kunnen slaan op betaamelijke begrippen van Godsdienst of van den waaren God. Even als de Manicheen, in de vroegste tijden van het Christendom, schijnen zij twee Beginzels, het eene goed, het andere kwaad, te aanbidden. De Zon houden zij voor het goede, en de Maan voor het kwaade Beginzel. Dit schijnt eenige overeenkomst te hebben met het gevoelen der Ouden, welke alle schadelijke en heillooze uitwerkzels aan de Maan toeschreeven.
De Wilden, van welke wij thans handelen, schijnen de Zon aan te merken als den Opperheer van 't Heelal: want zij offeren haar Tabak, in plaats van Wierook; dit noemen zij de Zon rooken. Op de volgende wijze wordt deeze plegtigheid volvoerd.
De hoofden der huisgezinnen vergaderen met het aanbreeken van den dag, ten huize van eenen det aanzienlijkste Landzaaten. Deeze ontsteekt den Tabak, en offert denzelven aan de Zon. Met beide handen dit kruid beweegende met den loop der Zonne, zendt hij, ten zelfden tijde, tot haar zijne gebeden op, smeekt om haare bescherming, bidt haar, dat zij hem het verstand wil verlichten en bestuuren, en draagt alle de gezinnen van het gewest aan haare zorge op. Naa dit alles rookt het Opperhoofd den Tabak, en deelt dien, aan elk der aanweezenden, beurtelings mede.
Calumet is de naam van het werktuig, waarvan zij, tot het Godsdienstig rooken, zich bedienen. Het is eene soort van zeer langen Pijp van roode aarde gemaakt, versierd met de hoofden van Houtsnippen, en eene soort van Eendvogels, die op boomen nestelen. De hoofden deeze Vogelen zijn van de schoonste scharlaken kleur, welke men zich kan verbeelden; niet minder sraai zijn alle hunne overige vederen.
Midden op den buis, of het lichaam van de Calumet, maaken zij zekere vederen vast, genomen van den vlerk eens Vogels, Kibon bij hen genaamd, die veele gelijkheid met een Arend heeft. Altoos wordt de Calumet gebruikt, zo dikmaals zij een Kruistogt zullen onderneemen.
Eene naauwkeurige beschrijving van de Calumet, ontmoeten wij bij Vader hennepin, een geleerd Jesuit, die deeze gewesten bezogt, en 'er eenige jaaren vertoefd heeft. Het is, dus schrijft hij, een groote Tabakspijp, van rood, wit of smart marmer, veel gelijkende naar een Heirbijl, met een zeer gladden kop. De buis, die ongeveer derdehalf voet lang is, is gemaakt van sterk riet of rotting, met veeren van allerlei kleuren bezet, door