| |
| |
| |
Nederlandsche Reizen tot bevordering van den Koophandel, na de meest afgelegene Gewesten des Aardkloots. Doormengd met vreemde Lotgevallen, en menigvuldige gevaaren, die de Nederlandsche Reizigers hebben doorgestaan. Met Plaaten. Derde Deel. Te Amsterdam, by P. Conradi, en te Harlingen, by V.v.d. Plaats, 1784. In gr. octavo, 224 bladz.
Zeven onderscheiden Reistogten der Nederlanders, naar de Oostindiën, zyn in dit derde Deel byeen verzameld; te weeten. Een tweede togt van den Admiraal Jacob van Neck, geduurende de jaaren 1600-1604. Een Scheepstogt van den Admiraal Stephen van der Hagen, gedaan in de jaaren 1599-1601. Eene Reis van twee Hollandsche Schepen, byzonder na het Koningryk Achem, in de jaaren 1600 en 1601. Een Reistogt van den Admiraal Jacob van Heemskerk, in de jaaren 1601 en 1602. Een Scheepstogt van den Admiraal Wolphart Harmanssen, geduurende de jaaren 1601-1603. Een togt van Kornelis van Veen, in de jaaren 1602-1604. En eindelyk een eerste togt onder den Admiraal Joris van Spilbergen, in de jaaren 1601-1604. De Uitgeevers deezer Reizen houden zig bestendig aan dezelfde manier van uitvoering, bepaalende zig tot het behouden van het merkwaardige, met agterlaating of inkorting, naar 't gevoeglykst geschieden kan, van 't geen min gewigtig of te langdraadig is. - Tot eene nieuwe proeve uit deeze leerryke verzameling diene het volgende berigt, nopens het Koningryk Siam, en de daaraan grenzende Gewesten.
‘Van de haven van Martavan begint de kust van het Koningryk Siam, [liggende op het Schiereiland van Indië aan deeze zyde van den Ganges,] hebbende eene uitgestrektheid van vyfhonderd mylen, en loopende tot aan de Stad Tavaïa. In overouden tyd was dit Koningryk zo magtig, dat de Oppervorst met den tytel van Keizer bekleed wilde worden. Maar toen de Koning van Pegu, in den jaare 1568, met een Leger van eenige honderdduizenden Krygslieden, zich te velde hadt begeeven, sloeg hy het beleg roudom de Hoofdstad van het Koninkryk, die insgelyks den naam van Siam voert. Het beleg duurde twee jaaren, en kostte den belegeraaren meer dan vyfhonderdduizend man. Ten langen laatste wierdt de Stad door verraad bemagtigd. - Aanleiding tot deezen bloedi- | |
| |
gen en veelkostenden oorlog gaf het volgende beuzelagtige voorval. De Koning van Siam hadt twee witte Elefanten. De Peguaanen, welke deeze dieren een godsdienstigen eerbied toedraagen, vernomen hebbende, dat in Siam twee witte Elefanten waren, zonden Gezanten derwaarts, om dezelve te koopen, tot wat prys het ook mogt weezen. Doch de Koning van Siam hadt hier geene ooren na. Die van Pegu, over deeze weigering in arren moede ontstoken, trok hierop te velde, en maakte zich niet slegts door geweld meester van de Elefanten, maar maakte het geheele land schattingschuldig, naa dat hy alvoorens een gedeelte van den Adel hadt doen ombrengen, de andere gevanklyk weggevoerd, en alle hunne schatten en kostbaarheden na zyn eigen land gezonden hadt. Op het berigt, dat zyne Hoofdstad in 's Vyands handen was gevallen, nam de Koning vergif in, en maakte alzo een einde van zyn leeven.
De grond deezes Koninkryks is gedeeltelyk vlak en effen, gedeeltelyk bergagtig. Overal is hy vrugtbaar in Weilanden en verscheiden andere dingen; doorgaans aangenaam, vet, overvloeiende van Ryst en andere leevensnoodwendigheden; leverende, onder andere, zeer veel Peper, die van eene goede soort is. De bergen geeven Goud, Zilver, Tin en verscheiden andere metaalen. Men ontmoet 'er ook veele Paarden en Elefanten.
