Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1784
(1784)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 412]
| |
De Historie der Jooden, van den tyd van Jesus Christus tot den tegenwoordigen tyd. Om te dienen tot een Vervolg of Derde Deel op de Werken van Flavius Josephus. Uit het Fransch vertaald. Te Amsterdam, by J.v. Gulik, 1784. Behalven de Voorrede, 696 bladz. in gr. octavo.Van het oogmerk en de manier der verkorte uitgave der Werken van flavius josephus hebben wy, met de afgifte van 't eerste Deel reeds gewag gemaaktGa naar voetnoot(*), zedert heeft men dien aangevangen arbeid, in zo verre het deezen Joodschen Schryver betreft in een tweeden Deel voltrokken; en men is daarop te raade geworden, om, by manier van Vervolg, of als een derde Deel, insgelyks een beknopt berigt te geeven van de lotgevallen der Joodsche Natie, zedert de verwoesting van Jerusalem tot op den tegenwoordigen tyd. In dit Deel verleent men ons aanvanglyk een kort verslag van den algemeenen toestand der Jooden, van hunne regeeringswyze en Leeraaren, kort na de omkeering van hunnen Kerk- en Burgerstaat; waar op de Autheur met het tweede Boek overgaat, tot eene agtervolgende ontvouwing der Geschiedenisse van dat Volk. De lotgevallen, welke die Natie, zo in 't Oosten als in 't Westen, zynde dezelve allengskens verder uitgebreid, ondergaan heeft, worden hier in eene welgeschikte orde voorgedraagen: te gelyk geeft men ons berigt van de voornaamste Mannen, die van tyd tot tyd onder dat Volk geleefd en geleerd hebben; als mede van de Verleiders of valsche Messiassen, en de verschillende Godsdienst-gezindheden welken onder hen opgekomen zyn. Laatstlyk wordt dit Werk beslooten, met een bericht van den staat der Jooden in alle de deelen der Waereld; benevens eenige aanmerkingen over de bekeering der Jooden, en de wegen welken men ten dien einde ingeslaagen is. Eene oplettende beschouwing van dit oordeelkundige verslag van den toestand der Jooden, zedert de verwerping van Jezus als den Messias, en de, agtervolgens zyne voorspelling, kort daarop gevolgde verwoesting van Stad en Tempel, levert een merkwaardig blyvend bewys voor de waarheid van den Christelyken Godsdienst; des dit Geschrift ook, buiten het Geschiedkundig, een Godsdienstig nut hebbe. Wel | |
[pagina 413]
| |
byzonder ontdekt men in het gantsche beloop dier Geschiedenisse, hoe dit Volk, in 't midden van veelvuldige wederwaardigheden, zig nog steeds gevleid hebbe met eene streelende hoop op verlossing en herstelling door de komst van den Messias. 't Is die hoop, welke hen, terwyl zy den reeds gekomen, den waaren Messias verworpen hebben, meermaals, gelyk Jezus voorzegd heeft dat geschieden zou, gehoor heeft doen geeven aan Bedriegers, die voorwendden de langverwagte Messias te zyn; waaronder, in 't afloopen der zeventiende Eeuwe, Zabathai Tzevi bovenal een zo grooten rol gespeeld heeft, dat het der moeite waardig zy het geschiedverhaal hem aangaande hier nog plaats te geeven. ‘Zyn Vader was slechts een Hoenderkooper van Aleppo, doch hy liet daarom niet na het heerschzugtig roekeloos voornemen te vormen, om te doen gelooven, dat hy de Verlosser van Israël ware, door de Propheeten beloofd, en sedert zoo een groot getal van eeuwen verwacht. Hy leerde al vroeg al het geene hy weeten moest om een zoo groote rol te speelen. Naauwelyks was hy uit de schoole gekomen, of hy gaf lessen; hy predikte op het veld in 't gezicht der Turken, die, terwyl zyne Leerlingen hem met verwondering aanhoorden, den draak met hem staken. Vierentwingtig jaaren oud zynde, trouwde