Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1784
(1784)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijInvloed van den Christelyken Godsdienst op 't geluk der Burgerlyke Maatschappy, betoogd in vyf Leerredenen, door wylen den Heer Laget, V.D.M. te Geneve, met Historische aantekeningen. Uit het Fransch vertaald. Te Utrecht, by A.v. Paddenburg, 1784. Behalven de Voorreden, 135 bladz. in gr. octavo.Van het beloop en den inhoud dezer by uitstek aenpryzenswaerdige Leerredenen, hebben wy al voor enigen tyd, by de melding der Fransche uitgave, gewag gemaektGa naar voetnoot(*); diestyds raedden wy derzelver vertaling reeds aen, en thans komen ze wel vertolkt in onze Moederspraek te voorschyn. Onze Nederlandsche Lezers kunnen 'er derhalven nu ook nut van trekken; en zullen, op ene aendachtige overweging der voorstellingen van den Eerwaerden Laget ten overtuigendste zien, dat de Christelyke Godsdienst, niet alleen uit eigen aert, maar ook naer uitwyzen der Geschiedenissen, alleszins geschikt is, om het geluk der Burgerlyke Maetschappye te bevorderen; en dat de poogingen van 't Ongeloof, om de Euangelieleer haren invloed, ware 't mogelyk, te doen verliezen, lynrecht uitloopen, op het weder doen herleven der voorige Barbaarsche tyden, en 't invoeren van Dwinglandy en slaverny. - Zie hier, (om dit nog by ons vroeger Berigt te voegen,) hoe de Eerwaerde Laget, in zyne laetste Leerreden, de door hem betoogde byzonderheden deswegens te zamen trekt. Gesproken hebbende van de kracht van 't bewys voor de voortreflykheid der Euangelieleere, ontleend uit de gebeurtenissen, die onder onze oogen zyn, welken zyn Eerwaerde in deze Leerredenen heeft | |
[pagina 578]
| |
doen opmerken, herinnert hy den Toehoorderen de voorgedragen heilzame uitwerkzels der Euangelieleere, op deze wyze. ‘Geliefde, is 't niet waaragtig (1.) dat het Euangelie in alle de gewesten, daar het wel bekend is geweest, de rechten der menschheid, door de vernietiging van de dwinglandy, hersteld heeft? Dat het de gehoorzaamheid des Volks op eene vaste grondvest gegrond heeft, op de grondvest der goddelyke wetten, om aldus de eerbied voor de menschlyke wetten in te boezemenGa naar voetnoot(*)? Is 't niet waaragtig (2.) dat door de éénige wet der liefde, van welke het Euangelie de grondwet der Christenen gemaakt heeft, het zelve de geesten en harten, de burgers en de natien door eenen onvergelyk sterkeren band vereenigd heeft, dan alle andere beginzels van Godsdienst en Regeering, tot op dien tyd uitgedagt, ooit geweest waren? Is 't (3.) niet waaragtig, dat het Euangelie de waare liefde tot het Vaderland wederom ontstooken heeft, niet dat blind vooroordeel dat alles aan één eenig land opofferde, maan die tedere en yverige aankleeving aan de belangens van dat lichaam wiens leden wy zyn? Is 't niet waaragtig (4.) dat het Euangelie het hoogwaardig character van uit den Hemel afgedaalde wetten gegeeven heeft aan die menigte gezellige deugden, welken te vooren alleen beschouwd wierden, als enkele gevoelens van eene vernuftige wysbegeerte, als zinredenen der schoolen, aan de eigenzinnigheid van een ieder verlaaten? Is 't niet waaragtig (5.) dat het Euangelie de waereld verlost heeft van oneindige rampen, van bygeloovige verschrikkingen, van 't yzer juk, onder welk de volkeren zugteden, van de woestheid der overwinnaaren, van de barbaarschheid, die de vaderen aan hunne kinderen pleegden, van de geduurige offeranden van menschenbloed, van de afschuwelyke ongebondenheid der bloedschande, van het ombrengen van gryzaarts, van de opoffering van gantsche huisgezinnen ter vereering van een dood lichaam, van de kampvegteryen, van de onmenschelykheid der heeren omtrent hunne dienstbaare, van bloeddorstige schouwspellen, en andere tallooze verfoeilykheden, waarvan het denkbeeld alleen afkeer verwekt? Is 't niet waaragtig (6.) dat door de herstelling van de beginzels van minzaamheid, en veele andere trekken, van welken wy de byzonderheden hebben opgenoemd, het Euangelie den | |
[pagina 579]
| |
koophandel oneindig begunstigd heeft, dat het aan denzelven gemak, veiligheid, goede gevolgen verleend heeft, die hy te vooren niet had, noch ouwlings hebben kon? Is 't niet waaragtig (7) dat het Euangelie de order in de huisgezinnen geplaatst heeft, de eensgezindheid onder de gehuwden te wege gebragt, het vaderlyk gezag in zyne billyke regten hersteld, de onderdanigheid der kinderen kragtig aangedrongen, de goede opvoeding, die men hen verpligt is te geeven, verzorgd, ongebondenheid en veele andere misdaaden voorgekomen; 't zy door de veelwyvery te ontzeggen, 't zy door het gruwelyk misbruik van verstooting en echtscheiding te wraaken; dat dus alles in de voorige order, welke die der schepping is, is wedergekeerd? Is 't niet waaragtig (8.) dat het Euangelie de volksslaaverny onder de Christenen gantschelyk vernietigd heeft; dat het gevolglyk aan 't grootst gedeelte van 't menschdom de rechten der vryheid, die het van God en van de natuur ontfangt, heeft wedergegeeven? Eindelyk is 't niet waaragtig (9.) dat, om alle deeze weldaaden in de waereld te handhaaven, het Euangelie eene openbaare bediening, een Godsdienst heeft opgeregt, altoos en alleen bezig met de handhaaving van de euangelische grondregels, welke den voorspoed der Staaten kunnen bewerken? |
|