In 't algemeen zyn de Landzaaten genegen tot vleeschlyken wellust, overdaad en brassery. Zy gaan zeer pragtig gekleed; bykans allen beroemen zich van Adelyke afkomste te weezen. Zy oeffenen geenerhande Ambagten of Handwerken, maar laaten dezelve voor hunne Slaaven over. Zeer zyn zy gesteld op de Muzyk. Zy hebben openbaare Schoolen, alwaar de Jeugd in de Wetten des Koninkryks en in den Godsdienst, in de gemeene landtaale, onderweezen wordt.
Zy betoonen godsdienstigen eerbied aan verscheiden soorten van Afgoden, voornaamlyk, aan de vier Elementen; hierom begeeren zy doorgaans, na hunnen dood, begraaven te worden in die Hoofdstoffe, welke zy, by hun leeven, inzonderheid gediend hebben. Zy, die de Aarde bovenal hebben aangebeeden, worden 'er in begraaven. De vereerders van het Vuur begeeren verbrand te worden. In het Water worden dezulken geworpen, die het als hunne Godheid gediend hebben. En Luchtvereerders
| |
| |
worden opgehangen, om door de vogelen gegeeten te worden.
De muuren der Hoofdstad, naar welke het geheele Koningryk wordt genoemd, zyn meest vervallen. Uit de overblyfzelfs, egter, is het nog duidelyk te zien, dat zy zeer sterk moeten geweest zyn. De Stad is groot, volkryk en zeer geschikt tot den Koophandel, als zynde geleegen aan eene wyde en diepe Rivier.
Behalven deeze groote Stad, ontmoet men 'er nog veele andere Steden; onder andere Camboya, leggende aan den oever eener schoone Riviere, welke in China haaren oorsprong heeft, en die, naa verscheiden andere Rivieren in haaren boezem te hebben ontvangen, een Meir formeert, 't welk meer dan tweehonderd mylen in zynen omtrek beslaat.
De Siammeezen zyn Afgodendienaars, goede Soldaaten en Zeelieden, doch zeer beestagtig van leevenswyze: want zy gelooven dat menschen en beesten weezens van eene zelfde soort zyn. De Vrouwen worden te gader met de Lyken hunner Mannen verbrand. By het overlyden van den Koning, werpen zich niet alleen zyne Vrouwen, maar ook een goed aantal Ryksgrooten, uit eigen beweeging, op den Houtstapel, op welken zyn Lyk verbrand wordt.
Campan is insgelyks eene Zeestad, in het zelfde Koninkryk geleegen. Van hier koomt het beste Aloë-hout, 't welk, by alle Oostersche Volken, in geene mindere waarde dan Zilver wordt gehouden. Het wordt gebruikt tot het verbranden van de Lyken der Koningen, Prinssen en andere groote Heeren.
In het Zuidlykste gedeelte van het Koninkryk legt eene Stad, Sincapura genaamd, tegen over eenen Uithoek of voorgebergte, 't welk, naar den naam der Stad, Kaap-Sincapura wordt geheeten. Van hier koomen zeer veel Paarden en Elefanten. Ook ontmoet men in de wildernissen zeer veele Leeuwen, Tygers, Aapen, Meerkatten en meer andere dieren.
Uit de Schriften van ferdinand mendez pinto, een kundig en oplettend Portugeesch Reiziger door het Oosten, tekenen wy hier aan, dat de Hoofdstad van het Keizerryk Sornau, in deeze gewesten doorgaans bekend by den naam van Siam, Odiaa wordt genaamd, en dat ten zynen tyde, dat wil zeggen, in den jaare 1540, de Keizer aldaar zyn Hof hieldt.
Volgens deezen Schryver beslaat het Keizerryk in de
| |
| |
lengte 700 Spaansche mylen, en in zyne grootste breedte 160 mylen. Meestal is de grond laag; doch de landeryen worden wel bebouwd, en door schoone rivieren besproeid. Zy geeven Ryst en eene menigte van andere leevensmiddelen.
De bergen zyn bedekt met boomen, van welke duizenden van allerlei soort van schepen kunnen getimmerd worden. Men vindt 'er Mynen, welke Goud, Zilver, Staal, Lood, Tin, Zwavel en Salpeter opleveren. Wyders vindt men nog in 't Land veele Zyde, Arendshout, 't welk in de Indiën wordt gebruikt tot het balzemen der Lyken, Benjoin, Lak, Anil, Katoen, Robynen en Saphyren. Aan en omtrent den Zeekant groeit veel Brasilienhout, en nog eene soort van zwart hout, van het welk alle jaaren wel honderd Jonken eene laading inneemen, en het na China, Anian en Camboja brengen. Eindelyk valt 'er ook zeer veel Honig, Wasch en Zuiker.