hy met eene Joodinne, welke hy verstootte zonder haar bekend te hebben, en nam eene andere, met welke hy ook in onthouding leefde. Men kan niet nagaan, welk het doelwit van deeze herhaalde huwelyken, zonder voltrekking, ware, ten zy om de oogen der zotten door zyne zucht tot kuischheid te verblinden. Hy lei zich toe op de voorzeggingen, die hem den geest verder bedorven door de toepassing, welke hy zich daarvan deedt. Hy beeldde zich in, dat hy zich boven de wolken moest verheffen, gelyk Esaïas het voorzegd hadtGa naar voetnoot(*); en, 't zy dat zyne inbeelding ten eenemaal ontsteld ware, of dat hy gezags genoeg dacht te hebben, om zyne leerlingen om den tuin te leiden, vraagde hy hun eens of zy hem niet in de lucht opgeheven gezien hadden, en misprees de verblindinge der geenen, die het niet gezien hadden. Evenwel waren 'er verstandige lieden, die bespeurden, waar een man, die zich zoo stout beroemde wonderwerken te doen, en den naam van Jehovah uit te spreeken, heen | |
[pagina 414]
| |
wilde. Men ontboodt hem voor de hoofden der Synagoge te Smirna, waar hy toen was, en wierdt ter dood veroordeeld; maar niemand het vonnis ter uitvoer willende brengen, stelde men zich te vreden met hem uit te bannen. Hy ging nu over naar Thessalonica, eene Stad vol Jooden, welke hem een bekwaam Tooneel scheen, om zyn persoonaadje te speelen; maar men jaagde hem van daar, zoo wel als uit Athene, en uit verscheiden andere plaatsen van Griekenland, 't welk hem noodzaakte om naar Alexandrie te wyken, waar hy meerder roem verworf. Hy was voor de derdemaal in den echt getreeden met een oneerlyk vrouwspersoon, dewelke door haare Joodsche Ouders in Poolen, onder 't opzicht van een Christen-heer van aanzien, was gelaaten. Hy gaf voor, dat de geest des Vaders, van zyn lichaam ontbonden, uit Azie tot in Poolen was overgegaan, om deszelfs dochter weder op te eischen, en haar gantsch naakt in zyn huis over te voeren. Tzevi trouwde met haar, na dat ze Duitschland en Italie doorgeloopen hadt, en hy hadt gezags genoeg, om haar te doen aanzien als de Koninginne van het Ryk, dat hy veroveren moest. De broeder deezer vrouwe, die een Koopman in Tabak te Frankfort was, verliet zyn winkel, en ging zynen schoonbroeder opzoeken, in hoop van deel te hebben aan de waardigheden van de Kroon; doch hy kwam wederom, na dat hy zich, gelyk de anderen, bedroogen hadt gevonden. Tzevi, die de waereld doorliep, vondt te Gaza eenen Jood van grooten naam, Nathan Levi of Benjamin geheeten, aan den welken hy zyn voorneemen mededeelde. De tyd was des te gunstiger, om dat de Cabbalisten uit een plaats van Daniël beweerden, dat de Messias moest komen in den jaare 1675. Levi vondt dit voorneemen goed, en gaf zich uit voor den Profeet Elia, die den Messias moest voorgaan. Hy verzamelde de Jooden te Jerusalem, schafte de vasten, die men daar in de maand Juny vierde, af, om dat de droefheid op het feest van den Messias niet betaamde. Hy wees op Tzevi, als op den geenen dien men verwachtte. Een gedeelte van de Natie wierdt misleid. Men liet zich streelen met de hoop van Jerusalem verlost te zien door eenen Man, die de maand November bepaalde, als den bestemden tyd van de nederlage en den ondergang des Grooten-Heers. De verstandigen, die zich de oogen niet verblinden lieten, bemerkten dat deeze opstand oorzaak zyn zoude van hun verderf; zy stelden zich derhalve | |
[pagina 415]
| |
