ons het loflyke der Natie nog van ene andere zyde zal doen opmerken. - Men is vry algemeen, en op een goeden grond, van oordeel, dat men het heerschend karakter ener Natie best kan afleiden, uit de byzondere vermaken, tot welke dezelve gewoonlyk geneigd is. Helt ze over tot ruwe, wrede, of woeste vermaken, het geeft terstond een blyk van een ruw, wreed, of woest karakter; daar integen- | |
| |
deel de kiesheid in de vermaken, de verfyndheid van het karakter enes Volks aanduid. Is dit waarheid, dan heeft men zekerlyk een gunstig denkbeeld van onze Natie te voeden. 'Er heerscht tog in de gewone vermaken van onzen Landaart op ver na dat ruwe, wrede, of woeste niet, 't geen men in die van andere Volken ontdekt. - De vermaken, welke het gemeen onder ons verkiest, bestaan meest in rustige en kunstige oefeningen. Kaatzen en kolven, het hanteren van de Truktafel of het Billard, en dergelyken, zyn veelal de geliefdste spelen der Natie. Oefeningen, die rustige menschen voegen; uitspanningen, waarin, terwyl ze voor het Lighaam nuttig kunnen zyn, tevens niet weinig kunst en behendigheid steekt. By andere Volken zyn de vermaken niet zelden wreed en bloedig; bestaande grootlyks uit gevegten van Dieren, welke niet dan ene ruwe, woeste, of wrede vertoning geven. In Spanje heeft men veel Liefhebbery in Stieren-gevegten, of die van andere verscheurende viervoetige gedierten. In Engeland valt men sterk op Hanen-gevegten. - Hoe bloediger deze tonelen zyn, des te meer vermaaks scheppen de aanschouwers. Een Engelsman is uit den aart wreed; en voelt gene aandoeningen, of hy moet bloed en wonden zien. - Zulks heeft niet alleen plaats onder het gemeen, maar strekt zich verder, en bykans over de gehele Natie, uit. - In hunne Tooneelstukken zelfs, willen ze behagen, moeten ysselyke moorden aangerigt worden. - Gemene ongelukken kunnen het hart van een Engelsman niet treffen. Hy moet bloed zien stromen, of is niet
voldaan. - Hun smaak is grof en ruw; hunne geesten hebben die fynheid niet, welke de Fransche, en andere Natien, waar onder men ook de Hollanders met regt mag tellen, bezitten.
Het is ontwyffelbaar zeker, dat de Natien, welke in de gevegten der Dieren zo veel vermaaks stellen, daarmede ene woestheid en onmededogenheid van aart te kennen geven; die ligtlyk van 't gedierte tot de menschen overslaat. Ene wreedheid te doemenswaardiger; daar 't ons wel vry staat de Dieren ten onzen nutte te gebruiken, maar niet dezelven balddadig te martelen. Voeg hier by, dat de mensch, (het welk de zinneloosheid van dit wreed vermaak moet doen opmerken,) volstrekt geen deel aan de glory der overwinninge van enig Dier heeft; want dezelve hangt noch van zyne kragten, noch van zyn be- | |
| |
leid, maar alleen van de sterkte van het beest, af. - Dit is het heerschend denkbeeld onzer Natie; van daar vind men dit slag van vermaken nauwlyks onder de Nederlanders: zy scheppen gemeenlyk meer behagen in zulken, die behendigheid en eigen oefening vorderen; die de sterkte van het Lighaam tonen, en tot behoud der gezondheid dienen; - maar geenzins den mensch tot wreedaartigheid opleiden. - Uit deze algemene oefeningen mag men dierhalven ook gerust het karacter der Natie opmaken; en 'er veilig uit besluiten, dat het karacter der Nederlanderen over het algemeen mededogend, en zeer meewarig, moet zyn.
