en wit, geschept; welke op water gegooten als kaas runde en zamenliep, en, daarvan asgeschept, weder zo vloeybaar als te vooren werdt. Op die kamer volgt de andere, welke op het bovenste gedeelte van den bek rust, en, naar de grootte van den visch, 4 tot 7½ voeten hoog is. In dezelve wordt weder spermatisch brein, ('t geen ik Cerebrum noeme,) in kleine vaten of cellen, uit een stoffe de eyerschaalen niet ongelyk, en niet anders dan de Honing in de raaten, gevonden. En uit deeze kamer kan men niet alleen het brein, zoo veel 'er in is, neemen, maar zo dra men dezelve ledig gemaakt heeft, verzamelt zich het Sperma uit het gantsche lichaam, door eene groote ader langzaam weder in dezelve; invoege men het 'er uit scheppen kan, welk alles wel eens els quardeelen bedraagen heeft. Al de breinkassen van de beide kameren zyn wel met dunne vliesjes omslooten; doch door derzelver tedere gaatjes of pori loopt van het brein een gestadigen invloed in de oogen, ooren en andere deelen. Ja een groote ader of buis strekt zich onder den ruggraat van den kop tot aan den staart uit, welke aan den kop de wydte van een mans lende, en achter by den staart slechts van een vinger uitmaakt. Deeze moet aan den gevangen Cachelot, by het afsnyden van het spek en anderzins, zorgvuldig in acht genomen worden; want indien men in dezelve de geringste opening maakt, zoude al het Sperma uitvlieten. Die ader is de bron van de groote kracht, die in deeze soort van visschen gevonden wordt, nadien uit dezelve veele honderden kleine vaatjes of buisjes hunnen oorsprong neemen, die het harssensap door den gantschen visch leiden, en zyn vleesch, spek, ook zelf de traan, die 'er uit gekookt wordt, spermatisch maaken. - Ik moet hierby nog aanmerken, vermits de Natuurkundigen het tegendeel willen beweeren, dat de wysjes zo wel als de mannetjes spermatisch brein in den kop hebben, 't geen ook alzins met de Natuur overeenstemt, nadien zy
beiden immers brein moeten hebben, en by geen Schepzel het onderscheid van geslacht teffens een onderscheid in den aart van het brein maakt.’
Verder maakt onze Autheur nog gewag van eene andere soort van Cachelotten, die op de kusten van Nieuw-Engeland gevangen worden; welken niet alleen het Sperma Ceti, maar ook het Amber, geeven.
‘Dit is, zegt hy, eene nieuwe en zeer schoone ontdekking, welke der Ouden beuzelary en twist t'eenemaal overhoop werpt. Ik zal uit de Philosophical Transactions No. 387 p. 267, het noodigste hier byvoegen. Het Ambergries wordt maar alleen in de Sperma-Ceti-Whales, dat is Cachelotten, gevonden, en bestaat uit ballen of kogelachtige lichaamen van onderscheide grootte van 3 tot 12 duimen in den diameter, die van 5 tot 20 ponden zwaar vallen, en in een wyden eyvormigen zak of blaas, welke van 3 tot 4 voeten lang, en 2