De inkomsten des Konings bedroegen, ten deezen tyde, jaarlyks, ruim twaalf miljoenen Dukaaten, of driehonderd en zestig Tonnen Gouds, behalven de diensten, welke de Ryksgrooten voor hem moesten verrigten, en de schattingen, die zy verpligt waren hem op te brengen; al het welk insgelyks eene zeer aanzienlyke somme beliep.
In de geheele uitgestrektheid zyns Ryksgebieds lagen zes en twintighonderd bewoonde plaatzen, bestaande uit Steden, Vlekken en groote Dorpen: want de kleine gehugten zyn hier onder niet begreepen. De meeste dier plaatzen zyn open en weerloos, en alleen van Schanspaalen omringd. De Inwoonders zyn uit den aart traag en lafhartig.
De Hoofdstad Odiaa alleen is met een Muur omgeeven. Men wil dat binnen dezelve ruim vierhonderdduizend Huisgezinnen woonen, van welke ten minste het vierde gedeelte bestaat uit Vreemdelingen, uit alle oorden en gewesten der waereld. Want vermits dit Koninkryk zeer uitgebreid, en wel geleegen is tot den koophandel op alle Indische gewesten en eilanden, verloopt 'er geen jaar, of 'er gaan en komen ten minste duizend Jonken, behalven een groot getal andere kleine vaartuigen, van welke de Rivieren en Havens onophoudelyk krielen.
De Koning noemt zichzelven Prechau Salen, zo veel betekende als Heilig Lidmaat Gods. Slegts tweemaal 's jaars verschynt hy in 't openbaar, en dit geschiedt met
| |
| |
zeer veel staatelykheids. Nogthans erkent hy de opperheerschappy des Keizers van China, aan wien hy hulde betoont, en eene schatting betaalt voor de vryheid om zyne Jonken te mogen zenden na de Haven van Combai, en aldaar handel te dryven.
Behalven de koopmanschappen en levensbehoeften, van welke wy boven reeds gesproken hebben, levert dit land zeer veel Peper, Gember, Kaneel, Kamfer, Canne Fistula, Tamarinden en Kardamon; met waarheid mag het derhalven genoemd worden, een der beste en rykste Koninkryken der geheele waereld.
Aan Siam grenst het Koninkryk Tanassarin. De Stad van dien naam wordt veel bezogt van de Portugeezen, die 'er eenen sterken handel dryven. Zy is de stapelplaats der goederen, welke uit Pegu en Siam koomen, en aldaar worden zamengebragt, om na Malacca verzonden te worden. Men vindt 'er, onder andere, veel Indiaanschen Brandewyn, die van Kokosnooten wordt gestookt. Op verscheiden andere plaatzen van de Indiën, en voornaamlyk te Goa, wordt deeze drank bereid; doch die van Tanassarin wordt voor de beste gehouden. De Indiaansche Vrouwen zyn zeer verslingerd op deezen drank, en drinken dien greetig, wanneer zy het kunnen doen buiten weeten van hunne Mannen, want voor deeze schaamen zy zich dien drank te gebruiken.
Het Koningryk Tanassarin staat tegenwoordig op zichzelf. Voormaals plagt het schattingschuldig te zyn aan den Keizer van Siam, wiens sterkte en rykdommen merkelyk verminderd zyn, zints de Oorlogen, welke hy gevoerd heeft tegen den Koning van Pegu, aan wien hy zelve thans eene jaarlyksche schatting moet betaalen.
Van zynen kant, egter, voert de Koning van Siam een zeker oppergebiedt over Camboya, Jagoma en de geheele streek lands Patana, te weeten van de Oostzyde van den Hoek van Malacca tot aan Pahan. Tot een blyk van afhankelykheid zenden de Koningen dier gewesten jaarlyksche geschenken aan zyne Siamsche Majesteit. Om den band van afhankelykheid en wederzydsche verbintenisse te vaster toe te haalen, zenden de opgemelde Vorsten eenige hunner kinderen ten Hove, in schyn om aldaar opgevoed, dat is, in de daad, om als een onderpand van getrouwheid bewaard te worden.’ |
|