Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1784
(1784)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijReize door Frankryk en Spanje, van den Heere Ph. Thicknesse, Esq. Uit het Engelsch vertaald. Tweede Deel. Te Amsterdam, by J. Yntema, 1784. In gr. octavo, 174 bladz.Met het einde van het eerste Deel, lieren wy den Heer Thicknesse op zyn vertrek uit Barcelona na MontserratGa naar voetnoot(*), en we vinden hem des by den aanvang van dit tweede Deel, op den weg derwaards. Van dit beroemde gebergte trekt hy, na het hier op gelegen Klooster, benevens de wooningen der Kluizenaaren bezigtigd te hebben, weder over Perpignan, naar Montpellier en Nismes, in het Languedocsche. Van hier begeeft hy zig, hebbende tusschen beiden een uitstap naar Toulouse gedaan, in Provence; alwaar hy Arles, Aix en Marseille, met de daaromtrent liggende plaatzen, in opmerking neemt; gaande voorts van Marseille over Aix, door Lambresque, Orgon en Seacage naar Avignon. Met zyn verblyf aldaar wordt dit tweede Deel beslooten; zynde het overige zyner Reize, in het derde of laatste Deel, reeds uitgegeeven. - De schryfwyze van den Heer Thicknesse is, gelyk we voorheen reeds aangemerkt hebben, alleszins leerzaam en vermaaklyk, te meer daar hy zyne reisberigten gemeenlyk doorvlegt, met welgegronde en aangenaame bedenkingen, over deeze en geene onderwerpen, waartoe hem de bezigtigde voorwerpen aanleiding geeven. Zulks ontdekt men steeds in 't geheele beloop deezer Reisbeschryvinge, en bovenal in zyne melding van Montserrat. Onze Reiziger heeft deezen Berg, met het daarop gebouwde Klooster, en een aantal van Kluize- | |
[pagina 335]
| |
naarswooningen, die hy met veel moeite en gevaars beklommen heeft, naauwkeuriger beschreeven, dan het ons tot nog in andere berigten voorgekomen zy: 't welk te meer opmerkenswaardig is, om dat deeze Godsdienstige verblyfplaats voor een der beroemdste zogenaamde Heiligdommen, naast dat van Loretto in Italie, gehouden wordt. De verscheidenheid der voorwerpen maakte den werkzaamen peinzenden geest van den Heer Thicknesse op veelerleie wyzen gaande, en bragt hem tot verschillende soorten van bespiegelingen. Inzonderheid trof hem eene Kluizenaarswooning, die van de H. Catharina geheeten; welke hem aanleiding gaf, om het volgende op het papier te stellen. ‘Zy is gelegen in eene diepe en eenzaame valeie; doch heeft evenwel een zeer uitgestrekt en zeer vermaakelyk uitzicht omtrent den middag, na het Oosten. De gebouwen, tuin, enz. zyn bepaald binnen naauwe grenzen, zynde aangelegd in eenen schilderachtigen en veiligen inhoek, onder den voet van eenen der hooge bergtoppen. Hoewel de wooning van deezen Kluizenaar de afgelegenste en eenzaamste verblyfplaats van alle is, en ver afgezonderd van het gewoel der menschen, schynt echter de beleefde, spraakzaame, en leevendige bewooner het verlies der menschelyke verkeeringe niet te gevoelen, schoon, zekerlyk, niemand een grooter sieraad voor de menschlyke natuure kan weezen. Indien hy niet veel gewoon is de stem der menschen te hooren, dit wordt hem rykelyk vergoed door de zoetvloeiende toonen der Vogelen. Want dit is hun heiligdom zo wel als het zyne; en geen gedeelte van den berg is zo sterk bewoond door het geslacht van gevederde weezens, als deeze vermaakelyke plek. Misschien hebben zy, inderdaad, schranderheid genoeg, om te weeten, dat geene andere zo volmaakt veilig is. Hier woonen de Nachtegaal, de Meerle, het Sysje en eene oneindige verscheidenheid van kleine zangsters, meer vreemdelingen voor myne oogen, dan bevreesd voor myne handen, in volmaakte veiligheid, en leeven in de allervriendlykste gemeenzaamheid met haaren heiligen beschermer, en gehoorzaamen aan zyn opontbod: want, zeide de Kluizenaar,
Haast herwaards, lief geslacht, gepluimde zangers chooren!
Uw kunsteloos Muziek treff' de opgetogen ooren!
Koom, ted're, trouwe duif! uw' klaagstem streel' den zin,
Zit op myn' hand, en kor om 't voorwerp uwer min.
