hen in 't werk gesteld, om den bedoelden invloed te verkrygen; oogende, in dit zyn voorstel, niet zo zeer, op dien algemeenen zwerm van zogenaemde Vrydenkers, die de opmerking van een verstandig Man naeuwlyks waerdig zyn, als wel op de zodanigen, die men in zekeren zin predikers van 't Ongeloof mag noemen, die het voetspoor van een Tindal, Edelman, Voltaire en dergelyken volgen. Hy maelt ons een treffend Tafereel van den Christelyken Godsdienst, als geschikt ter bevorderinge van 't geluk van een Gemenebest. Hy stelt daer tegen den heilloozen invloed van 't Ongeloof, welks hoofdbedoeling is dien heilzamen Godsdienst, uit de gemoederen der Menschen, uit te rooijen. En doet dan te gelyk zien, hoe derzulker poogingen maer al te veel geschikt zyn om allen Godsdienst, ook den natuurlyken, te verbannen; waermede dan alle zaden van Deugd verstikt worden, 't welk niet anders dan ten uiterste verderslyk kan zyn voor een Gemenebest; en wel inzonderheid, gelyk de Hoogleeraer opzetlyk toont, allernadeeligst is voor de Vaderlandliefde en den Koophandel; welke beiden een krachtigen steun vinden in den Godsdienst in 't algemeen, en vooral in den Christelyken Godsdienst, die geschikt is, om de daer toe vereischte gesteldheid, door een Volk ter deugd te brengen, te bevorderen. - Zie hier, ten besluite van dit Artikel, het opgemelde Tafereel van dezen Godsdienst, door den Hoogleeraer gemaeld.
‘Die hemelsche Godsdienst, welke zynen verheeven naam ontleend, van deszelfs grooten Insteller, den eeuwiggezegenden, den nooit volpreezen christus, behelst eene zedeleer, welke al het geen immer, door de geroemste Wysgeeren der Heidenen over de Zedeleer geschreeven, is, zo zeer verdooft, als de glansvolle zon het licht van eene flaauwe nachttoorts. Het Euangelium niet alleenleert en pryst ons aan, alle die pligten, welke wy, in alle omstandigheden en betrekkingen, Gode, ons zelven, en onzen medemenschen verschuldigd zyn; maar het leert tevens die pligten zo duidelyk, zo overredend, zo klaar, dat elk, die den Bybel leest, al aanstonds, en zonder moeite, den waaren zin en de meening daarvan vatten, en 'er uit leeren kan, hoe hy zich, in de byzondere omstandigheden zynes leevens te gedraagen hebbe. Daarenboven en wel voornaamlyk bepaalt de Christelyke Leer niet slechts onze uitwendige daden en bedryven; maar zy leert ons ook den oorsprong der gebreeken, de schuilhoeken