‘Ik heb, zegt hy voorts ten besluite, Ik heb de vryheid genomen deeze bezwaaren aan het gemeen voor te dragen, en als een middel van redres aan het goedgunstig en aequitabel oog van H.H.M. zelve allernederigst over te geeven, en eerbiedig aan te beveelen: terwyl ik oprechtelyk betuig niet dan schoorvoetende hiertoe te zyn gekomen, dewyl de alleroormoedigste smeekschriften nietwes hebben kunnen uitwerken. Wy hebben reeds boven getoond, dat het vooral in eene republiek zeer schadelyk is, wanneer een Minister zig te veel credit aanmatigt, dewyl alle fauten, het zy door onkunde, hy zy door verkeerde raadgeeving, voor rekening blyven, niet van hem, maar van den Souverain: het geen, indien dit bestek het toeliet, zeer betoogbaar zou zyn. Dan met al het geposeerde vereenige ik my met het sentement van den kundigen Schryver de Courier van Europa n. 47. Het is geensints altoos, en hier voorzeker niet, het karacter en de personelyke ondeugd van hem, die als Opperhoofd der Maatschappy wordt aangezien; maar het is dikwerf de goddeloosheid zyner onderhoorigen, en de snoode inzigten der mindere dienaars van het Volk, die als wezentlyke oorzaken van den ondergang eener bloeijende Maatschappy moeten worden aangemerkt, &c. Ja ik geloof zelfs niet, want het tegendeel staat by my paalvast, dat 'er eenige malice plaats heeft gehadt, dewyl 'er nimmer eenig personeel eigen belang zelfs kan gepraesumeert worden: nemo gratis nequam: en dit laat my veel hoop over, dat men in de Generaliteit de abuisen zal verbeteren, dewyl ik niet geloof, dat 'er zulke raadgevers zyn, die zouden oordeelen, dat een Souverain nimmer moet te rug keeren; dezulken worden genoemd kwaade burgers en vyanden van het oppergebied.
Ik weet dat de Schryvers van het Staatsregt zeggen, dat men een reformateur der abuisen doorgaans nageeft, een ongemakkelyk man te zyn, een muitemaker, &c. maar een liefhebber der vryheid moet zig dat getroosten; kan hy die verkrygen en behouden, hy heeft een dierbaar kleinoodt gevonden; dat met het leven in eene gelyke schaal moet gelegd worden. Dan de Schryver van de Vryheid in den Burgerstaat, die byna over 54 jaaren in de groeve der aarde is nedergedaalt, klaagde (pag. 76.) dat in zyn tyd de zugt tot de Vryheid, weleer zoo hoog geschat, begon te verflaauwen, en byna geheel uitgedooft was: wel, is het 'er op gebeterd? neen! zy is in een diepe slaapzugt gevallen, en wel zoo gevaarlyk, dat de kundigste Arts aan