uitbreide. - Het gantsche beloop van dit Geschrift nagaande, kan men 'er, onzes agtens, uit afneemen, dat de Physiognomie, zo dra zy verder gaat, dan de ontdekking der in 't hart werkzaame driften, aan zeer veele onzekerheden onderhevig is; en dat het geen doorzelve tot een merkelyken trap van waarschynlykheid, in de verdere navorsching, gebragt kan worden, zo veel opmerkzaamheid en ondervinding eischt, dat 'er gewis maar weinig Menschen gevonden worden, die de noodige bekwaamheid en gelegenheid hebben, om 'er groote vorderingen in te maaken. - Zulks heeft de Heer Lavater zelf ondervonden; 't welk hem, daar hy, met het afloopen van dit Geschrift, van 't gebruik van zyn Werk spreekt, zig onder anderen dus uitlaat.
‘Leezer! Lees en proef. Verwerp en neem dan met een Vryen ongebonden zin, gelyk ik het ontving en gaf. Miste ik myn doelwit, vergeef en denk aan mynen staat. Genoeg, wanneer gy, zo niet altyd, nogthans zeer dikwyls geleerd hebt, Gods handschrift ten minste op sommigen der beste menschen aangezichten te leezen, en dikwyls, somtyds op eene aanschouwende wyze, erkent, plus esse in uno saepe quam in turba boni.
Gy hebt my niet geleezen, wanneer gy u door myn werk gewettigd en gerechtigd houdt, om terstond over ieder aangezigt, welk u voorkomt, kwaad te spreeken.
Tegenwoordig aan het einde eener moeilyke loopbaan - heb ik by de daaglyks klimmende overtuiging van de waarheid der Gelaatkunde ten minste even zo veel behoedzaamheid in het oordeelen gewonnen.
Thans moet ik herhaalen, 't geen ik by den aanvang zeide: - “My ontmoeten nog daaglyks honderd aangezigten, van welken ik niets te zeggen weet, dan ten hoogste wat zy niet zyn, en niet zyn kunnen; maar niet wat zy zyn.” -
Mogt deeze bekentenis het misbruik deezer Fragmenten kunnen verhoeden!’
't Is deeze les van voorzigtigheid, die de Hoogleeraar Hennert, onder het voorstaan der Gelaatkunde, als eene daadlyk bestaande en nutte Weetenschap, inboezemt. En de bovengenoemde Verhandeling der Gelaatknnde, die 'er een gansch ongunstig denkbeeld van geeft, kan ook, schoon ze het stuk wat ver trekke, met nut geleezen worden, als dienende tot eene veelzins gegronde waarschouwing tegen het misbruik, dat ligtlyk van dezelve gemaakt kan worden.