tegen den nieuwen Messias, en deeden hem in den ban. Hy was dus genoodzaakt, om Jerusalem te verlaaten, en wederom na Smyrna te gaan, en van daar naar Constantinopolen, waar hy navolgers hoopte te krygen; maar vyf en twintig Rabbynen waren hem voorgekomen, door brieven aan die van Smyrna, die te kennen gaven, dat hy een godloos mensch ware, en dat de geen, die hem zoude ombrengen, gode een zoo aangenaam werk zoude doen, als of hy veele zielen hadt gewonnen. Hy verliet Constantinopolen, om naar Smyrna te rug te keeren, alwaar zyne tegenwoordigheid noodig was; want hy wist, dat vier Gezanten, door Levi gezonden, daar by hem moesten komen, en hem voor den Messias erkennen. Dit gezantschap bedroog het volk, en zelfs een gedeelte der Leeraaren, om dat Levi, die het zelve zondt, onder hen een uitmuntend man was. De gantsche menigte, om den tuin geleid door zyne gemaakte nedrigheid, door zyne zorgvuldigheid van zich allen morgen te wasschen, door het eerste naar de Synagoge te gaan, en vooral door zyne hartroerende predikatiën, erkende hem voor zynen Koning; een ieder bragt hem geschenken, op dat hy zyne waardigheid mogtstaande houden. Ondertusschen vergat Levi zichzelven niet, hy maakte allen den geenen, die hem gehoor wilden leenen, diets, dat Tzevi het hoofd der Natie ware; dat het Ottomansche Ryk, onder zyn geleide, te niet zou gaan; dat men slechts negen maanden wachten moest, geduurende dewelke hy verborgen zyn, en den volke groote kwellingen veroorzaaken moest; maar dat hy daarna met luister zou verschynen, op eenen leeuw gezeten, 't volk in zyn vaderland weêr brengende; en dat een prachtige tempel, waar men de gewoone offeranden in zou doen, als dan van den Hemel zoude nederdaalen. De Smyrnasche Leeraaren kwamen by een, om andermaal raad te pleegen over eene zaak, die van dag tot dag van meer belang wierdt. Het wyste gedeelte vondt de kentekens van den Messias niet in Tzevi, noch die van Elias in den persoon van zynen voorlooper; men verwees hem derhalve ter dood: maar dit gedeelte was het talrykste niet, men moest voor de menigte bukken. Tzevi liet het Volk in de Synagoge vergaderen, hy vierde een nieuw feest, sprak verscheiden maal den naam van Jehovah uit, veranderde eenige woorden in de Liturgie. Men erkende zyn gezag, en zelfs meende men iets god- | |
[pagina 416]
| |
lyks in zyn persoon te zien. Een derde doodvonnis, door de Rabbynen uitgesprooken, ontstelde hem niet, want hy wist dat niemand het ter uitvoer zoude durven brengen. Zyn vrienden hadden den Calif van Smyrna gewonnen. Hy ging denzelven in zyn Paleis vinden, en verworf deszelfs bescherming. Het volk verkondigde dat het vuur ten monde van Tzevi uitkwam, als hy tot den Cadi sprak; dat een Vuurkolom dien Turkschen Landvoogd verschrikt hadt, het welk hem verplicht had, om denzelven, in plaats van hem ter dood te brengen, wederom te zenden. Men haalde hem zegepraalende te rug, zingende deeze woorden eenes Psalms: de rechtehand des Heeren is verhoogd. Daar ontbrak nu niets meer aan deezen nieuwen Koning, dan een Troon; dus liet hy 'er zich een oprichten, mitsgaders eenen anderen voor de Koninginne, zyne Gemaalinne, en sprak zyne Onderdaanen van denzelven aan. Hy stelde een nieuw Geloofsformulier op, 't welk een iegelyk verplicht was aan te neemen, als komende uit de handen van den Messias. Een vermaarde Jood, Kam genaamd, zich tegen zyn Ryk blyvende aankanten, liet hy hem by de Synagoge opeischen, om hem te straffen; op de weigering ging hy daar zelve heen, aan 't hoofd van eene bende van vyfhonderd man, en Kam ontkwam den dood niet, dan door eene spoedige vlucht. Zyne eigen Dochters stonden tegens hem op, en bragten het geloof van hunnen Vader aan het waggelen. Veele anderen, die ongeloovig