Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1784
(1784)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 571]
| |
Algemeene Vaderlandsche Letter-oefeningen.Proeve over den inhoud van het Euangelie, en aangaande de voorwerpen, tot welke het naar het Goddelyk oogmerk gerigt is. Alom te bekomen. Behalven het Voorberigt, 179 bladz.Naer het inzien van den Schryver dezer Proeve, beantwoord de gewoone voordragt der Gereformeerde Leer niet aen den inhoud van het Euangelie, byzonder met betrekking tot de voorwerpen, tot welke het naer 't Godlyk oogmerk ingericht is; en 't komt hem voor, dat de leiding, welke enige, zo Leeraers als Leden der Gereformeerde Kerke, volgen, daer mede beter overeenstemt. Het is naemlyk bekend, hoe verschillende gedachten men voede over de Leer der algemene aenbiedinge; en onze Schryver, een voorstander van dezelve zynde, is daerdoor genoopt, om zyne aendacht te bepaelder te vestigen, op den inhoud van het Euangelie en Gods oogmerk, ten einde daer uit af te leiden, wat men desaengaende hebbe te denken. By die gelegenheid ontvouwt hy de verschillende leerwyzen, welke, aen de ene en andere zyde, nopens de voornaemste stukken, die tot dit onderwerp betrekking hebben, byzonder in aenmerking komen, en tracht te doen zien, dat de gewoone voordragt, zyns oordeels, niet te verdedigen zy; met aenwyzing van 't geen men, zyns achtens, omtrent die stukken, als Euangelische waerheden, hebbe te gevoelen. - Van partyzuchtigen kan een geschrift van die natuur niet wel anders dan zeer verschillend beoordeeld worden; doch wy vleien ons nog al met het denkbeeld, dat dezulken, die of geheel geene, of althans geen sterke party trekken, het niet gansch en al hunner overweginge onwaerdig zullen vinden; en wy twyfelen niet, of het zal de oplettendheid van dezen en genen oefengragen tot zig trekken; dewyl de Autheur zig bestendig aen een beredeneerden leidraed houd, en de bescheidenheid steeds in acht neemt. - Tot een voorbeeld hier van strekke zyne voorstelling, wegens het wederzydsche gevoelen over de voldoening; welker naeuwkeuriger begrip hy met regt dienstig acht, om | |
[pagina 572]
| |
de zwevende verschillen over het Leerstuk der verzoeninge wel te beoordeelen. ‘Men is, zegt hy, gewoon, zich hier omtrend op deze of dergelyke wyze uit te drukken. Kristus heeft in zyn lyden eene straffe gedraagen, volkomen evenredig met de zonden, tot welker verzoening het geschikt was. Kristus, zegt men, was, in een allereigenlyksten zin, de Borge der uitverkoorenen; hunne zonden heeft hy in eenen eigenlyken zin op zich genomen; dezelve wierden hem in Gods gericht eigenlyk toegereekend; hy wierdt van den Opperrichter aangezien en behandelt als alle de Zonden van uitverkoorenen voor zyne Rekening hebbende. God heeft hem, ter voldoening aan zyne Geregtigheid, eene straffe opgelegd, op het naauwkeurigst geschikt, naar de zonden, welker verzoening hy op zich hadde genomen. Jezus heeft in zyn lyden in het Goddelyk gericht eenen prys opgebragt, volmaakt geëvenredigd naar de schuld, voor welke hy Borge was geworden. Jezus, deeze straffe geleeden hebbende, zyn alle die zonden, om welke hy gestorven is, daadelyk verzoend, en zo uitgewischt, als of ze nooit bedreeven waren. 't Is daarom ook onmogelyk, dat zulk een mensch, wiens plaats Jezus heeft bekleed, immer eenige straffe der zonden ondergaa, om dat Jezus alle straffe, die het hooge Gods recht eischte, voor hem geleeden heeft; 't is daarom onmogelyk, dat zulken, voor welken Jezus heeft voldaan, zouden verlooren gaan; en Gods toorn in het verderf ondervinden, om dat Jezus alles, wat zy schuldig waren, tot den laatsten kwadrantpenning heeft betaald; zo dat God, die hun rechter is, naar de hoogste rechtvaardigheid, schuldig is, hun de zonde te vergeeven: Ja dat God tweemaal betaaling zoude eischen, en tweemaal de zonde zou straffen, indien 'er iemand van dezulken verlooren ging. - Men houdt zich, zo als duidelyk is te zien, in het ontwikkelen zyner gedachten hier, omtrend, stipt aan de denkbeelden, die de woorden van Borg, prys, koopen en rantsoen geeven; Men verstaat die zinnebeeldige spreekwyzen, van welke de Bybel zich bedient, eigenlyk; en men bouwt op dezelve zyn geheel stelzel. - Zy voegen 'er by, dat Jezus, uit kracht van die verklaaring, welke God gedaan heeft, doet dat en gy zult leeven, met eene volmaakte gehoorzaamheid aan de zedelyke wet, het eeuwig leven als een loon verdiend heeft, voor allen, welker plaats hy bekleedde. De Heer, zo als men gemeenlyk spreekt, had | |
