tigd heeft, draagt hy natuurlyk ook liefde toe. Want zo lang als iemand zichzelven bemint, bemint hy ook wel degelyk het Vaderland, 't welke hy zelf voor zich heeft uitgekoozen.’ - Het komt 'er nu maar op aan, dat hy deeze liefdedrift, overeenkomstig met de redelyke en gezellige natuur der menschen, bestuure.
Hier toe is ten hoogsten noodig, dat men den waaren aart van een Burgerstaat grondig kenne; het welk den Hoogleeraar noopt, om dien ten duidelykste te ontvouwen; waaruit hy dan de byzondere pligten van het Patriotismus ten bondigste afleidt, en ten kragtigste voordraagt: besluitende verder zyne Redenvoering met naar zyne omstandigheden gepaste Aanspraaken. - Om den Leezer nog eene Les uit 's Mans Patriottische voorstellingen mede te deelen, zullen wy hem de volgende onder 't oog brengen.
‘Wy behooren de rechten van 't Menschdom, die Natuurlyke rechten, welken aan allen toekomen, om dat zy menschen zyn, naauwkeurig te beoefenen, by elke voorkomende gelegenheid gade slaan, aan allen op gelyken voet te vergunnen, en niemand dezelve te ontneemen. Want deeze zyn rechten, die aan geene verandering onderheevig, van geene omwenteling in burgerlyke zaaken afhankelyk zyn. Deeze rechten derhalven, die in elk mensch, om zo te spreeken, zeer vast zyn ingeworteld, en niet van hem kunnen afgescheurd worden, deeze heeft het Volk noch kunnen noch willen aan het goeddunken van een' ander onderwerpen. - En zo het dit al had willen doen, zou het zottelyk gehandeld hebben, en het verdrag van een onzinnig Volk kan den Nazaat niet verbinden: ook is het Volk zelve, 't welke zulke rechten, waarover geen Mensch vryheid heeft om te beschikken, aan anderen opdraagt, door zulk een verdrag niet verbonden; noch kan ook de Vorst, gelyk men hem noemt, uit zulk eene onzinnige overdracht van rechten, die niet van de menschlyke beschikking afhangen, en gedaan is van een dom en onbezonnen Volk, nimmer eenig recht om te heerschen verkrygen, 't welk altoos verhinderd wordt, door de verpligting, welke op het overdraagende Volk ligt, om dat verdrag te herroepen, als 't welk het algemeene welzyn van 't Menschdom belemmert, omkeert en vernielt; en 't welk dus op geen recht gegrond is, dewyl, gelyk de schrandere Hutcheson wel zegt, het verdrag zelve ondeugend is. Want deeze allerheiligste rechten zyn aan geene schikkingen van den burgerstaat onderworpen, dat is, kunnen niet door