Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1784
(1784)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe Heerschende Persloop, (Dysenteria Epidemica,) die in de laatste Jaaren, vooral in 1783, de Provincie Gelderland sterk getroffen heeft, nagespoord, inzonderheid op het Quartier van Veluwen, en ten gemeenen nutte verhandeld, door M. van Geuns, Archiater dier Provintie, en Professor der Geneeskunde aan haare Academie, enz. Te Harderwyk, by J. Moojen, en te Amsterdam, by W. Holtrop, 300 bl. in gr. octavo..Reeds lang was het de wensch van alle waare Beminnaaren der Geneeskunst, dat eene kundige hand zig mogte verleedigen, om ons eene nauwkeurige Beschryving te geeven van den waaren aart, het beloop, de oorzaaken, en geneeswyze des heerschenden Persloops, welke in den Jaare 1783, op verscheiden plaatzen, voornaamentlyk van Gelderland, zo veele verwoesting heeft aangeregt. Soortgelyke Beschryvingen, wanneer ze door een man van kennis en oordeel worden ter nedergesteld, kunnen niet anders dan de nuttigste gevolgen, zo tot welzyn van het menschdom, als tot bevordering der Geneeskunst, hebben. - Deezen welmeenenden wensch heeft de Hoogleeraar van Geuns vervuld, op eene wyze, die gewis zyne bekende verdiensten eere aandoe. - Wie tog was ook beter tot zulk een taak geschikt, dan deeze Hoogleeraar, die deeze verschrikkelyke Ziekte, in haare verschillende gedaanten, zelve gezien, zelve behandeld heeft; en die, bovendien, in de groote kunst van wel waar te neemen, bedreeven, door den nevel der vooroordeelen weet door te dringen, om de natuur uit het waare gezichtpunt te beschouwen. Zyn Hooggeleerde beantwoord in deeze Verhandeling de drie volgende vraagen. Voor eerst. Kan men iets toebrengen, om door de alge- | |
[pagina 585]
| |
meene aanleidende oorzaaken deezer Ziekte niet zo ligt getroffen te worden? Ten tweeden. Kan men ook voor besmetting zich beveiligen, wanneer men by, of onder, de Zieken verkeeren moet? Ten derden. Hoe gaat men best de kracht der Ziekte, wanneer ze werkelyk iemand aantast, te keer? De Geleerde Schryver maakt een begin met de beantwoording der laatste vraag, die eigentlyk de geneeswyze aangaat; hy geest vooraf eene korte, dog duidelyke, beschryving, van den waaren aart en de onderscheiden kentekenen der Ziekte, zo in deszelfs begin, als in deszelfs voortgang, en onderscheid vervolgens de Ziekte, in Persloop, die schielyk of die langzaam aanvalt, terwyl elk dier twee soorten verder, of ligt en goedaartig, of zwaar en kwaadaartig, pleeg te zyn. - De verschynzelen van beide zyn verschillende. - De geneeswyze moet altoos geregeld zyn naar den byzonderen aart der Ziekte, en dit heeft ook de Hoogleeraar wel degelyk in 't oog gehouden. Daar zyn, omtrent den aart deezer Ziekte, voornaamentlyk twee misvattingen, die niet zelden tot eene verkeerde behandeling gelegenheid geeven. Voor eerst, dat men, even als in den Buikloop, zo ook in den Persloop, de voornaame aanleidende oorzaak zoekt in eenige stoffen, die in den Darmbuis vergaderd zouden zyn, 't zy gal, slym, diertjes, of scherpe uitwerpzelen. Ten tweeden, dat men, vooral onder de Lyders en Bystanders, misleid door de gewoone benaaming van Roodenloop, door deeze kwaale niet aangetast meent te zyn, om dat men, of zo lange, men geen rooden bloedigen afgang loost, en door dit wanbegrip wel eens tydige hulpe verzuimt. - Omtrent het eerste merkt de Hoogleeraar te regt aan; dat de oorzaak voornamentlyk in eene syne scherpte te zoeken is, die de rokken van 't gedarmte prikkelen, en alle de verschynzelen des Roodenloops voortbrengt. - En wat de tweede misvatting betreft, zo is het zeker, dat de ontlasting van roode bloedige uitwerpzelen geenzints behoort tot het weezen of de eigene kenmerken van den Persloop. In de geneezing dringt de Hoogleeraar voornamentlyk daarop aan, om, door verzagtende en krampstillende middelen, de bevige en ongeregelde aandoeningen der darmen te doen bedaaren, de scherpe prikkelende stoffe te verzagten, en, door eene zagte transpiratie, de stoffe van de darmen af te leiden. Wanneer 'er, in den beginne der Ziek- | |
[pagina 586]
| |