[pagina 573]
| |
een verbond met het menschdom gemaakt, volgens 't welk het eeuwig Leven het Loon zou zyn van de gehoorzaamheid aan zyne geboden. Alle menschen, bedorven door de zonde, waren onvermogend, om langs dien weg in de bezitting van het eeuwig leven te geraaken. Kristus heeft dit in de plaats der uitverkoorenen gedaan. God is dan, naar het gemaakt verdrag, en naar zyne gedaane beloften, het Leven schuldig, aan allen, welker plaats Jezus bekleed heeft. Het eeuwig leven komt zulken toe. God moet hen, naar de hoogste rechtvaardigheid, stellen in deszelvs bezitting. Zy hebben, geloovende in Jezus, recht op het eeuwig Leven, om dat Jezus, in hunne plaats die gehoorzaamheid geoefend heeft, waarop God zelf het eeuwig Leven als een Loon beloofd heeft.’ - Onze Autheur op dit voorstel, inzonderheid zo ver het de daedlyke gehoorzaemheid van Kristus betreft, enige aenmerkingen gemaekt hebbende, om deszelfs onaenneemlykheid te toonen, draegt daer op de denkwyze van hem en anderen deswegens aldus voor. ‘'t Zal minder gezocht zyn, wanneer wy hier omtrend, met anderen, op de volgende wyze denken. Jezus Heilig bestaan en Leven was een noodzaakelyk voorvereischte. Zonder heilig te zyn, geheel onbesmet van handel en wandel, konde hy geen Middelaar zyn, zonder dat was hy niet geschikt om de plaatsbekleeder van anderen te weezen. Zonder eene nederige en gehoorzaame onderwerping aan den wille zyns Vaders konde zyn Lyden niet aangenaam zyn in de oogen van den Oppertichter. - Jezus voldoening moet alleen bepaald worden tot Jezus bloedige gehoorzaamheid, tot zyn Lyden. Alles wat hy verworven heeft, heeft hy daarmede verworven; en alles wat zondaars om Jezus wille ontfangen, ontfangen zy daarom. Zyne heiligheid en gewillige onderwerping aan zynen Vader is daaronder dan wel begreepen, doch niet als zoo iets, waardoor aan eenen anderen eisch der Wet is genoeg gedaan, als door zyn Lyden geschied is; maar als noodzaakelyke vereischtens, zonder welke zyn persoon tot het Middelaarswerk ongeschikt zyn zou, en zonder welke zyn lyden ter verzoening van de zonden niets zou vermogen. Door zyn Lyden, 't welk hy heilig en onbevlekt in zichzelven heeft ondergaan, en waartoe hy zich met eene volkomene gewilligheid en gehoorzaamheid aan zynen Vader beest overgegeeven, daarmede heeft hy eene volmaakte verzoening te wege ge- | |
[pagina 574]
| |
bragt. Wanneer een zondaar, zyne zonde betreurende, en zich bekeerende, gelooft, worden zyne zonden hem kwyt gescholden. De genieting van de Goddelyke gunst, in zulk een staat, als God daartoe bepaald heeft, is een gevolg van de vergeeving der zonden. Wanneer des menschen schuld is uitgedelgd, en wanneer hy met God verzoend is, dan is hy ook van zelve een deelgenoot van Gods gemeenschap; terwyl eene waare boetvaardigheid een noodzaakelyk voorvereischte blyft, zonder 't welk niemand met God verzoend kan zyn; en een deugdzaam en Godzalig leven noodzaakelyk blyft, niet alleen om daar mede dankbaarheid te betoonen, maar ook om een voorwerp der Goddelyke gunst te zyn, 't welk men, zonder dat, niet weezen kan.’ Verder brengt de Autheur ook zyne aenmerkingen tegen het opgemelde voorstel te berde, zo ver het bepaeldlyk de gedachten dier Godgeleerden behelst, omtrent de voldoening, welke Jezus met het lyden der straffe heeft gegeven. Ter dier gelegenheid handelt hy ook wel byzonder over de uitgestrektheid van Jezus voldoening, die men, zyns oordeels, niet tot sommige persoonen moet bepalen, maer algemeen begrypen, ten goede voor 't menschelyk geslacht; des men rondborstig kunnen zeggen, dat Jezus voor allen voldaen heeft, wanneer men den aert van zyne voldoening maer recht begrypt; welken aengaende de Autheur zich in dezer voege verklaert. ‘Om ons hier van rechte en op Gods Woord gegronde bevattingen te maaken, merken wy, voor eerst, aan, dat wy de denkbeelden van schuld, van naauwkeurige betaaling, van prys, van koopen, waaraan wy zo gewoon zyn, moeten daar laatenGa naar voetnoot(*). Wanneer wy deeze zinne- | |
