anderen, en ondervond meer dan eens, hoe moeilyk het zy, een eerlyk man te blyven, door, aan den eenen kant, niets te zeggen, 't welk tegen de aangenomen leer strydig is, en, aan de andere zyde, zyne konsjensy niet te verkragten. - Ik poogde wel het groot onderscheid tusschen het geen wat eigenlyk leer van den Godsdienst is, en den grondslag legt tot kristelyke deugd, rust, hoop, en tusschen de verdere enkel bespiegelende leerstukken en bepaalingen, steeds in het oog te houden, mynen hoorders lievderyke en verdraagzaame gevoelens omtrend andere kristenen in te boezemen, en hunne aandagt, zoo veel ik konde, af te trekken van alle onvrugtbaare geschillen, menschelyke vindingen en eigendunkelyke uitleggingen der schrivtuur, welken maar al te vaak aanleiding geeven tot dien beslissenden toon, waarmede wy enkele onderstellingen tot het volkomen gezag van uitgemaakt Goddelyke leeren verheffen. Evenwel wil ik niet ontveinzen, dat ik my telkens verlegen vond, vooral wanneer ik de Heidelbergsche Catechisme verklaaren en van de zoogenaamde partyleeren spreeken moest. Het is tog den gemeenen hoop der Kalvinistische Kristenen niet genoeg, de algemeene geloovsleer te hooren voorstellen, en de werkzaame leeringen van Jezus hemelschen Godsdienst te hooren aanklemmen; maar men wil schier by alle gelegenheden het karacteristieke van Kalvins stelsel, jaa zelvs de verschillende begrippen, waarover de kristenen zig helaas van elkanderen- gescheurd hebben! van den predikstoel hooren voordraagen; onttrekt de Prediker zig aan deze onkristelyke gewoonte, terstond word hy het voorwerp der lievdelooze verdenking en smaadelyke naspraak, gelyk ik ook in myn persoon ondervonden heb. Hoe moeilyk derhalven, jaa onmogelyk is het voor eenen Leeraar, die begrypt,
wat eigenlyk het Kristendom zy, en dat het Predikambt niet anders nuttig is, dan, wanneer het de menschen waarlyk verbetert, zyn ambt in consjensy waar te nemen, onder zulke Kristenen, die den Prediker gewoon zyn te beoordeelen, naar maate van den yver, waarmede Hy de woorden behoudt, en zig aan de formulieren en uitdrukkingen verbindt, welke hunne Vaders gemaakt, en als volstrekt noodzaakelyk voorgesteld hebben. Het Predikambt, Myne Broeders, houde ik van onberekenbaar nut, mits het zelve wel bediend worde, en regtschapen Predikers veel eere waardig: maar hoe ongelyk meer nut konden de dienaars van 't Euangelie aan hunne Gemeenten toebrengen, indien