Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1784
(1784)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe Aris & Lapidibus Votivis. - De Monumentis Sepuleralibus Praesidiariorum Militum Romanorum Legionis X Geminae ad Neomagum conditorum. - De Mercurii Harpoeratis aliisque Romanorum Sigillis ad Neomagum erutis, & Inscriptionibus antiquis Gisberti Cuperi aliorumque Epistolae ex autographis editae. - Accedit Antiquitatum Romanarum & Bataviearum Neomagi & in agro Neomagensium suburbano erutarum Indiculus. Neomagi e prelo Ahasueri van Goor, 1784. In octavo m.f.De hier opgenoemde Stukjes, vier in getal, zyn eene agtervolging van de verzameling eeniger tot nog onuitgegeeven Brieven van geleerde Oudheidkundigen, over deeze en geene merkwaardige Stukken der Oudheid, om en aan de Stad Nymegen uit den grond gedolven. Wy hebben van het oogmerk deezer verzamelinge en derzelver aanvanglyke uitvoeringe reeds berigt gegeeven, weshalven wy den Leezer daartoe verwyzenGa naar voetnoot(*). Alleenlyk hebben we, by deeze gelegenheid, nog te melden, dat de drie hier eerst genoemde Stukjes weder verscheiden leerzaame Brieven behelzen, die inzonderheid gaan over oude gedenkstukken der Romeinen, met betrekking tot gewyde Altaaren en Gedagtenis-Steenen, tot Begraafplaatzen, | |
[pagina 394]
| |
tot Zegelbeelden en ontdekte Opschriften; by de ontvouwing van welken ook nu en dan andere oudheidkundige opmerkingen komen, waartoe het verhandelde onderwerp aanleiding geest; welk alles de geleerde Uitgeever deezer Brieven met welgewikte aanmerkingen vergezeld doet gaan, die ter ophelderinge strekken. Het laatstgemelde hier by gevoegde Stukje, de Indicuius, behelst, in de eerste plaatze, eene lyst van zeldzaame oude Romeinsche Penningen, en vervolgens eene opgave van de merkwaardige Oude Gedenkstukken van verschillende soorten, die de opmerkzaame navorsching om en aan Nymegen ontdekt heest. - Liefhebbers der Oudheidkunde zullen zekerlyk niet afzyn van den Uitgeever deezer Brieven zyn aangewende moeite, in derzelver openbaare mededeeling, dankbaar te erkennen; nadien ze 'er een weezenlyk nuttig gebruik van kunnen maaken. |
|