En dit leid ons als met de hand tot éne der schitterendste Deugden onzer Natie, waardoor ze, op ene treffende wyze, boven vele andere Volkeren uitblinkt; te weten hare barmhartige mededeelzaamheid jegens behoeftigen. Is 'er ene geestgesteldheid den Nederlanderen by uitstek eigen, 't is die van Mededogen en Meewarigheid: de Mededeelzaamheid is ene oorspronglyke Deugd der Natie, waarvan ze, door alle tyden heen, de schoonfte blyken verleend heeft, en nog dagelyks blyft verlenen. - Hoe vele elders verdrukten hebben by ons ene veilige schuilplaats gevonden? Nederland was van oudsher de toevlugt der onnozelen, de herberg der ongelukkigen; zy vonden de Nederlanders menschlievend, medelydend en herbergzaam. Welinzonderheid toonden onze Landgenoten dit hun voortreflyk karakter aan de zulken, die, in andere Gewesten, om den Godsdienst vervolgd, zich tot ons keerden, om onder ons het gerust genot ener zo wenschlyke Vryheid te erlangen. Hoe vele duizenden verdreven Vlugtelingen uit Piemont, Vrankryk en van elders, zyn by ons niet geherbergd, en hebben de voorregten van eigen inboorlingen in ons Vaderland genoten? Zulks heeft niet alleen in vroegere tyden onder ons plaats gehad, maar ook in onze dagen, en zou, wanneer de nood het vorderde, ook nog heden gezien worden: onze regt Vaderlandschgezinde Regenten hebben nimmer dit loflyk grondbeginzel uit het oog verloren, en blyven het nog steeds bestendig gadeslaan. Van hoe vele ryke Aalmoessen en milde geschenken aan verdrukte Geloofsgenooten, aan ellendigen van allerleie Gezinten, aan verdrukte en uitgedreven ballingen, die de tiranny en 't geweld hunner Vorsten ontvlugtten, zyn wy in onzen leeftyd geen ooggetuigen geweest? In de meeste gevallen is zulks geschied, zonder
| |
| |
enig uitzigt op voordeel, zonder enige Staatkundige oogmerken: het was merendeels eniglyk de heilzame vrugt van Nederlands hoofddeugd, de Mededeelzaamheid omtrent den behoeftigen Evenmensch. Ons Gemenebest, 't is waar, heeft 'er, in 't vervolg van tyd, grote voordelen uitgetrokken. Dan dit heeft men aan de wyze Staatkunde der Bestierderen van ons Vaderland te danken; die op ene loflyke wyze alles aanwenden om ongelukkigen te helpen; en tevens door dat middel vele inwoonders in ons Land te doen huisvesten; waardoor de kunsten en wetenschappen, neringen en hanteringen, fabrieken en handwerken aangekweekt kunnen worden. Ene Staatkunde voorwaar van veel uitzicht en groot aanbelang. - Dan men heeft het, niet alleen in omstandigheden, die daartoe aanleidelyk konden zyn, gedaan, maar ook in zulke, en met betrekking tot zodanige omstandigheden, die 'er gene de minste gemeenschap mede hebben. Dit geschied nog dagelyks, ten blyke dat de Mededeelzaamheid werkdadig is, uit een beginzel van Meewarigheid. Hoe magtige Sommen zyn 'er niet meermaals verzameld, en worden 'er nog heden byeen gebragt, om ongelukkige vreemden te helpen, en hen, met betrekking tot het Godsdienstige, te ondersteunen, om nieuwe Kerken te stichten, of vervallen Godsdienstige Gebouwen te herstellen, en hunne zaken voorts in orde te brengen? Men betoont zich in alle zulke en soortgelyke gevallen, in ons Vaderland, by uitstek bereidvaardig, om den ellendigen de behulpzame hand te bieden, en de ongelukkigen te ondersteunen. Geen Land is daaromtrent oit beroemder geweest dan ons Nederland: en men zou veel werks hebben om by andere Volkeren voorbeelden van dien aart aan te treffen, welken naby aan die van onze Natie zouden komen. Ook is het te vrezen, dat zulk een meewarig gedrag elders schaars te vinden zou zyn, wanneer wy eens tot dien ongelukkigen stand kwamen, dat onze Landgenoten den onderstand van anderen nodig hadden; en wy slegts ene matige somme by onze Naburen poogden in te zamelen. - Begeert