[pagina 575]
| |
beeldige uitdrukkingen, tegen derzelver oogmerk, aanzien, als zulke, die ons den innerlyken aart deezer zaake zo juist verklaaren; en wanneer wy uit de denkbeelden, die ons die woorden geeven, ons stelzel formen, dan moeten wy noodzaakelyk vervallen tot zulke gedachten omtrent Gods rechtvaardigheid en de voldoening aan dezelve, die noch uit de reden, noch uit den Bybel, konnen beweezen worden, ja die ongerymd zyn. Deeze zo gewoone denkbeelden moeten wy derhalven ter zyden stellen. Ten tweeden, wy moeten integendeel de voldoening aanmerken, zo als ze in waarheid is, als eene Opluistering van Gods volmaaktheden, - als eene Openbaaring van 't Godlyk ongenoegen tegen de zonde. Jezus moeten wy juist niet beschouwen als eenen eigenlyken borg, wien nauwkeurig zo veele zonden en niet meer waren toegerekend, of als zulk een, die eene straffe moest lyden, net evenredig met de schuld, die op hem gelegd was: maar als zulk eenen, wien God verordend had, om in hem zynen toorn tegen de zonde te openbaaren, als den plaatsbekleeder van 't menschdom, in wiens perzoon de Rigter van Hemel en aarde de wraak oeffende over de zonde; met welke Adams nakomelingen zyne hoogheid beledigd hebben: - in wiens lyden de Heer een openlyk bewys gaf, van het heilig en rechtvaardig ongenoegen, 't welk hy tegen de zonde hadde opgevat. Jezus heeft dan eigenlyk geen straffe ge- | |
[pagina 576]
| |
leeden, die evenredig was, met de zonden van alle menschen; maar Gods majesteit, en alle Gods volmaaktheden, zyn in Jezus op eene uitneemende wyze verheerlykt. - Ten derden, het naast gevolg dan, 't welk Jezus gehoorzaamheid voor het menschdom heeft, is, dat God zich met de wereld verzoend heeft. De zonde maakte eene scheiding tusschen God en den mensch. Is God zo heilig, zo rein van oogen; de zonde sloot dan den mensch buiten Gods gunst en gemeinschap. Gods wysheid liet niet toe, aan zondaars vergeeving te verleenen, ten zy eerst Gods volmaaktheden verheerlykt waren. Dit is geschied in Kristus. En dit geschied zynde, zyn alle dingen by God gereed. God is verzoend, hoe heilig onze Opperheer is, hy kan en wil, om de verheerlyking zyner deugden, in Kristus genade bewyzen, en overtreeders zyner geboden, wanneer ze maar gelooven en zich bekeeren, tot deelgenooten zyner gunst maaken. Met ons zulk een begrip van den aart der voldoening, en van derzelver uitgestrektheid tot het geheele menschdom te maaken, ontwyken wy de meeste zwaarigheden, die anders tegen eene algemeene verzoening konnen gemaakt worden. Wanneer wy Jezus voldoening ons niet voorstellen als zulk eene naauwkeurige betaaling van de gemaakte schuld, of als eene nette vervulling van den eisch van het verbond der werken, waardoor het Leven, 't welk men wil dat in dat Verbond beloofd was, verdient is; maar men dezelve begrypt als een opluistering van Gods volmaaktheden; dan kan men niet zeggen, dat alle menschen ook moesten zalig worden, wanneer Jezus voldoening ten goede van 't menschdom was; dewyl deeze tegenwerping eeniglyk voortkomt, uit de bevatting, welke men zich van de voldoening maakt, naar de oneigenlyke uitdrukkingen van koopen, van schuldbetaaling &c. verdienen en toepassen, kunnen dan wel van elkanderen gescheiden worden. 'Er heeft dan geen verdienen plaats. Niets anders is door Jezus voldoening te wege gebragt, als dat de scheiding, welke de zonde gemaakt heeft, is weggenomen, en dat God met menschen, die tegen hem gezondigd hebben, in genade handelen wil. Alle zwaarigheid zelfs, die uit de eeuwige verkiezing, tegen de algemeene voldoening, gemaakt wordt, vervalt dan ook, wanneer men maar de denkbeelden van prys en eene juiste betaaling ter zyde stelt. Het zou zeker tegen de Godlyke wysheid zyn, de | |
[pagina 577]
| |
schulden van allen te laaten betaalen, en echter weinigen om deeze gegeevene betaaling te ontslaan, of eene straffe te oeffenen, die opwoog tegen de zonden van allen, en echter weinigen van de straffe der zonden te ontheffen. Doch wanneer wy deeze begrippen daar laaten, en wy ons de voldoening voorstellen, als eene verheerlyking van Gods deugden, dan krygt de zaak eene geheel andere gedaante. Dan immers was 'er het zelvde noodig ter zaliging voor zommigen, 't welk tevens voor allen genoegzaam is.’ |
|