naauwkeurig gevolgd. Men vondt 'er nog wel nu en dan, die, de leerwyze van Euclides te moeilyk oordeelende, 't 'er op toeleiden, om den Leerlingen een gemaklyker weg te baanen; dan de ondervinding heeft getoond, dat Euclides ten volle gelyk had, toen hy op de vraag van den Egyptischen Vorst, Ptolomeus Lagus, of 'er geen andere min ongemaklyke weg, dan de gewoone, ware, om de Wiskunde te leeren? antwoordde, 'er is geen Koninglyke weg tot de wiskunde. - Uit dien hoofde heeft men zig dan ook gemeenlyk aan de Grondbeginzelen van Euclides gehouden, om den eerstbeginnenden de vereischte grondkundigheden dier edele Weetenschap, naar dat geleide, in te boezemen; waaromtrent men veelal, schoon deeze Grondbeginzels in dertien Boeken voorgelegd zyn, zig inzonderheid bepaalt, tot de zes eerste, benevens het elfde en twaalfde Boek; als houdende men deeze acht Boeken voor den aanvanger dier oefeninge het alleruiterst noodzaaklyk. 't Is van daar dat deeze acht Boeken reeds herhaalde keeren uitgegeeven, en door verscheiden Wiskundigen, ieder op hunne manier, verklaard zyn geworden, om den beoefenaaren de behulpzaame hand te bieden.
Zulks heeft de wiskundige de Puyt, met deeze uitgave dier Grondbeginzelen, nogmaals vernieuwd, waaromtrent hy, gelyk hy zig in zyne Voorreden uitdrukt, het volgende in agt genomen heeft. ‘Ik hebbe getragt zoo klaar en duidelyk, my mogelyk was, te zyn, en in dezelve vermyd al dat geene dat eenige aanstoot heeft gegeeven, en waarvan verscheide uitgaaven in uitheemsche taalen reeds gezuiverd zyn geweest: ik hebbe de bewyzen meer redeneerenderwyze gedaan dan andere, het geen den eerstbeginnenden vooral smaakelyker zal gevallen. - Ik hebbe alle de Corollaria en Scholia, die by andere Autheuren gevonden worden, en van eenige nuttigheid kunnen zyn, overgenomen, en eenige andere nieuwe ter neer gesteld. Van 's gelyke hebbe ik agter dit werk van Euclides gevoegd, en het zelve verrykt met veele noten of aanmerkingen, zoo wel op de definitien als propositien: en alzoo ik van oordeel ben, dat om de voorstellen wel te bevatten, het overal noodzaakelyk is, dat men de definitien, welke Euclides vooraf geeft, wel begrypt en verstaat, zoo hebbe ik my bevlytigd, dezelve zoo klaar moogelyk te verklaaren en uit te leggen; en dat geene, het welk by de definitien zelvs niet wel kon gezegd worden, bewaard tot in de aan-