Wanneer oogenbliklyk de geheele zingende hoop hunne takjes verliet, en den persoon van hunnen dagelykschen weldoener omringden, sommigen op zyn hoofd gingen zitten, anderen zich in zynen baard verwarden, en, in den eigenlyken zin des woords, zyn brood zelfs uit zynen mond namen: maar | |
[pagina 336]
| |
het wordt hun vryelyk gegeven. Ook is hun vertrouwen zo groot (want de heilige Vader is hun borge) dat de vreemdeling zelfs deelt in hunne gemeenzaamheid en liefkoozingen. Het wordt deezen Kluizenaaren niet toegelaten, binnen hunne muuren, of hond, of kat, of vogel, of eenig leevend Dier te houden, uit vreeze, dat hunne aandacht van hemelsche aandoeningen tot aardsche voorwerpen zoude afgetrokken worden. Het doet my leed, dat ik deezen goeden man moet beschuldigen. Hy kan niet gezegd worden de wet te overtreeden, maar hy ontduikt ze zekerlyk. Want, schoon zyne gevederde zangers niet binnen zyne muuren leeven; zy komen altoos aan zyn hof hunne opwachting maaken, en geen Prins of Prinses, op aarde, kan roemen op hoofden, die in zo keurigen smaak gepluimd zyn, als men zien kan aan het hof van de H. catharina: of op Onderdaanen, die hunne schattingen met de helft der vrolykheid betaalen, met welke zy gegeven worden aan, en ontvangen door, den Alleenheerscher van dit afgelegen dal.
Rys op vleugelen van vier,
Rys, myn ziel, by 't lieflyk zingen;
Hoor! natuur stelt zelv' de lier,
Stemt den toon van alle dingen.
Indien zyne maaltyden sober zyn, zyn nagerecht word opgedischt met eenen zang, en hy wordt door den nachtegaal in slaap gezust. En, wanneer wy overweegen, dat hy slechts weinige dagen in het jaar heeft, die behoeven te wyken voor sommigen van onze besten in Bloeimaand en Zomermaand, kunt gy ligtlyk begrypen, dat een man, die eene zo zuivere lucht inademt, die een zo ligt voedsel nuttigt, wiens bloed, door gemaatigde lichaamsoeffeninge, vryelyk rondloopt, en wiens geest nimmer gekrenkt word door waereldsche zaaken; wiens korte slaapen zoet en verkwikkende zyn, en die leeft in het vertrouwen, dat hy in den dood eene meer hemelsche verblyfplaats zal vinden, een leeven leidt, dat benydens en niet beklaagenswaardig is. - Wend uwe oogen slechts eene minuut van den staat deezes mans, tot dien van eenigen Alleenheerscher of Staatsdienaar op aarde, en zeg, aan welken kant de schaal overslaat! - Terwyl sommige Vorsten misschien bezig zyn met hunne handen te verwen in het bloed hunner Onderdaanen, offert deeze man Gode zyne gebeden ter behoudenisse van het geheele menschlyke geslacht. - Terwyl sommige Staatsdienaars Vlooten en Legers uitzenden, om hunne eigen byzondere wraakzucht te koelen op een braaf en nog onbedorven Volk, is deeze eenzaam leevende man bezig, met, van zyn eigen sober toegewezen deel, de vogels des hemels te voeden. - Verbeeld hem u, in zyn laat- | |
[pagina 337]
| |
ste uur, op zyn stroobed, en zie met welke bedaardheid en gelatenheid hy hetzelve te gemoet zie! - Zie in het aangezicht van eenen stervenden Koning, of van eenen plonderzieken en bloeddorstigen Staatsdienaar, op zyn doodbedde, welken schrik moet het gezicht van hunne fluweelen bedden, opgesierd met karmosyne pluimaadje, in hunne ontstelde verbeeldinge veroorzaaken! - In dat ontzachlyk uur zal het hun herinneren het onschuldige bloed dat zy gestort hebben. - Ja, misschien, zullen zy denken, dat hunne bedden geverfd zyn met het bloed der geenen, welken het vel des hoofds afgerukt werd, en die vermoord werden om hunne verwaandheid en dartele staatszucht te onderschraagen! Kortom, waarde Heer, terwyl Koningen en Staatsdienaars verscheurd worden door den dorst tot ongeoorlofde magt, en nutteloozen rykdom, in welker genot zy door duizend angstige zorgen verhinderd worden, kan deeze arme kluizenaar slechts ééne bekommering hebben, te weeten, dat hy overgezonden worde (gelyk de Prior van het Klooster recht heeft om te doen) na eenige andere cel: want