Hilarius. Ik ken hume niet. Was die niet een Predikant in Engeland - zoo ik het wel hebbe?
Philaleth. Ja! meene ik.
Hilarius. Ziet tog, (terwyl hy 't doorbladert,) de Man heest fraaje gedagten. Dat is zeer mooy, wat hy daar van de zwaken gebreklykheid van 's menschen vernuft en rede zegt. Zeker is het eene armhartige bekwaamheid. Mag ik dit boek wel voor eenige weeken verzoeken? Ik wilde 'er, gaarne, een uittrekzel van plaatzen, in ons Theologisch Journal.
Philaleth. Ja! doe dat tog, Heer Doetor.
Theophil. Ik moet u slegts zeggen, dat dit boek den troosteloossten Atheismus en Scepticismus behelst, welken men zig kan verbeelden. Philalethes heeft geschertst: hume was geen Predikant.
Hilarius. Ei! op die wyze. Dat is tog schrikkelyk! Maar hoe komt hy dan tot de stelling, dat 's menschen vernust en rede zwak is? Dit zegt, vermoedelyk, slegts één van de perzoonen in het gesprek.
Philaleth. Neen, Heer Doctor! Het staat in de rol des Schryvers zelv'. Is niet de Scepticismus, byna altoos, de grond der Ongodistery? En zeggen niet alle Twyfelaars, dat 's menschen vernuft en rede niet is?
Hilarius. Zy zeggen het wel, maar nogtans zo regt uit niet, om dat ze van de zwakheid des vernufts en der rede geene aanleiding neemen, den mensch na de Openbaaringe te wyzen.
Theophil. Gy schynt waarlyk niet te bedenken, Heer Doctor! dat de Theologanten, door de stelling, 's menschen rede en vernuft is zwak en gebrekkig, de sterkste steunzels van den Christelyken Godsdienst wankelend maaken.
Hilarius. Ei! dat ware geheel iets nieuws.
Philaleth. Neen! Het ware iets heel ouds. De gevaarlykste partyen van den Godsdienst hebben zig, altoos, op de stelling beroepen, welke, geduurende zo veele eeuwen, de zinspreuk van uwe Orde is: ‘des menschen rede is geen maatstok der waarheid.’
Hilarius. Juist daarom hebben we immers de Openbaaring.
Philaleth. Maar, men moet zig evenwel van de waarheid van den geopenbaarden Godsdienst kunnen overtuigen?
Hilarius. Ja tog, noodzaaklyk.
Philaleth. Niet waar? gy zegt: 't is strydig, redeloos, alle deze historische getuigenissen te verwerpen.
Hilarius. Dwaas-dolheid is dit!
Philaleth. Maar, ware het niet eene mogelykheid, Heer Doctor! dat alle deze oorspronglyke stukken en getuigenissen, by allen schyn der hoogste geloofwaardigheid, nogtans valsch konden zyn.