Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1784
(1784)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijWaarneemingen over de Vuurbergen in Italie, Sicilie, en omstreeks den Rhyn. Alsmede over de Aardbeevingen, voorgevallen in Italie, 1783, door den Heer W. Hamilton, Ridder van het Bad, Lid der Koninglyke Maatsch. en buitengewoon Afgevaardigden des Konings van Groot-Britannie aan 't Hof van Napels. Met aanmerkingen van den Heere Abt Giraud Soulavie. Uit het Engelsch en Fransch vertaald. Te Amsterdam, by J. Yntema, 1784. Behalven het Voorwerk, 552 bladz. in gr. 8vo.Niets bevordert meer den bloei en den voortgang der Weetenschappen, dan dat Mannen van aanzien en gezag, die de luisterrykste posten in den Staat bekleeden, de ledige oogenblikken hunner gewigtige bezigheden aan derzelver beoefeninge besteeden. En zodanig een is by uitstek de hier bovengenoemde Heer Hamilton; die, terwyl hy zyn post van buitengewoon afgevaardigden van 't Britsche Hof aan dat van Napels, zedert bykans twintig jaaren, als Staatsman, met ongemeenen luister, bekleedde, tevens als Natuurkenner, voorlang by alle deskundigen een onstervelyken roem verwierf. Deeze zo geagte Heer verleent ons in dit Boekdeel een schat van waarneemingen, die ter ophelderinge van de Natuurlyke Historie des Aardbodems van veel belang zyn. Zyn Ed. heeft dezelve opgetekend, geduurende zyne geleerde reizen door Italie; in welken hy bovenal het oog gevestigd hield op de ontzaglyke Natuurverschynzelen, welken dat Land ten overvloede uitlevert, en die vóór hem niet dan zeer gebrekkig beschouwd waren. De oorsprong der Vuurbergen; de verschynzelen, welken zig daarby opdoen; de gevolgen die deeze groote gebeurtenissen op de omliggende landstreeken hebben; de eigenlyke natuur van 't aardryk zelve, welke gedeeltelyk als gevolgen, gedeeltelyk als oorzaaken, deezer vuurspuwende Bergen beschouwd moet worden, zyn onderwerpen, waaromtrent de Wysgeeren veele gissingen te berde gebragt hebben. Maar men is 'er veelal niet zeer over voldaan | |
[pagina 419]
| |
geweest; dewyl ze grootlyks steunden op enkele bezigtigingen ter loops gedaan, of zelfs op berigten van reizigers, die gemeenlyk de zaaken maar oppervlakkig bezien, en met hunne aandagt by de uiterlyke verschynzels hangen blyven. ‘Het is te beklaagen,’ zegt Hamilton deswegens met regt, ‘dat zy, die het meest geschreven hebben over de Natuurlyke Historie, hunne toevlucht niet genomen hebben, tot de waarneemingen, op de plaatzen zelve gedaan; maar dat zy, al te ligtvaardiglyk, stelsels hebben aangenomen, die, misschien, in de boekvertrekken, met even weinig ervarenheid als gegrondheid, gevormd waren. Naarmaate deeze stelzels met meerdere schranderheid zyn voorgedragen, hebben zy ons meer van de waarheid verwyderd: zy hebben dwaaling op dwaaling gehoopt.’ - Onze doorlugtige Schryver, overtuigd van het gevaar van zodanige Stelzels aan te neemen, heeft een veiliger weg ingeslaagen, om de geheimen der Natuur, zo veel mogelyk, te ontdekken. Hy heeft de merkwaardigste Vuurbergen in Italie zelf bezogt; de ontzachlyke gebeurtenissen der Natuur aldaar van naby gezien; en inzonderheid de verschynzelen, uitwerkzelen en voortbrengzelen van den Vesuvius met eene ongemeene oplettendheid nagespeurd. Zyne weetlust bepaalde zig intusschen niet tot deezen alleen; hy bezogt ook den Etna op Sicilie, de Vuurbergen der Liparische Eilanden, en ieder plek van eene groote uitgestrektheid lands, rondsom de Hoofdstad des Napelschen Ryks: vergelykende tevens alomme de voortbrengzelen der Vuurbergen, met den aart van den omgelegen grond. Zyne Ed. heeft deeze zyne waarneemingen van tyd tot tyd medegedeeld aan de Koninglyke Maatschappy te Londen, die dezelven in haare Wysgeerige Verhandelingen plaatste. Voorts heeft hy die byzondere Brieven byeenverzameld, en ze met eene nevensgaande Fransche Vertaaling in 't licht gegeeven, welke uitgave met een aantal van overkeurige en juist gecoleurde aftekeningen pronkt. Ook heeft men in 't Engelsch, uit de Wysgeerige Verhandelingen, eene verzameling dier Brieven gemeen gemaakt. En vervolgens is 'er, onder het opzigt van den Heer Abt Giraud Soulavie, eene afzonderlyke uitgave der opgemelde Fransche Vertaalinge dier Brieven, met agterlaatinge der kostbaare PlaatenGa naar voetnoot(*), te voorschyn gekomen; waar- | |