dat wordt somtyds gedaan, en wel om zeer goede redenen. De Jongste en sterkst gestelde lichaamen worden doorgaans geplaatst in de hoogste kluizen, of in die, tot welke de toegang de ongemaklykste is: want de lucht is op de hoogste gedeelten van den berg zo fyn, dat zy, naar men zegt, dikwyls de ademhaaling moeilyk maakt. Niets kan derhalven redelyker zyn, dan dat deeze goede oude mannen, naar maate zy ouder, en minder bekwaam, worden tot het verdraagen der vermoeienissen en ongemakken, aan welke de hoogste verblyfplaatzen hen onvermydelyk blootstellen, overgebracht worden tot gevoegelyker wooningen, en dat de jongste en kloekste mannen in hunne plaats opvolgen. Daar de kluizenaars nooit vleesch eeten, konde ik niet nalaaten by deezen goeden man aan te merken, hoe gelukkig deeze omstandigheid was voor de veiligheid van zyne kleine gevederde vrienden, gelyk ook, dat 'er geene Jongens waren om derzelven Jongen te stooren, noch Vogelaars of Jaagers om de ouden te dooden. - God verhoede, zeide hy, dat een hunner zoude vallen, dan door de handen des geenen, die het leeven gaf! - Geef my uwe hand, zeide ik, en zegen my! - Ik geloove dat hy dit deed, maar het verkortte myn bezoek. Indien 'er een gelukkig man op deeze aarde is, hebbe ik dien ongemeenen man gezien, en hier woont hy! zyne gelaatstrekken, zyne manieren, zyn geheel uitzicht en alle zyne daaden verkondigen het - evenwel had hy geenen enkelen moravedi in zynen zak. - Geld is voor hem zo nutloos als voor zyne Meerlen. My dunkt, dat ik in zyne borst de volgende schoone gevoelens zag: | |
[pagina 338]
| |
De Meerle fluit, met kunst noch zorg belast,
Hier in deez' stille en naauwbeperkte dreeven:
'k Zie 't Winterkoninkjen, myn liefsten gast,
Digt by myn bed, het mossig nestjen weeven:
Terwyl 't gewoel en schooner streek ontvlucht,
Alleen om hier met d'onschuld zich te hoeden:
't Zoekt veiligheid en rust in vrye lucht:
In 't boschverblyf baart niets een eng vermoeden.
Wie wenscht dan niet tot zyn gezegend lot,
(Daar vreugd op vreugd myn zuiver heil volmaaken,)
De stille kluis en nederige grot?
Wie zou dan niet de schuldige eerzucht wraaken,
Wie voor deez' staf, gewaad, en bly gestel,
Niet graag en staat, en praal en pracht verliezen,
Des Kluiz'naars hut, en onbesprooken cel,
Voor 't woeltooneel der waereld niet verkiezen?
Binnen den afstand van eenen snaphaanschoot van dit overblyfsel van Eden zyn de resten van een oud kluizenaars verblyf, genoemd st. petro. Terwyl ik daar was, volgde myn kluizenaar my: maar ik was ook op de eenzaamheid gesteld. Ik had juist een schoon vogelroer gekoft te Barcelona, en toen hy kwam, was ik bezig met my te bedienen van de geheiligde plek, om myne gelofte te doen, dat ik het nooit zou gebruiken. Inderdaad, waarde Heer, 'er zyn sommige soorten van vermaak zo wel als sommige smarten, die te sterk zyn voor het lichaam om ze te draagen. Ik wenschte wel, door de pen van eenen meesterlyken Wysgeer, eene bondige redekaveling te zien opgesteld over de duurzaamheid en overmaat des vermaaks, en die der smarte, welke des menschen leven vervult. Ik zou denken, dat wy, wanneer wy de vermaaken en de smarten, die in het algemeen den mensch ten deel vallen, met elkander vergeleeken, zouden vinden, dat wy veel beter geschikt zyn om aanhoudende smart, dan om eene lange achtereenvolgende reeks van vermaaken, te verduuren. Waar is de man, die het vermaak geduurende vierentwintig uuren achter een (met hoe groote kunst 'er ook verscheidenheid in gebragt wierd,) zou kunnen verdraagen, zonder vermoeienis, zonder weerzin, zonder last, en zonder te wenschen om rust te zoeken in eene sluimering? maar achtereenvolgende pynen kunnen doorgestaan worden geduurende een langen tyd, zonder eenigen den geringsten trap van ruste: hoe dikwyls stelt de schrandere wreedheid van dwingelanden de menschen op de barbaarsche proef van deeze droevige waarheid? Men moet daarom besluiten, dat de natuur der smarte veel duurzaamer is dan die des vermaaks: en het is niet bezwaarlyk de maat der smarte | |
