over spreeke. - Ten derden dage, (en hiermede begint het tweede Boek,) ontbiedt hy Joseph tot zig, om, in de tegenwoordigheid van Cornelia, met hem te spreeken.
Joseph betuigt hem zyne hartlyke genegenheid voor Cornelia, en openbaart hem tevens een droom, die hem tot den Christelyken Godsdienst, als Jooden en Heidenen vereenigende, scheen te roepen; waarop Cornelius hem ook de verschyning des Engels aan hem verhaalt. Hy neemt hieruit aanleiding, om Joseph te verzoeken, dat hy hem den oorsprong en de natuur van den Joodschen Godsdienst ontvouwe. Zulks doet Joseph, met een beknopt verslag van de lotgevallen zynes Volks; maar zonder een woord te spreeken van de verwagting der Jooden op de komst van den Messias. Cornelius leidt hem tot dat onderwerp, en dus tot dien Jesus, die zig onder hen den Messias genoemd had. Joseph meldt deswegens zyne dubbing; doch te gelyk den invloed, welken de opgemelde droom by hem had. Ook geeft hy, op de vraag van Cornelius na Petrus, dien hy ontbooden had, te kennen, dat 'er onder de aanhangers van dien Jesus een Petrus was; doch dat men moest afwagten of de benoemde persoon deeze of een ander ware. En hierop wil hy weder van zyne Liefde voor Cornelia spreeken; dan de Hoofdman stuit hem terstond, zeggende: ‘Uwe belangen verpligten mij u vaderlijk te waarschouwen voor eene liefde, die u nadeelig en hoogstverderflijk wezen zou. Het onderscheid tusschen ons is nog te groot; en uwe voorgeslagen overhelling tot den mijnen is alleen een uitwerkzel van drift, die mogelijk wel dra bekoelen zal.’.... Dit gesprek werd afgebroken door de komst van Petrus, en hier mede loopt het tweede Boek ten einde. - Het derde of laatste Boek behelst het onderhoud van Petrus met Cornelius, waarin die Apostel byzonderlyk den Hoofdman een verslag geeft van 's Heillands Godlyke zending, deszelfs lotgevallen, en den inhoud zyner
Leere. Dit heeft ten gevolge, dat Cornelius en de zynen, mitsgaders de Joodsche Jongeling, den Christelyken Godsdienst omhelzen, en vervolgens het Doopzel ontvangen; waarop de Hoosdman ook zyne toestemming geeft tot de vervulling der wenschen van Joseph en Cornelia. Laastlyk wordt dit Stuk beslooten met eene melding van de onderhouding des Avondmaals, by welke gelegenheid Petrus zig in dezervoege uit. - ‘Groote God! Vader van Jesus Christus, den Zaligmaaker der Waereld! Hoe gelukkig maakt