waren geweest, weeken voor den vloed, of geloofden ter goeder trouwe, dat hy zich vergist hadde. Men duidde op deezen Bedrieger arglistig de Godspraaken van het Oude Testament, en men deedt 'er de vervulling van in zyn persoon zien. Toen hy zich tot zulk een hoogen trap van gezag verheven zag, deedt hy den naam des Ottomanschen Keizers uit de gebeden doen, om daar den zynen in te stellen, en al eer hy zich tot de verovering zyns Ryks bereidde, deelde hy daar de ampten en bedieningen van uit aan zyne gunstelingen. Hy noemde zich den Koning der Koningen van Israël, en zynen Broeder, Joseph Tzevi, den Koning der Koningen van Juda. Vervolgens vertrok hy in een klein vaartuig naar Constantinopolen, terwyl de meeste Jooden de reis te lande deeden. De overtocht duurde negenendertig dagen, geduurende dewelken de Groote-Heer van zyne komst gewaarschouwd wierd, en | |
[pagina 417]
| |
aan den Vizier Azem last gaf, om hem gevangen te neemen, en een goed getal stokslagen te geeven, 't welk nagekomen wierdt. Doch dit toeval verschrikte de Jooden niet, gedenkende aan de voorzegging van Levi, dat de Messias negen maanden moest verborgen zyn, geduurende dewelken de Natie veel zou lyden. Zy waanden dat dit de vervulling van de Godspraak ware, en dit onheil versterkte hen in hun vooroordeel, in plaats dat het hen uit de dooling zoude brengen. De misdaadige antwoordde in zyne verhooring, dat hy den eernaam van Koning niet dan tegen zyn zin hadt aangenomen, en om zich te dekken, tegens het geweld der Jooden, die hem daartoe gedwongen hadden. Dit antwoord verplichtte den Vizier Azem, die zich ter belegering van Candia op reis stondt te begeeven, hem met zagtheid te behandelen, en hem in de Dardanellen op te sluiten. Dit was een nieuw wonderwerk; want de Jooden hielden staande, dat de Groote-Heer de magt niet gehad hadt, om hunnen Koning ter dood te brengen, nademaal hy zulks niet gedaan hadt. Men kwam van alle kanten naar de Dardanellen toeloopen; men won den Gouverneur door menigvuldige geschenken; men deedt 'er nog grootere aan den Messias, die, opgeblaazen, door de eerbewyzen, die men hem tot in zynen Kerker deedt, aan de geheele Natie geboodt, zyn geboortefeest te vieren; hy zondt overal gezanten, om te verkondigen dat hy de Messias ware, om de wonderwerken, welken hy zich beroemde gedaan te hebben, en nog te doen, openbaar te maaken. Eindelyk hy verleende volle aflaaten aan hun, die hunne Godsdienstigheid aan 't graf van zyne Moeder zouden laaten pleegen. Ondertusschen hadt hy ook zyne vyanden. Nehemias Cohen, een Poolsche Jood, ging hem, tot in zyne gevangenis toe, staande houden de valschheid zyner beweeringen, en wierdt een Musulman, om hem des te zekerder in 't verderf te storten, door den Caimacan dit geheel bedryf open te leggen. De Mufti wierdt toornig, om dat men genade bewees aan een man, die den Mahomedaanschen Godsdienst, door zich voor den Messias uit te geeven, onteerde. De Groote-Heer, aangezocht door zyne voornaamste Amptenaaren, liet den Bedrieger te Adrianopel komen, en beval, dat men hem met een pyl en degen zou doorsteeken, om te zien of hy onkwetsbaar ware. Dit bevel verschrikte Tzevi, die, op aanmaaning van den Geneesheer des Keizers, die hem daar het voorbeeld | |
[pagina 418]
| |
van gegeeven had, liever een Muzulman wilde worden, waarin hem zyne vrouw volgde. Evenwel, gelyk het volk nooit ongelyk wil hebben, was men nog niet geheel uit de dooling geraakt. De Caballisten beweerden, dat de Messias eenigen tyd by de Turken moest blyven, gelyk Hester by Assuerus gebleeven was.’ |