men by dit alles nog nadere blyken van 't loslyk karakter onzer Natie ten dezen opzichte; men doorwandele dan onze Steden en Dorpen; men zal ze allerwege ontmoeten. Aan alle plaatzen tog, zelfs in min aanzienlyke Dorpen, word op ene voldoende wyze voor ware armen, voor ellendigen, gezorgd. Men vind 'er alomme wel geregelde Kassen, behoorlyk
| |
| |
gestigte Gebouwen, waaruit, en in welke, de liefderyke Mededeelzaamheid den ellendigen en behoeftigen onderhoud en inwoning verleent. In geen Land ter waereld word 'er meerder zorge, dan in Nederland, aangewend, ter ondersteuninge van oude behoeftigen, en zulken, die, door lichaamsgebreken of ziekten, buiten staat zyn, om voor zichzelven te kunnen zorgen, of, uit hoofde van andere omstandigheden, ene medelydende behulpzame hand behoeven.
Zulke uitschitterende bewyzen verlenen de treffendste overtuiging van de goedhartigheid van Nederlands inwoonderen; en tevens strekken zy ter kragtigste wederlegginge van de haatlyke beschuldiging eniger Vreemdelingen, die tonen dat zy ons Nationaal karakter niet kennen, daarze ons durven nageven, dat wy gierig en baatzugtig zyn. - Ene beschulding die haren grond in wangunst en nyd, zo niet in ene volstrekte onverschoonlyke onkunde, moet hebben. - De Meewarigheid, welke in ons Nederland zulke schone vrugten heeft voortgebragt, spreekt ons vry van dien blaam. Gierigaarts in Baatzugtige menschen tog kunnen even zo min bewyzen van Edelmoedigheid, van Medelyden, Ontferming, en Meewarigheid geven, als een Bedrieger bewyzen kan geven van een deugdzaam eerlyk karakter. - Een Baatzugtig, een Gierig mensch geeft noit aalmoessen, dan gedwongen en afgeperst, of uit inzigten van eigenbelang. - De edelmoedige deugd van weldadigheid kan gene heerschende deugd wezen van een volk, verslaafd aan Gierigheid en Baatzugt: - onder eene Natie, met de opgenoemde ondeugden besmet, treft men niet dan zeldzaam enige bewyzen van weldadigheid aan. - De zwartgallige en onmedogende Engelschen hebben ons dikwils van Baatzugt en Gierigheid beschuldigd; dan 't is juist het euvel waar aan zy het meeste mank gaan. Ze zyn doorgaans van ene phlegmatike gesteldheid; uit den aart onmedogend, wreedaartig, en slaan niet zelden over tot wanhopige bedryven. - De Gesteldheid van enen Nederlander is meestal geheel anders, en stryd hier glad tegen. De Nederlanders hebben aandoenelyke gestellen en zyn daarom medelydend. Hunne zenuwen en levensgeesten zyn niet slap en log; maar integendeel zeer gevoelig en levendig. - Hieraan heeft men het grootlyks toe te schryven, dat de Meewarigheid zo algemeen ons gansche Neerland door bespeurd worden ene hoofddeugd onzor
| |
| |
Natie, ene sierlyke Deugd, welke tevens ene ryke bron is van ene menigte andere uitschitterende deugden; die ook veelal het karakter van enen Nederlander versieren. - Mogelyk zal ik, by gelegenheid, in ene andere Verhandeling, dezelve insgelyks voordragen.
c.v.d.g.
|
|