Nederland van dwinglandij verlost, door den Oorlog van 1781 en 1782; en de poogingen van derzelver buiten- en binnenlandsche Vijanden verijdeld. - Eene Bededags Leerreden over Gen. L. 20. In Holland, 1784. In gr. octavo, 34 bladz.
Na ene beknopte ontvouwing van Josephs tael, Gen. L. 20, met betrekking tot zyne omstandigheden, verdeelt de Opsteller dezer Leerreden, naer den drieledigen inhoud zyner beöogde Tekstwoorden, zyne Redenvoering in drie deelen.
‘I. De buiten- en binnenlandsche vijanden van ons Vaderland hebben, sedert lang, langs allerhande wegen, getracht het te benadeelen, en deszelfs welvaart te ondermijnen. Zij hebben een kwaad tegen ons gedacht.
II. De middelen, die men gebezigd heeft, ter bereikinge van zoo verderflyke oogmerken, zijn, langs de zonderlingste wegen, en door het bestier der goede Voorzienigheid, geheel anders uitgevallen, en ten besten van den Lande gekeerd. God heeft het ten goede gedacht.
III. Door de aanwending van zoodanige middelen, en door het zien gebeuren van de ongehoordste zaaken, is de gantsche Natie uit den slaap der verderfnisse ontwaakt. Zij heeft de schending haarer geheiligde Regten, en den ondeugenden toeleg haarer vijanden, gezien. Nu spant zij moedig haare krachten in ter verbeteringe, en het gevolg is, dat 'er reeds veel verbeterd is. Zoo heeft God