te, tekenen van vuile stoffen in de eerste wegen zig mogten kenbaar maaken, als dan heeft zyn Hooggeleerde een zagt werkend braakmiddel heilzaam gevonden: ook kunnen zagte buikzuiverende middelen, in zodanige gevallen, het zy in den beginne, het zy in 't vervolg, der Ziekte, dienstig zyn. - Dog de voornaame geneezing bestaat in de hier vooren genoemde ontwikkelende en krampstillende middelen, en tot het laatste, voornamentlyk, pryst de Heer van Geuns de Opiata. Wy zyn het, hieromtrent, volmaakt met den Hoogleeraar eens, en herinnerden ons, by deeze gelegenheid, aan de geneeswyze die de groote Boerhave, in zyne Brieven aan Bussandus, opgeeft, en zig, omtrent dit middel, aldus uitdrukt: Opium forte summum in his meretur nomen super omnia reliquaGa naar voetnoot(*). De voorzichtigheid, die de Heer van Geuns by 't gebruik van dit middel aanraad, verdient elks overweeging. In de tweede Afdeeling beantwoord de Hoogleeraar de eerste vraag. Kan men iets toebrengen, om door de algemeene aanleidende oorzaaken deezer Volkziekte niet zo ligt getroffen te worden? De regelen, die tot deeze algemeene voorbehoeding behooren, moeten uit de natuur der Ziekte ontleend worden. Dus toont de geleerde Schryver in de eerste plaats dat de aanleidende oorzaak niet altoos eene besmetting is; ten tweeden, dat de aanleidende oorzaak vooral te zoeken is, in Luchts- en Weers-gesteldheid, welke niet alleen de neiging tot rottig bederf in het menschlyk leevend lichaam vermeerdert, moet ook de gedaurige uitwaaseming, verhindert. In de derde plaats word onderzogt, of 'er ook nog aanleidende oorzaaken te vinden zyn, in voedzel, drank, enz.! - De Hoogleeraer brengt voldoende redenen by; waerom men in deezen niet zo zeer eene aanleidende oorzaak tot deeze Ziekte moet zoeken, en pleit ook voor de onschuld der vruchten. De groote vraag, waarom evenwel alle deeze aanleidende oorzaaken, dog niet by allen nog overal, de Ziekte voortbrengen? moet in 't algemeen, uit de meerdere of mindere vatbaarheid der verschillende Persoonen en plaatsen beoordeeld worden. Ten dien einde beschryst ons de Hoogleeraar, den loop der beide Epidemien, zo van het Jaar 1779 als 1783; hy deelt ons verscheiden zeer gewichtige aanmerkingen mede, zo ten aanzien van het onderscheid 't welk men in den byzonderen loop deezer Ziekte heeft waargenoomen; als | |
[pagina 587]
| |
ook met betrekking tot de byzondere plaatsen in, en Luchtsgesteldheid onder, welke men voornaamentlyk deeze ziekte bespeurt, uit welk alles vervolgens zodanige algemeene gevolgtrekkingen worden afgeleid, die over de waare natuur deezer, Ziekte zeer veel licht verspreiden, en ons duidelyk doen zien, aan welke hoofdoorzaaken men de meerdere of mindere vatbaarheid moet toeschryven. Behalven deeze algemeene oorzaaken komen ook de Sexe, het onderscheid van ouderdom, en de byzondere gesteldheid des Lyders in aanmerking. - Vervolgens gaat de Hoogleeraar over ter beantwoording der vraage: Of de ziekte inderdaad ook besmettelyk zy - en of men haar uit dien hoofde zo zeer ontzien moete? en besluit uit de gedaane waarneemingen, Vooreerst, dat de Persloop, in zynen eersten oorsprong, gelyk staat aan gewoone ziekten, als zekerlyk ontstaan kunnen uit algemeene, zo voorschikkende als opwekkende, oorzaaken, zonder dat besmetting hiertoe vereischt word. Ten anderen, dat de Persloop ook aanwezig kan zyn, en geheel afloopen, zonder blyken te geeven van een besmetlyken aart. Ten derden, dat de Persloop zeer ligt besmettelyk worden kan, zo dra hy een kwaaden bederflyken aart aanneeme. - Uit dit alles nu leid de Hoogleeraar de regelen af, die men by de algemeene voorbehoeding moet in 't oog houden. - Doch wy moeten hier, hoe ongaarne ook, den draad afbreeken, en onze Leezer tot de uitgewerkte Verhandeling zelve wyzen. Eindelyk, in de Derde Afdeeling, beantwoord onze Schryver de laatste Vraag, namentlyk: Kan men ook voor besmetting zich veiligen, wanneer men by of onder de zieken verkeeren moet? - De regels, die hier omtrent voorgedraagen worden tegen de voortplanting der werkelyk ontstaane ziekten, voor zo verre zy aansteekende of besmettelyk is, komen ons voor alleszins voldoende te zyn, en steunen op het denkbeeld, welk ons de Hoogleeraar van de besmetlykheid der ziekte gegeeven heeft. - Wy oordeelen het onnodig, iets meerder, dan deeze korte schets, ter aanpryzinge van deeze Verhandeling by te brengen. Wenschelyk ware het, dat alle beschryvingen van heerschende ziekten op deeze leest geschoeid wierden: hier door zou de Geneeskunst oneindig meer winnen, dan door alle de geleerd-schynende Theorien. - Met verlangen zien wy het Aanhangzel en de Bylaagen te gemoet. |
|