[pagina 420]
| |
by, behalven des Abts oordeelkundige Aantekeningen, ook nog twee Brieven van den Heer Hamilton gevoegd zyn. Men vindt van dit alles een breeder verslag, in de Voorrede des Vertaalers der Nederduitsche Uitgave, welke wy thans onder handen hebben; waar in ons ook gemeld wordt, dat men dien Franschen Druk, welke in 't jaar 1782 het licht zag, in deeze hoofdzaaklyk gevolgd heeft; egter zo, dat men ze overal vergeleken hebbe, met de bovengemelde Engelsche Verzameling, terwyl men tevens het oog sloeg op de Wysgeerige Verhandelingen; waaruit mede nog eenige vermeerderingen ontstaan zyn. - Ook heeft de geleerde Nederduitsche Vertaaler, (die de Latynsche en Grieksche aangehaalde plaatzen nagezien, en 'er doorgaans zyne vertaaling by gevoegd heeft,) het Werk hier en daar met eenige leezenswaardige Aantekeningen verrykt, welken ter ophelderinge van zommige plaatzen dienen kunnen. - Hieruit is af te neemen, dat deeze Nederduitsche afgifte den gemelden Franschen druk niet weinig overtreft; maar 't geen haar nog meer den voorrang geeft, is eene hierbygevoegde beschryving van den Heer Hamilton, nopens den toestand van het ongelukkige Calabrie, zo als hy denzelven vond, wanneer hy dit Landschap bezogt, in 't jaar 1783; kort na dat het zelve, door de geweldigste Aardbeevingen, zo deerlyk geteisterd was. En deeze beschryving gaat nog vergezeld van een Brief des Graaven Francisco Ippolito aan den Heere Hamilton over het zelfde onderwerp. - Deeze Nederduitsche uitgave, op zodanig eene wyze uitgevoerd, behelst dus alles, wat de Heer Hamilton deswegens opgetekend heeft; en te gelyk het voornaamste, dat de beroemdste naspoorers der Natuurlyke Historie over dit Stuk voorgedraagen hebben; van waar dit Werk, met oordeel, op een onpartydig onderzoek gegrond, vervaardigd, zeer veele, geheel nieuwe en gewigtige waarneemingen bevat, die alle de zodanigen, welke lust hebben tot onderzoekingen van die natuur, met een leerzaam vermaak zullen kunnen nagaan. Wel inzonderheid is de Ridder Hamilton, door den zamenloop zyner herhaalde naspooringen, op goede gronden, tot het volgende aanmerkelyk besluit gebragt. - Dat de eigenlyke brandplaats der Vuurbergen zeer veel dieper onder de aarde ligt, dan de meesten, zelfs van de Wysgeeren, zig tot nog verbeeld hebben. Dat een zeer groot gedeelte van het vaste Land, en verscheiden Eilan- | |
[pagina 421]
| |
den, hunnen oorsprong verschuldigd zyn aan vuurspuwingen, die, op den bodem der Zee begonnen, allengskens hoogten en droogten veroorzaakten, op plaatzen, welken te vooren door het Zeewater bedekt werden. En dat waarschynlyk veele voortbrengzels van het Ryk der Delfstoffen alleen door dezelven ontstaan zyn. - Om den Leezer dit denkbeeld, en deszelfs gegrondheid, eenigermaate duidelyker voor te stellen, zullen wy hier nog plaatzen, het geen de Heer Hamilton deswegens schryst aan 't einde van zyn berigt, raakende zyne waarneemingen in Calabrie. ‘Eer ik, (zegt hy,) myn afscheid neeme, zal ik de uitkoomst myner waarneemingen in Calabrie en Sicilie, in een kort bestek by een brengen, en u de redenen voordraagen, waarom ik geloove, dat de tegenwoordige Aardbeevingen veroorzaakt zyn, door de werkinge van eenen onderaardschen VuurmondGa naar voetnoot(*), wiens zitplaats zeer diep schynt te liggen, het zy onder den bodem der Zee, tusschen het Eiland Stromboli en de kust van Calabrie, het zy onder de streeken der vlakte aan den kant van Oppido en Terra Nuova. Indien gy op eene Kaart van Italie, met eenen passer, op de schaal der Italiaansche mylen, 22 afmat, en dan uw middelpunt bepaalende in de Stad Oppido, (welke my toescheen de plaats te zyn, alwaar de Aardbeeving haare grootste kracht geoeffend had) eenen kring beschreeft, (wiens straalen, gelyk ik zo even zeide, 22 mylen lang zullen zyn) zoudt gy daarin besluiten, alle Steden en Dorpen, die te eenemaal verwoest zyn, en de plaatzen, op welke de meeste menschen het leeven hebben verloren, en de meeste zichtbaare veranderingen op de oppervlakte der aarde gebeurd zyn. Open dan uwen passer, op dezelfde