[pagina 339]
| |
met die des vermaaks in het menschlyk lichaam te vergelyken. Laat uw lichaam, by voorbeeld, aangevallen worden door geweldige pyn, of uw geest door de diepste kwellingen; welke vermaaken kunnen u dan aangeboden worden, die in slaat zyn van de eene of de andere af te wenden? Die voorwerpen, welke zy met de grootste greetigheid en brandende begeerte najaagden, en die onze zinnen meest innamen, verliezen dan alle hunne bekoorlykheden; zy worden niet alleen smaakloos, maar haatelyk. Aan den anderen kant, welke vermaaken, hoe lieflyk, zyn krachtig genoeg om den slag van zwaare kwellingen te kunnen wederstaan? Geen vermaak kan my van lichaamlyke smarte verlossen; maar 'er zyn zorgen genoeg, die in staat zyn my te berooven van lichaamlyke vermaaken. Waar is het vermaak, dat vermogende is my van tandpyn te geneezen? Geef iemand eer, rykdom, en alles wat weelde, of het vernuft van anderen, kan uitvinden, en ik wil aanneemen kwellingen en rampzaligheid voor hem te vinden, die genoeg zullen zyn, om elk denkbeeld van vermaak van dezelve te doen verdwynen. Om kort te gaan, myn waarde Heer, 'er is geen vermaak in staat ons te beveiligen voor elende, en elk mensch brengt het grootste gedeelte van zyn leeven door als eene prooi der kwyninge, der rampzaligheid, en der wanhoope. Zodanig is het onvermogen des vermaaks, zo groot de magt der smarte. Indien deeze schildery eenige gelykenis heeft naar het gemeene lot der menschlykheid, zeg my dan, of ik niet de plek gevonden hebbe, alwaar ik, indien ergens een waarlyk gelukkig mensch leeft, mag zeggen, ecce homoGa naar voetnoot(*). Deeze luiden zyn inderdaad weezens in het Paradys; gezachlust, trotsheid, nyd, toorn en staatzucht zyn de hartstochten, die in het algemeen den sterflyken mensch beroeren; maar die hartstochten zyn onbekend op deeze geheiligde plek. Liefde, weldaadigheid, goedwilligheid en menschlievendheid, worden alleen hier uitgedeeld met ruime handen, aan alle die gebrek lyden, of 'er om vraagen. Hoe zeer is dan het leeven deezer kluizenaaren verheven boven dat van eenig Koning in het Christenryk? Ten ware wy Koningen konden vinden, die alle hunne magt aanwendden, om hunne Onderdaanen vry en gelukkig te maaken, door eene naauwkeurige onderhoudinge der wetten, en door eene vaderlyke zorge voor hun volk. Er is, naar myne gedachten, niets zo vernederende voor de menschlyke natuure, als dat men alle gedeelten der bekende waereld rond zie, en gewaar worde, dat zo veele millioenen volks geregeerd worden door een half sneesGa naar voetnoot(†) | |
[pagina 340]
| |
dwingelanden! Welk een zegen is het geboren te zyn in dit gelukkig Eiland, alwaar de Koning en deszelfs Staatsdienaars zo geëerbiedigd worden, om hunne menschlievendheid, rechtvaardigheid, braafheid en oprechtheid! Alwaar mannen, uit alle Volken, die weezenlyke verdienste hebben, verzorgd worden, zelfs by voorkeuze boven de inboorelingen, alwaar geene verdeelingen in den Raad ontstaan, die de bestuurders kunnen dwarsboomen in hun groot oogmerk, om de schattingen te huis te verligten, door ze te leggen op de schouders van buitenlandsche Regenaaten. In het kort, alwaar vrede, eensgezindheid, liefde en vriendschap heerschen meer dan op eenige andere plaats der bekende waereld. Het deed my leed, dat myn waard geen Engelsch, en ik geen Spaansch genoeg verstond om hem den zin op te geeven der regelen, die geschreven zyn in de Alcove van den armen shenstone, te Leasowes,
Gy die u baadt in hoofschen zegen,
Aan rykdom 's duizelkring de zoete rust verruilt;
Denkt niet verkeerd, niet ongenegen
Van hem, die vergenoegd en stil zich hier verschuilt.
Ik hebbe de overige regels vergeeten; maar dus eindigen zy:
Want feilen zyn in 't woelig leeven,
Daar 't vreedzaam landverblyf volkomen vry van is.’
|
|