schaal, tot op 72 mylen, hetzelfde middelpunt behoudende, en trek eenen anderen kring, en gy zult de geheele streek insluiten, die eenig blyk draagt, van door de Aardbeevinge iets geleden te hebben. Ik bemerkte duidelyk eene trapswyze opklimming in de schade, welke aan de gebouwen geschied was, zo wel als in het getal der omgekomenen, naarmaate de plaatzen meer of min verre waren afgelegen van dit onderstelde middelpunt des kwaads. Eene omstandigheid, in het byzonder, merkte ik op, dat, naamelyk, wanneer twee Steden op eenen gelyken afstand van dit middelpunt gelegen waren, maar de eene op eenen heuvel, de andere in de vlakte of in eene laag- | |
[pagina 422]
| |
te, de laatste altoos veel meer had geleden door de schokken der Aardbeevingen, dan de eerste; een genoegzaam bewys voor my, dat de oorzaak van beneden kwam, daar dit natuurlyk zulk eene uitwerking moest hebben. En ik hebbe reden om te gelooven, dat, indien de bodem der Zee konde gezien worden, dezelve, als zo veel nader zynde aan het onderaardsche vuur, dat de oorzaakGa naar voetnoot(*) der Aardbeevinge was, zoude bevonden worden nog meer geleden te hebben, dan de vlakte zelve. Maar (gelyk gy vinden zult in de berichten, raakende deeze Aardbeevinge, die op de pers, en zeer talryk zyn) de Wysgeeren, die niet gemaklyk hunne oude Stelsels opgeeven, doen de tegenwoordige Aardbeevingen voortkoomen, van de hoogten van het Apennynsche Gebergte, die Calabria Ultra doorloopen, gelyk den Monte Dejo, Monte Caulone, en Aspramonte. Ik wenschte wel hun deeze eenvoudige vraag te doen: Zyn de AEolische of Liparische Eilanden (die, ongetwyffeld, alle van den bodem der Zee opreezen, door de losberstingen van onderaardsch vuur, en wel in onderscheiden, en misschien zeer afgelegen, tydperken) hunne geboorte verschuldigd geweest aan het Apennynsche gebergte in Calabrie; of aan aderen van mynstoffen in de ingewanden der aarde, en onder den bodem der Zee? Stromboli, een nog daadelyk werkende vuurberg, en waarschynelyk het jongste deezer Eilanden, is niet meer dan 50 [Engelsche] mylen van die deelen van Calabrie, welke door de onlangs voorgevallen Aardbeevingen het meeste geleden hebben. De loodrechte schokken, of, in andere woorden, die, welker richting van beneden na boven was, zyn, voor de ongelukkige Steden der vlakte, de vernielendste geweest; maar kwamen dezelve van Monte Dejo, Monte Caulone, of Aspramonte? Kortom, het denkbeeld, dat ik hebbe van de tegenwoordige plaatslyke Aardbeevingen, is, dat zy veroorzaakt zyn door dezelfde soort van stoffen, welke den oorsprong gaven aan de AEolische of Liparische Eilanden, dat misschien, in den bodem der Zee eene opening gemaakt is, en waarschynelyk tusschen Stromboli en Calabria Ultra, (want allen zyn het eens, dat het onderaardsche geluid van dien kant scheen te komen;) en dat, misschien, de grondslag tot een nieuw Eiland, of tot eenen nieuwen Vuurberg, gelegd is; schoon 'er eeuwen, die voor de Natuure slechts oogenblikken zyn, kunnen verloopen, eer dezelve tot volkoomenheid geraake, | |
[pagina 423]
| |
en zich boven de oppervlakte der Zee vertoone. De Natuur is altoos werkzaam, maar haare verrichtingen worden, in het algemeen, zo geheel langzaam voortgezet, dat zy naauwlyks door sterflyke oogen kunnen bespeurd, of opgetekend worden in het korte bestek, van het geene wy de Geschiedenis noemen, hoe oud dezelve ook weezen moge. Misschien kan ook de geheele vernieling, welke ik beschreven hebbe, enkel voortgekomen zyn van de uitwaassemingen van besloten dampen, voortgebragt door de gistinge van zulke mynstoffen, als welke de VuurmondenGa naar voetnoot(*) veroorzaaken, die zich eenen wech gebaand hebben, waar zy den minsten tegenstand vonden, en natuurlyker wyze de vlakte zwaarder moeten getroffen hebben dan de hooge en vastere gronden rondom dezelve.’ Wy eindigen met de woorden van den Vertaaler, ten slot zyner Voorreden: ‘Gebruik, Leezer, het aangeboden Werk niet alleen tot eene schuldelooze uitspanning; maar ook tot vermeerdering van nuttige kundigheden; verwonder u over de verbaazende werken der Voorzienigheid, en aanbid de groote Oorzaak, welke, uit schynbaar kwaad, de heilrykste gevolgen weet voort te brengen.’ |
|